Met zijn bedwelmende, muskusachtige, bijna dierlijke geur staat het oud (uitgesproken als oet) er goed voor om de nieuwe patchoeli te worden. Oud voor beginners.

De geur van bomen in ontbinding, die zo’n tien jaar geleden zo goed als onbekend was, is goed op dreef om de nieuwe gimmick van de parfumerie te worden. Nochtans ruikt de onbewerkte essentiële olie van oud – die al sinds mensenheugenis door mannen en vrouwen gebruikt wordt in het Midden-Oosten – op een strookje papier alles behalve naar de propere en fruitige noten die de beautyrekken overspoelen. “De eerste keer dat iemand oud ruikt, is de kans klein dat hij of zij dat aangenaam vindt”, bevestigt Denyse Beaulieu, auteur van het boek The Perfume Lover (1). “De eerste reactie is waarschijnlijk om er zich van af te wenden. Het is het dier in ons dat ons waarschuwt voor wat het niet kent en wat misschien giftig is.”

Wild, wrang, veenachtig, bijna fecaal, het akkoord van oud laat zich nochtans temmen door de grootste neuzen die het zonder aarzelen “de nieuwe patchoeli” noemen. Datgene wat ook bekendstaat als agarhout is op vertrouwelijke wijze tevoorschijn gekomen in het orgel van de parfumeurs en werd aanvankelijk verwerkt in de Europese parfums om de clientèle van de Perzische Golf te verleiden ; een publiek dat bijzonder verzot is op deze grondstof, waarvan men graag zegt dat ze duurder is dan goud om zo de legende levendig te houden.

En niet zonder reden. Het is in Zuidoost-Azië dat de aquilaria groeit, een tropische boom die een ‘verdedigingshars’ produceert wanneer hij door schimmel aangetast wordt. Zonder die reactie ruikt het hout naar niets. Omdat slechts een klein percentage van de bomen natuurlijk geïnfecteerd is en dit voor het blote oog onzichtbaar is, zijn er al hele bossen voor niets verloren gegaan. Vandaag zijn wilde aquilaria’s beschermd – wat stropers niet tegenhoudt – en worden de bomen voor de productie van de essentiële olie in plantages gekweekt. De schimmel is dus toegediend, soms meer dan eens, in de geperforeerde boomstammen die zes maanden nodig hebben om volledig geïnfecteerd te raken. Uiteindelijk levert één boom gemiddeld 32 ml olie op door distillatie met geparfumeerde houtspaanders. Het ‘afval’ van de productie wordt als drooghout verbrand en de rook parfumeert dan het huis en de kleren.

“Het grootste probleem waarmee parfumeurs vandaag geconfronteerd worden, naast de peperdure prijs van de essentiële olie van oud, blijft de onstabiliteit van de productie”, merkt Denyse Beaulieu op. “Het is tegenwoordig heel moeilijk om een constante kwaliteit te kunnen garanderen. En zelfs al gebruikt men er een zeer kleine hoeveelheid van in een parfum, het beperkt de markt van het oud tot de nicheparfumerie en tot de exclusieve collecties van huizen als Dior, Armani, Versace en Lancôme.”

TOM FORD

In 2002 doet Yves Saint Laurent als eerste een nogal geslaagde poging met M7, die oud, mirre en patchoeli combineert met een noot van mandarijn aan de top. Deze geur die bedoeld is om te verrassen, choqueren zelfs – de reclame van toen voerde de kampioen vechtsporten Samuel de Cubber frontaal naakt ten tonele – is het werk van Jacques Cavallier en Alberto Morillas, die gecoacht zijn door een zekere Tom Ford, de toenmalige artistiek directeur van het Parijse merk. Wanneer de Amerikaan vijf jaar later onder zijn eigen naam de collectie Private Blend lanceert, vindt men er meteen een zeer typerend oudparfum in terug – dat aanvankelijk zelfs een beetje muf ruikt – opgebouwd rond een gekruide (peper, kardemom) en houtachtige (sandel, vetiver) patchoeli.

“Ik had er altijd van gedroomd om het oud te herinterpreteren”, motiveert Tom Ford. “In mijn ogen gaat het hier om een van de meest fascinerende ingrediënten van het palet van de parfumeur. Ik wilde uitzoeken hoe oud en andere kostbare grondstoffen uit het Midden-Oosten elkaar beïnvloeden.” Twee andere parfums, de ene met roos en de andere met tabak, zijn er ondertussen bij gekomen en zij bevestigen meteen de flair van deze trendsetter. Anderen doen hem binnen de kortste tijd na en ontwerpen zelf minilijnen met oud in hun collecties.

In 2009 lanceert Kilian Hennessy op zijn beurt Pure Oud, het eerste opus van het Arabian Nights gamma, getest en goedgekeurd door prinses Kasia al-Thani van Qatar en haar hele familie. Het jaar daarop buigt parfumeur-ontwerper van Dior François Demachy zich over de lederachtige geuren dat verbrand oud vrijgeeft. “Het is een verrassende geur, heel dierlijk, die mij zin heeft gegeven om er iets intens, leder- en houtachtigs rond samen te stellen, vol karakter en heel mannelijk”, legt hij uit. Verwijzend naar het parfum Oud Royal en steunpilaar van de collectie Mille et une Nuits van Armani Privé, spreekt hij over “intense houtachtige effecten, nuances van zwarte aarde en van vochtige tonaliteit” die hij sublimeert door ze te omhullen met amber, mirre en wierook. Wanneer Francis Kurkdjian zijn kans waagt in 2012, kiest hij voor een minder oriëntaalse interpretatie en eist hij zelfs een travail à la française op van een uit Laos geïmporteerd oud dat hij dan figuurlijk omgeeft met texturen als kasjmier, zijde en katoen en die heerlijk zacht aanvoelen.

Gecombineerd met roos en amber bij Kenzo ; met zwarte peper, kardemom en saffraan bij Versace ; met framboos, iris en komijn bij Terry de Gunzburg ; met akkoorden van cologne bij Acqua di Parma en Jo Malone : het oud heeft langzamerhand aanleiding gegeven tot een nieuwe familie parfums die in het vak ook wel french-oriental wordt genoemd. “Mettertijd hebben de neuzen in de lijn van de Franse traditie geleerd om deze krachtige noot te beheersen op een meer verfijnde manier om ze toegankelijker te maken voor onze terughoudende westerse geurorganen”, lacht Denise Beaulieu. “Zelfs als dit uiteindelijk maar een heel klein deel van de klanten betreft die op zoek zijn naar iets anders, naar een parfum dat helemaal door je heen gaat. Maar deze parfums zullen ook de historische consumenten van het oud aanspreken.”

SNOBVERSIE VAN PATCHOELI

Al is de oudtrend vandaag nog vrij discreet (minder dan vijf nieuwigheden per jaar die haast verdrinken in de meer dan duizend jaarlijkse lanceringen), hij doet denken aan de voorliefde voor patchoeli in de jaren zeventig. “In die tijd was dat nog exotisch”, herinnert Denise Beaulieu zich. “Terwijl patchoeli nu algemeen toegankelijk is gemaakt. Bijna alle parfums bevatten patchoeli in verschillende kwantiteiten en kwaliteiten. Het oud is een beetje de snobversie van de patchoeli.”

Op voorwaarde dat de aanvoerproblemen opgelost raken. Zoals alles wat zeldzaam en duur is, is oud vaak nog het voorwerp van gesjoemel. De essentiële olie wordt systematisch verdund, dat kan door elke tussenschakel of -handelaar. “Men moet zich geen illusies maken,” waarschuwt Denyse Beaulieu, “tegenwoordig bevatten de meeste zogezegde oudparfums helemaal geen oud ! Slechts weinige parfumeurs kunnen bewijzen dat ze effectief oudolie gebruiken en zeggen waar die vandaan komt. Dat is namelijk het geval voor Bernard Duchaufour en Francis Kurkdjian. Maar meestal heeft men het fijntjes over ‘akkoorden van oud’. Anders gezegd, het gaat dan om een reconstructie van de geur van oud op basis van andere grondstoffen.” Pure illusie dus.

The Perfume Lover : A Personal History of Scent van Denyse Beaulieu bij HarperCollins.

DOOR ISABELLE WILLOT & BEWERKING DELPHINE STEFENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content