Met kunstenaar Michael Roberts waait een frisse wind door de zomercollectie van Tod’s : geen tijdloze elegantie van Jackie O. of Cary Grant, maar cultobjecten die de ironie niet schuwen. Weekend Knack sprak de flegmatieke New Yorker in Milaan.

Met zijn T-collectie heeft het Italiaanse lederwarenhuis Tod’s een zomerhit te pakken. De handtassen, schoenen en accessoires werden voor de gelegenheid geïllustreerd door de New Yorkse kunstenaar Michael Roberts en werden door de pers meteen onthaald als hebbedingen. En u weet hoe het gaat met artists series : Takashi Murakami en Stephen Sprouse veranderden Louis Vuitton-winkels destijds in een slagveld, Longchamp liet van zich spreken met een kunstzinnige bijdrage van Tracey Emin.

Laten hypes nu de favoriete inspiratiebron zijn van Roberts (58), gerespecteerd illustrator en chef-mode van het al even gereputeerde weekblad The New Yorker. Zijn columns, collages van geknipt papier en tekeningen nemen al jaren de modewereld op de korrel. Als columnist van The Sunday Times maakte Roberts al op zijn zeventiende werk van zijn passie, later belandde hij in de bladenwereld. Artdirector van Tatler, correspondent van Vanity Fair, fotograaf en illustrator van onder meer Vogue, Interview en i-D – Roberts werd de ideale mol. Een die vooral de tragiek van de mode beschrijft, onder meer in postervormige, op futurisme geïnspireerde collages en cartoons, maar wel Manolo Blahnik, Anna Wintour, John Galliano en Tod’s-bons Diego Della Valle tot zijn vrienden rekent.

“Ik heb altijd van mode gehouden,” zegt Roberts, “maar toch vooral van de wereld waarin mode ontstaat. Uiteindelijk zijn het de mechanismen achter het gordijn die me boeien. Het blijft me fascineren hoe mode ons allemaal het idee van individualisme en persoonlijkheid verkoopt, maar intussen kuddegedrag vereist en stimuleert. Mensen dragen dingen die helemaal niet bij ze passen.” Dat hij nu zelf voer voor fashionista’s maakt, daar stapt Roberts overheen. “Zou het zo’n vaart lopen ? In mijn werk was logomania vaak voer voor sociale satire. Indien nodig zal ik ook mezelf niet sparen, noch Tod’s : ik zal venijnig en ongenadig moeten zijn om mijn geloofwaardigheid terug te winnen.” ( lacht)

Vrijheid en afstand

Met zijn gedistingeerde, gereserveerde verschijning is Roberts’ cultstatus hem op het lijf geschreven. Na de publicatie van een verzamelwerk, The Snippy World of New Yorker Fashion Artist Michael Roberts, is hij overal een graag geziene gast. Bij Karl Lagerfeld, wiens uitgeverij 7L het boek uitgaf, en ten huize Tod’s. Dat organiseerde ter gelegenheid van de boeklancering (en de 25ste verjaardag van de befaamde rijschoen met noppenzool) een feestje voor Roberts in Milaan.

Die bedacht Della Valle op zijn beurt met een verzameling collages, en daaruit vloeide een gezamenlijke collectie voort. Een frivool bootje dat een wuivend mannetje voorttrekt vormt het centrale thema. Het mocht frivool, beaamt Roberts : “De rijschoen is een schoen voor alle gelegenheden, in alle mogelijke landen. Tod’s belichaamt voor mij dus niet alleen een zekere luxe, maar ook vrijheid. Dat gevoel wilde ik in mijn bijdrage stoppen.”

Ook in de ‘intellectuele’ New Yorker schuwt u humor en ironie niet.

Gelúkkig kunnen we daar lachen om de mode. Ik heb moeite met mensen die zichzelf serieus nemen. Verder benaderen we mode net als andere onderwerpen. Uiteindelijk gaat het om de vraag hoe je mensen prikkelt. Lezers verlangen inzicht van ons, niet trends op zich, maar hoe en waarom.

Van welke humor houdt u zelf ?

Southpark en The Simpsons, omdat ze taboes bespreekbaar maken en je doen nadenken. Zelf heb ik ook een ironische, sarcastische kijk op de meeste dingen. Het maakt me droevig als mensen de ironie niet zien.

Nestbevuilers maken anders weinig vrienden.

Op populariteit heeft men mij nooit kunnen betrappen ( lacht). Ik ben liever geliefd ondanks wat ik doe dan omwille van wat ik doe. Hoe je het ook bekijkt, in je leven heb je maar een paar hechte vrienden, en die heb ik gelukkig al vroeg gemaakt. Ik kan ook wel tegen een stootje. Toen ik in de jaren zeventig columns schreef, kreeg ik al stapels boze brieven. Op de wekelijkse telling presteerde ik beter dan mijn collega’s van de politieke pagina’s.

Neemt de ruimte voor kritiek af naarmate de greep van de modehuizen toeneemt ?

In elke sector heb je conflicten tussen creativiteit en de zakelijke kant, dat is niet nieuw. Als het moeilijker is geworden, heeft dat vooral te maken met de media zelf. Er zijn maar weinig onafhankelijke titels die de druk van buitenaf weerstaan. De modehuizen zijn niet het probleem, maar de houding en positie van de media zelf.

Speelde uw huidskleur ooit een rol ?

Bij The Sunday Times was ik de eerste mannelijke modejournalist en dan ook nog zwart, maar heeft dat mijn kijk beïnvloed ? De modewereld is nu eenmaal erg blank, maar ik denk dat mijn reputatie en rol vooral voortvloeide uit het feit dat modejournalistiek destijds niet bestond. Groot-Brittannië had daar geen traditie in. Maar zwart heb ik me nooit echt gevoeld, al ben ik blij dat ik het ben. Vooral ’s zomers.

Is uw werk als Amerikaan in Europa (Roberts woont in Parijs) ook politiek gekleurd ?

Bij The New Yorker zijn daar al zoveel mensen goed in, dat is hun terrein. Van alle bladen waar ik gewerkt heb, identificeer ik me wel het meest met hen. Ik ben op een punt in mijn leven dat ik wat ouder ben en alles wat breder bekijk, met meer afstand. Maar ik ben omgeven door de beste auteurs ter wereld, dus ik prijs me gelukkig.

Houdt u nog een beetje van mode ?

Met meer reserves dan vroeger. Er zijn dagen dat ik er absoluut niet aan wil denken. Mettertijd ben ik wel meer van kledingstukken op zich gaan houden. Kledingstukken van Balenciaga of Azzedine Alaia kunnen me echt inspireren. Veel trends daarentegen zijn gewoon dom, er zijn ook weinig mensen die me prikkelen en raken. Lagerfeld is zo iemand. Een heel alerte en geïnformeerde man. Hij wil geen intellectueel genoemd worden, maar hij houdt deze industrie recht.

U hebt mode gestudeerd. Geen spijt dat u zelf nooit de sprong heeft gewaagd ?

Alleen als ik op een show zit en bedenk hoe slecht iets is. En aan het geld dat iemand voor die rommel vangt. Vaak zijn shows pompeus en belachelijk en zit ik daar, wachtend tot mijn hersens afgestorven zijn. Maar spijt ? Nee. Ik ben nu al een enorme combinatie van alles en nog wat, en ik zou niets kunnen missen.

Tod’s, Waterloosesteenweg, Brussel, 02 513 30 05

Door Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content