Alfredo Häberli ontwierp al een handvol van de opmerkelijkste meubels van het jaar. Nu waagt de Zwitserse, uit Argentinië afkomstige designer zich aan tafelgoed voor kinderen.

:: Alfredo Häberli, Sketching My Own Landscape, uitgegeven door Frame, Amsterdam, ISBN 90-806445-5-2.

A lfredo Häberli staat aan de voet van een roltrap in een shoppingcenter van Breda. Op de eerste verdieping opent het Finse merk Iittala een eigen winkel. De fabrikant, die een uitmuntende reputatie verwierf met een vaas (dé vaas) van Alvar Aalto, bracht de voorbije jaren al een aantal ontwerpen uit van de 39-jarige Häberli. Zoals Origo, een lijn kleurig gestreept vaatwerk, of Essence, een reeks glazen die hij zonder schroom beschrijft als “de beste sinds vijftig jaar.” In Breda onthult Iittala de nieuwste bijdrage van Häberli aan de cataloog : Kids’ Stuff, een uitgebreide collectie tafelgoed voor kinderen, geïnspireerd door zijn eigen nageslacht : Luc is vier, Aline twee.

“Kinderen zijn kleine volwassenen”, zegt Häberli. “Ze willen gerespecteerd worden en ze zijn heus wel intelligent. Kinderachtige voorwerpen zijn wat mij betreft dan ook niet de juiste manier om hen aan te spreken. Mijn glazen zijn van glas, mijn messen snijden. Een kind zal zo’n glas niet tegen de vloer keilen als je het waarschuwt : pas op, dit is glas, het kan breken. En ze zullen hun vingers niet snijden aan het mes. Misschien een beetje, de eerste keer. Maar dan weten ze het wel. Kinderen leren overigens pas snijden tussen hun vijfde en hun zevende. Je moet daar al een beetje sterk voor zijn. Het is heel moeilijk.” Häberli’s kinderbord heeft een dubbele rand, die een uitschuivende vork niet één maar tweemaal tegenhoudt. De lepel is langer dan een lepel voor volwassenen, de handgreep van het bestek ligt gemakkelijker. Het glas heeft een smaller middenstuk, zodat het minder gemakkelijk wegglipt uit kleine handen. De set is functioneel en van een elegantie die gerust volwassen kan worden genoemd, maar toch speels genoeg. In de bodem van de glazen zijn bijvoorbeeld vreemde vogels gegraveerd, en over het bord lopen de afdrukken van een ander, mysterieus dier. “Toen ik thuiskwam met de prototypes heeft Luc, mijn zoon, dat bord onmiddellijk omgedraaid : hij wou weten waar die afdrukken vandaan kwamen.” In het mes, misschien het mooiste stuk uit de hele collectie, is een gaatje uitgespaard. Het dient nergens voor, maar het geeft het mes een dierlijk trekje. Als het niet functioneel is, dan heeft het toch nog een toegevoegde waarde. Met de set wil Häberli ook een bijdrage leveren aan de opvoeding van de kinderen. Zijn schotel, zegt hij, zet aan tot huisvlijt. “Kinderen willen zo snel mogelijk van tafel. Ik dacht : goed, waarom niet, maar breng je spullen eerst zelf terug naar de keuken. Daarom heb ik die schotel ontworpen.” Hij wijst op een aantal blijkbaar willekeurige uitsparingen in het bijna transparante rode plastic. “Die dipjes zijn decoratief, maar je kunt er bijvoorbeeld ook met de knikkers in spelen. Ik had natuurlijk net zo goed vier symmetrische dipjes in de randen kunnen aanbrengen. Maar kinderen zijn niet logisch, en dus vond ik dat mijn ontwerp ook niet logisch mocht zijn.”

“Ik vind het interessant om kinderen te helpen groeien met design. Ik herinner me nog mijn eerste wollen trui. Ik was toen twee of drie. Die trui had houten knopen. Ik herinner me nog precies het moment dat ik besefte dat die knopen opengingen.” In zijn vorig jaar verschenen boek, Sketching My Own Landscape, staat vooraan een foto afgedrukt van Häberli in die dichtgeknoopte trui. “De meeste spullen voor kinderen zijn erg kinderachtig. Een voorwerp mag leuk zijn, met felle kleurtjes. Maar waarom moet het absoluut in plastic ? Je moet kinderen duurzame producten geven. Een domme sticker kleven op een plastic kommetje volstaat niet.”

Pick Up voor zoontje Luc

Kids’ Stuff is niet Häberli’s eerste werk voor junioren. Met zijn vrouw Stefanie, die grafisch ontwerper is, maakte hij enkele jaren geleden een boek. En de kleine Zweedse fabrikant Offecct levert sinds kort de Pick Up, een redelijk onweerstaanbare combinatie van stoel, wandelmachine, auto en opbergruimte. “Ik heb de Pick Up bedacht toen Luc zijn eerste stappen zette. Ik wist meteen wat hij nodig had. Hij kan intussen stappen zonder Pick Up. Hij gebruikt die nu als auto. Hij vervoert er zijn boeken mee. En als hij bezoek krijgt, neemt hij het mee voor een ritje.” Häberli vertelt dat nogal wat mensen door de knieën gaan voor de Pick Up, al weten ze vaak niet goed waar het ding nu precies voor dient. “Ze willen het gewoon hebben. Het is een ontwerp dat je in je hart raakt.”

De Pick Up werd gepresenteerd in de marge van het Salone del Mobile in Milaan. Op de beurs zelf prijkten zijn meubels voor grote volwassenen, zoals zijn stoel Segesta, waarvan de Italiaanse fabrikant Alias intussen al zesduizend exemplaren verkocht, een veelbelovend begin. “Die zesduizend stoelen zijn gekocht door winkeliers”, zegt hij. “Dat betekent dat ze in het product geloven, anders zouden ze niet zoveel exemplaren inslaan.” De armleuningen van de Segesta zijn een kwart korter dan die van de doorsneestoel, zodat men zich heel dicht tegen de tafel kan schurken. “Het is bovendien een stapelbare armstoel. Die zijn zeldzaam. Van zo’n stoel van Starck kun je misschien vier stuks stapelen, dan heb je het wel gehad.” Met de Segesta bouw je, als je dat wilt, eindeloze torens. Häberli heeft er twee jaar aan gewerkt. “Een stoel stapelbaar maken is enorm moeilijk. Als je nog maar één detail verandert, klopt er soms niets meer.”

Een wandeling met mijn potlood

Voor Moroso, de meest toonaangevende fabrikant van het jaar, ontwierp hij de chaise longue Take A Line For A Walk. “Die heb ik voor mezelf ontworpen”, zegt hij daarover. “Ik wou een gemakkelijke stoel waarin ik zou kunnen relaxen. De oorlappen absorberen dertig procent van het geluid. Het voetstuk is niet meer dan een stalen geraamte. Ken je het ongemakkelijke gevoel als je met je schoenen tegen een poef moet gaan leunen ? Dat is mijn oplossing voor dat probleem.” De naam komt van de schilder Paul Klee. Die zei ooit : ‘Als ik een schets maak, dan is het precies alsof ik een wandeling maak met mijn potlood.’ Bij mij is dat net hetzelfde.” Moroso is het succesverhaal van het jaar (zie ook het meubelrapport op p. 28) en Häberli is duidelijk tevreden dat hij bij dat succes is betrokken. Hij is een groot bewonderaar van Patricia Urquiola, de Spaanse designer die veel voor Moroso heeft gewerkt. “Wat Patricia de voorbije twee jaar heeft gedaan is echt uitmuntend.”

Häberli is minder enthousiast over zijn samenwerking met de nochtans legendarische fabrikant Zanotta. Hij vindt zijn stoelen Lord, Milord en Lady (drie variaties op een thema) maar niets. “Ik ben er niet gelukkig mee en dat overkomt me nu voor het eerst. Een zaak van slechte communicatie. Ik ben niet goed door de fabrikant behandeld. Ik was kwaad.” Ach, zegt zijn zachte blik, gedane zaken nemen geen keer, of iets van die strekking.

Häberli vindt continuïteit erg belangrijk en probeert daarom met een beperkt aantal fabrikanten te werken. “Zodat je elkaar leert kennen. Dat is belangrijk. Ik werk niet langer voor Driade of Cappellini. De turnover van designers is bij die bedrijven te groot. Ze hebben er geen tijd voor je.” Een fabrikant moet, wat hem betreft, vooral eerlijk zijn. Dat zijn ze niet altijd. “Ze vertellen designers niet altijd de waarheid. Ze liegen. Ze spelen geen open kaart. Soms merk je dat pas als het eigenlijk al te laat is.”

Eerlijk met jezelf

Hoeveel van zijn producten werden de voorbije tien jaar op de markt gebracht ? Hij moet er even over nadenken. “Een honderdtal ? Vijfhonderd ? Laten we zeggen dat ik een tiental projecten per jaar doe.” In de toekomst wil hij liever minder werken, maar wel beter. “Ik wil de tijd nemen om, zoals vandaag, een dag door te brengen in Breda. Ik ontmoet jou ; de klanten zien me in de winkel van Iittala. Dat is belangrijk. De Italianen produceren soms te veel kwantiteit. In dat opzicht zijn de Scandinavische merken verstandiger.” (Häberli heeft een grote aanhang in het noorden, en een waslijst opdrachtgevers, van Iittala tot Offecct over Volvo ; hij zegt dat hij er soms herkend wordt op straat).

De designer noemt zichzelf erg open, en vermoedt dat die karaktertrek een gevolg is van de Argentijnse manier van leven. Hij groeide op in de provinciestad Cordoba en emigreerde op zijn veertiende naar Zwitserland. “Aan de universiteit van Zürich heb ik leren theoretisch denken, conceptualiseren. Ik hou van helder denken, én van emotie. Ik hou ervan de complexiteit van een systeem te doorgronden. Dat als je iets verandert, alles verandert. Zoals met die stapelbare stoelen. Je leert veel door te observeren wat de anderen doen. Maar om succesvol te zijn met een ontwerp moet je vooral eerlijk zijn met jezelf. Anders wordt je werk oppervlakkig. Er zit dan geen ziel meer in.”

Vaderschap maakt vrijer

Aanvankelijk wou Häberli architect worden. “Met mijn zus ging ik regelmatig naar Milaan. Ik voelde me in Italië dichter bij Argentinië. Daar heb ik de ontwerpen leren kennen van designer Achille Castiglioni en automobielontwerper Giorgio Giugaro. En toen is het tot me doorgedrongen dat al die producten door iemand ontworpen waren, dat er een persoon schuilde achter het voorwerp. Van architectuur wist ik dat al. Van design was het minder duidelijk.” Toen hij pas was afgestudeerd als designer, heeft hij Castiglioni gebeld. “Ik sprak toen al behoorlijk Italiaans. Hij zei, kom maar langs, we drinken samen koffie. Ik ben uiteindelijk drie uur gebleven. Voor ik vertrok heb ik hem gevraagd of ik misschien in zijn studio kon werken. Hij zei neen, ik heb al drie mensen in dienst, dat volstaat. Je kan beter teruggaan naar Zwitserland en je eigen studio beginnen. En dat heb ik gedaan.”

Alfredo Häberli heeft eerst een aantal jaren samengewerkt met de Zwitser Christophe Marchand. Daarna is hij solo gegaan. In zijn studio werken thans vier mensen.

Häberli beweert dat hij veel beter is geworden sinds hij een gezin heeft. Het vaderschap heeft hem vrijer gemaakt ; de verantwoordelijkheid geeft hem kracht. Hij werkt aan een reistas voor het Duitse merk Collins en aan juwelen voor Biegel in Duitsland. Het ene project is leuk omdat hij vaak zelf reist, dus goed weet wat er schort aan de bestaande bagage ; het andere project is fascinerend omdat de dimensies zo anders zijn. “Bovendien hebben juwelen slechts één functie : ze moeten leuk zijn.” Hij is duidelijk geïnteresseerd in mode, enthousiast over het werk van de Belgen, Martin Margiela in het bijzonder. Waagt hij zich ooit aan kleren ? Hij heeft ooit al eens kostuums ontworpen, voor een tentoonstelling in de Finse universiteitsstad Jyvaskyla, in het Alvar Aalto Museum daar. “Ik wil graag opnieuw kleren ontwerpen. Ik werk nu met Volvo, aan een lijn merchandisingproducten. Misschien komen daar ook kleren bij. Ik heb de mode altijd gevolgd. Niet noodzakelijk de trends. Wel de creativiteit die erbij te pas komt. Ik kan die kleren van Martin Margiela niet transfereren naar een product, maar ze helpen me te ontspannen in mijn hoofd.” Hij trekt zijn zwarte jas uit, draait die binnenstebuiten, en trekt hem weer aan. En waarom niet ? n

Tekst Jesse Brouns

Je moet kinderen duurzame producten geven. Een domme sticker kleven op een plastic kommetje volstaat niet.

“Een stoel stapelbaar maken is enorm moeilijk. Als je nog maar één detail verandert, klopt er niets meer van.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content