Een vleugje art nouveau vermengd met Japanse en Keltische invloeden, dat is wat de meubels en gebouwen van de Schot Charles Rennie Mackintosh zo uniek maakt. In eigen land nooit erkend, heeft hij internationaal de moderne architectuur en design een nieuwe wending gegeven.

Zonder Charles Rennie Mackintosh geraakten Josef Hoffmann, Adolf Loos, Henry Van De Velde, Frank Lloyd Wright, Walter Gropius en zelfs Ludwig Mies van der Rohe in ademnood. Allen beschouwen hem immers als hun voorloper. En toch bleef hij zo lang onbekend. Vroeger werd zijn naam weleens smalend in verband gebracht met de lekkere karamellen waarvan we allemaal hebben geproefd. Maar eens je zijn hoge ladderstoel hebt gezien, vergeet je nooit meer dat Mackintosh (1868-1928) een aparte en uiterst getalenteerde ontwerper was. In het jaar waarin dit kunstwerk tot stand kwam, 1902, zat de doorsnee-Vlaming nog op een Mechelse stoel en onze grote ontwerpers waren tevreden met een zwierige art-nouveaustijl die ver afstaat van de eenvoud van Mackintosh. Toegegeven, ook in en rond Wenen werd door de ontwerpers van de Wiener Werkstätte, zoals Josef Hoffmann, een gelijkaardige stijl gehanteerd. Maar als je naar de jaartallen van hun ontwerpen kijkt, merk je dat de Schot ongeveer de eerste was.

Hoe origineel de stijl van Mackintosh ook lijkt, hij is op zijn beurt bijzonder schatplichtig aan de traditionele Japanse meubelkunst en architectuur. Zonder deze oosterse invloed zou de geometrische vormentaal van de moderne design ondenkbaar zijn geweest. Bijna alle designers speelden eind negentiende eeuw leentjebuur bij de Japanners. Hun meubels en prenten werden massaal naar het Westen verscheept en hier soms klakkeloos nagebootst. Zo heeft Mackintosh zeker de buffetkast in Japanse stijl gezien die Edward William Godwin in 1875 maakte voor meubelfabrikant Wyatt. In dit geometrisch opgebouwde meubel herken je zowel de stijl van de Weense avant-garde als van de Nederlander Gerrit Rietveld.

Net als zijn tijdgenoten heeft Mackintosh de stijl van Godwin en de Japanners verrijkt met een flinke portie romantiek. Want wie de strakke meubels van de Schot als toonbeelden van het minimalisme bewondert, maakt een fout. Mackintosh bestemde ze voor een rijk versierd decor, beschilderd met esoterische motieven. Voor zijn interieurrealisaties werkte hij samen met zijn vrouw, Margaret Macdonald, die kunstschilder was. Zij verrijkte de meubels en interieurs van haar man met geschilderde decoraties in de stijl van Beardsley. Het echtpaar vormde trouwens samen met Frances Macdonald, de zus van Margaret, en haar man Herbert MacNair een artistiek verbond dat bekendstond als The Four. Deze ontwerpers geraakten rond 1890 in de ban van de Celtic Revival, een literaire beweging die het Schotse nationale bewustzijn wenste op te krikken via oude Keltische legenden. Naast Japanse motieven verwerkte Mackintosh dan ook Keltische invloeden in zijn meubels en gebouwen, een hoogst esoterische mengelmoes.

Mackintosh’ oeuvre is vrij beperkt: een paar prachtige gebouwen en een handvol meubels. Amper 41 jaar oud stopte hij immers met ontwerpen om zich toe te leggen op de waterverfschilderkunst. In 1896 begon hij aan zijn meesterwerk, een nieuw gebouw met bibliotheek voor de Glasgow School of Arts, waar hijzelf had gestudeerd. Pas in 1909 werd het gebouw afgewerkt.

Hij begon deze realisatie als stagiair van het bureau Honeyman & Keppie. Dat is de reden waarom hij vroeger zelfs niet als auteur van het bouwsel werd erkend. De bibliotheek is opgevat als een magisch (Keltisch) woud met een interieur vol houten balken. In die tijd ontwierp hij ook interieurs van woningen en theehuizen, en enkele uitbundig gedecoreerde landhuizen. Zoals bijna alle architecten van toen creëerde hij Gesamtkunstwerken: hij tekende, samen met zijn vrouw, alles, van de architectuur tot en met het meubilair. Wat vóór 1900 tot stand kwam, doet nog enigszins denken aan de klassieke zweepslagornamenten van de Frans-Belgische art nouveau, daarna zwoer Mackintosh bij een strenge, geometrische stijl vol horizontale lijnen en blokjes.

Die stijl viel nauwelijks in de smaak, want Mackintosh en zijn kompanen oogstten weinig succes in Groot-Brittannië. In de vaktijdschriften kreeg hij nauwelijks aandacht, behalve in het progressieve blad The Studio. Precies dit kunsttijdschrift bezorgde hem in Wenen een kring van bewonderaars. De kunstenaars van de Wiener Sezession, een Weense variant van de art nouveau, waren enthousiast. In 1900 nodigden ze Mackintosh uit om deel te nemen aan de achtste Sezession-tentoonstelling. Hij werd opgewacht in het station en met een versierde koets door de stad gevoerd. Voor vele Duitsers en Oostenrijkers was de Schot een artistieke held. Ze bewonderden ook andere Britten, maar niemand oefende op hen zo’n invloed uit als Mackintosh.

Op de tentoonstelling liet hij een eerste versie zien van zijn stoel met hoge rugleuning. Drie jaar later werd het meubel opgevolgd door de beroemde trapstoel, die hij tekende voor zijn tweede meesterwerk, het Hill House in Helensburgh, nabij Glasgow. In dit wit gelakte interieur plaatste hij een zwart gebeitste stoel. Het historische interieur zette de toon voor alle volgelingen, van Josef Hoffmann en Koloman Moser tot Rietveld. Zonder de invloed van de Schot zou Hoffmann nooit zijn beroemde Palais Stoclet (1905-1909) aan de Brusselse Tervurenlaan hebben kunnen bouwen. Ook het atelierhuis (1905) van Paul Cauchie in de Brusselse Frankenstraat is een zuiver voorbeeld van de Glasgowse art nouveau.

Wat erop wijst dat de stijl van Mackintosh in amper drie jaar tijd, van 1900 tot 1903, over grote delen van Europa en de States verspreid geraakte. Zelfs Wright werkte lang in de stijl van de Schot. The Studio speelde daarbij uiteraard een belangrijke rol. In 1908 pleitte Adolf Loos, lid van de Deutsche Werkbund, waarvan ook Hoffmann deel uitmaakte, voor Form ohne Ornament. Dit betekende zowat de geboorte van de abstracte architectuur en kunst.

Maar Mackintosh verdween bijna zo snel als hij ooit verschenen was van het toneel. Hij werkte het gebouw van de Glasgow School of Art af en zijn loopbaan als bouwmeester liep ten einde. In eigen land oogstte hij geen succes en bovendien brak de Eerste Wereldoorlog uit. Uiteindelijk heeft hij zijn doel nooit bereikt, het doen ontstaan van een eigen Schotse architectuurschool. Ontmoedigd raakte hij aan de drank en hield zich nog enkel bezig met het schilderen van aquarellen. Tegen zijn dood in 1928 was hij totaal vergeten. Pas in de jaren zeventig werd hij door het grote publiek herontdekt, samen met de herwaardering van de art nouveau. Wat meteen ook leidde tot het reproduceren van zijn meubels door Cassina vanaf 1973.

Glasgow

Glasgow is dé stad om werk van Mackintosh te bewonderen. Het niet-te-missen-lijstje:

1. The Glasgow School of Art. Vooral de bibliotheek is een tempel. Ook op het internet virtueel te bezoeken: www.gsa.ac.uk.

2. The Hill House in Helensburgh, zijn tweede meesterwerk, waarvoor hij onder meer de beroemde ladderstoel ontwierp.

3. House for an art lover werd door Mackintosh ontworpen voor de gelijknamige designwedstrijd in 1901. Tussen 1989 en 1996 werd het geconstrueerd volgens de oorspronkelijke plannen in Glasgows Bellahouston Park, waar het te bezoeken is.

4. De Hunterian Art Gallery met meubels van de ontwerper en de reconstructie van diens eigen woning.

Alle info via de website: www.gsa.ac.uk

Charles Rennie Mackintosh in 7 stappen

1. Al in 1875 ontwierp Edward William Godwin een buffet in een soort pseudo-Japanse stijl. Hoewel het meubel ruim een kwarteeuw ouder is dan de stoelen van Mackintosh, lijkt het al de rood-blauwe stoel van Rietveld, uit 1918, te voorspellen. Het uitzonderlijke werk van Godwin heeft Mackintosh ongetwijfeld geïnspireerd.

2. The Glasgow School of Arts is hét meesterwerk van de architect. Hij begon er in 1896 aan om het pas in 1909 te voltooien. In die korte tijd legde hij de basis voor de moderne architectuur van Hoffmann, Loos en zelfs Mies van der Rohe.

3. In 1900 werd Mackintosh uitgenodigd in Wenen om deel te nemen aan de Sezession-tentoonstelling. Daar bekeerden zich terstond talrijke architecten tot zijn geometrische stijl. Mackintosh werd er een artistieke held, in Groot-Brittannië werd hij verzwegen.

4. Drie jaar later ontwierp hij het Hill House nabij Glasgow, een modern landhuis waarvan het interieur een enorme invloed had. Hij schilderde de slaapkamer wit en plaatste er zijn trapvormige stoel in. Zonder dit idee zou het Palais Stoclet van Hoffmann er niet zo modern uit hebben gezien.

5. Tegen 1909, het jaar waarin hij stopte met zijn activiteit als bouwmeester, had Mackintosh zijn stempel gedrukt op de gehele avant-gardearchitectuur en -meubelkunst. In amper twaalf jaar tijd, tussen zijn eerste belangrijke stoel en de afwerking van de kunstschool in Glasgow, was dit wonder geschied.

6. Na deze korte en hevige carrière geraakte hij in de vergetelheid. Hij dronk en legde zich nog enkel toe op de schilderkunst. Tegen zijn dood in 1928 was Mackintosh een vergeten held.

7. 1973 is symbolisch een belangrijk jaar voor Charles Rennie Mackintosh: toen nam Cassina zijn meubilair in productie. De remakes van deze revolutionaire meubels kennen ondertussen een enorm succes en hebben op hun beurt ontwerpers opnieuw geïnspireerd.

De foto’s komen uit het boek ‘Charles Rennie Mackintosh’ van Charlotte en Peter Fiell, uitgegeven bij Taschen.

Shopping

1. D.S.1 (116.700 fr./2893 euro), notenhouten tafel die Mackintosch al in 1918 ontwierp maar tijdens zijn leven nooit werd uitgevoerd. Ze heeft twee opendraaiende vleugels die het geheel ombouwen tot een ovale eetkamertafel. Daarbij staat de stoel D.S.3 (36.700 fr./910 euro) uit 1928 met een notenhouten frame en een zit in getwijnd koordgaren. Beide van het merk Cassina, bij Mobica.

Op de tafel: Willow 1903 (76.500 fr./1896,39 euro), genummerd centerpiece in verzilverd messing. Van het merk Sabattini, bij Desideri.

2. Stoel D.S.3 en de tafel D.S.1, dichtgeplooid. Op de tafel staan twee kristallen vazen van Vilca (12.500 fr./309,87 euro per stuk). Bij Desideri.

3. Six Columns Clock (345.000 fr./8552,33 euro) uit 1917, gelimiteerde versie. Deze tafelklok is vervaardigd uit ebbenhout en ingelegd met parelmoer en ivoor. Van het merk Continuità, bij Desideri.

4. De Willow (122.800 fr./3044,13 euro) uit 1904, in zwart getint essenhout en met onder de zit een opbergvakje, is wellicht de beroemdste stoel van Mackintosh. Deze geometrische parel van elegant geweven lijnen werd oorspronkelijk ontworpen voor de Willow Tea Rooms (Glasgow), een van de vier tearooms die werden uitgebaat door Catherine Cranston. Bij Desender.

5. In 1900 ontwierp Mackintosh deze Ingram-High (40.300 fr./999 euro) voor de Ingram Street Tea Rooms (Glasgow) van Catherine Cranston, gemaakt van gebeitst hout en met een stoffen zitje. Van het merk Cassina, bij Desender.

6. De stoel Hill House 1 (42.200 fr./1046 euro) is genoemd naar het huis waarvoor hij werd ontworpen. Hij dateert van 1902 en is een knap staaltje van Mackintosh’ vormentaal. Hij is vervaardigd uit getint notenhout. Van het merk Cassina, bij Mobica.

7A. Wandklok in kerselaar met cijfers ingelegd in ivoor (102.850 fr./2549, 58 euro)

7B. De kandelaar Cranston Hall (36.600 fr./907,29 euro) is een ontwerp uit 1904: dit is een genummerd exemplaar in verzilverd messing. Van het merk Sabattini, bij Desideri.

8. Grote serveerlepel (13.700 fr./339,61 euro) van het merk Sabattini, bij Desideri.

9. Visbestek Posata M.M.M. (8400 fr./208,23 euro) van het merk Sabattini, bij Desideri.

10. Bestek Newberry (6900 fr./171,05 euro) van het merk Sabattini, bij Desideri.

Informatie over verkoopadressen vindt u op pagina 230.

Piet Swimberghe,Productie Sonja Mertens / Foto’s Diane Hendrikx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content