Ronny Mosuse : “Met mijn broers Jean-Paul, Robert, Egide en William en met mijn zus Regine heb ik altijd een speciale band gehad. Een ánder soort band dan het doorsneegezin, dat wel. Iets in familieverband doen, bijvoorbeeld reizen, dat hebben wij nooit gekend. Toch voelden we de bloedband altijd heel erg, bijvoorbeeld wanneer ik met mijn betreurde broer Robert samen zong. De harmonieën vielen heel natuurlijk in de plooi. Aan een half woord hebben we genoeg. Wij leven heel hard in elkaars hoofd en hart. Ik heb mijn oudste broer jaren niet meer gezien, maar het is niet dat wij uit elkaar dreigen te groeien. De afstand is er altijd geweest.”

“Ik was vijf toen mijn ouders uit elkaar gingen. De jeugdrechter ontnam mijn vader zijn hoederecht en besloot ons in een gezinsvervangend tehuis te plaatsen. Omdat mijn zusje daar nog te jong voor was, amper twee, werd ik samen met haar aan een pleeggezin toevertrouwd. Pas een viertal jaar later zijn wij weer met de rest herenigd in een instelling. Ik ben intussen peter geworden van SOS Kinderdorpen omdat ik, met mijn ervaring, zie dat dit een positieve vorm van opvang is. Voor de kinderen daar is het heel duidelijk : ze blijven op één plaats en krijgen één opvoeder toegewezen. Ik ben er voorstander van kinderen niet te bruusk uit hun biotoop weg te halen. Neem het SOS Kinderdorp in Wallonië : daar worden kinderen uit de buurt geplaatst zodat zij, om maar iets te zeggen, niet van school hoeven te veranderen. Het doet me veel plezier dat het beleid rond jeugdrecht en kinderwelzijn in ons land de laatste twintig jaar fel verbeterd is. De zorg is nu meer op maat van het kind, met oriënterende gesprekken en een grondige gezinsanalyse.”

“Nee, ik heb nooit een vaderfiguur gemist. Wél begon ik me als adolescent af te vragen : wie was mijn vader en waar kwam hij vandaan ? Ik was 22 toen ik met Robert en Jean-Paul naar hem op zoek ging en hem ook vond, in Brussel. We belden simpelweg aan. Ce n’est pas vrai. Kom binnen, zei hij met tranen in de ogen, toen hij de deur opende. We merkten meteen : die man ziet ons heel graag. Hij bleek ons al die jaren gevolgd te hebben, hij wist alles van The B-Tunes en The Radios. Alleen had hij nooit gedurfd contact te zoeken. Bang dat we kwaad op hem zouden zijn.”

“Aan die hartelijke ontmoeting moest ik vaak terugdenken toen ik onlangs voor het eerst in Congo kwam. Vader had verteld dat hij ons zo graag naar zijn geboorteland wilde meenemen. Het is er nooit van gekomen omdat hij enkele jaren na die ontmoeting in Brussel aan een hartaanval is gestorven. In Congo besefte ik hoeveel heimwee hij moet gehad hebben. Het onthaal was er warm, ze beschouwden me daar meteen als een van hen. Het kriebelt om mijn familie ginds te traceren en uit te horen over wie mijn vader was. Noem mij een dubbelbloed in plaats van een halfbloed. Mijn beendergestel ís niet half, dat is zuiver Afrikaans. Ik heb stevige botten. Nog nooit brak ik iets. Mijn fysiek is honderd procent Afrikaans.” –

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content