In deze tijd van het jaar, als de duisternis je het gevoel geeft dat er nooit meer een streep zon komt om je kille botten te verwarmen, denk ik weleens aan Stanislav Petrov.

“Stanislav wie ?”, hoor ik u zeggen, want haast niemand heeft ooit gehoord van Stanislav Petrov. Toch redde hij waarschijnlijk enkele honderden miljoenen mensen, onder wie u en mij en onze ongeboren kinderen, van een wisse dood.

Het gebeurde op 26 september 1983, in een onderaardse bunker van wat toen nog de Sovjet-Unie was. In de vroege uren van die ochtend zat Stanislav aan de knoppen van de kernraketten die de grootmachten constant op elkaar gericht hielden (en houden, hoewel niemand nog wakker lijkt te liggen van zulke bagatellen). De sfeer was gespannen, want enkele weken eerder hadden de Russen een Koreaanse Boeing vol burgers neergehaald. Er was gewaarschuwd voor represailles.

Opeens ging het alarm af, volgens Petrov “luid en scherp genoeg om een dode te doen opveren uit zijn graf”. De computer meldde dat vijf Amerikaanse raketten het luchtruim doorkliefden en dat de betrouwbaarheid van het alarm ‘van de hoogste graad’ was. “Er was geen twijfel mogelijk. De sirene bleef loeien en op het flauw verlichte rode scherm verscheen het woord lancering. Ik zat daar maar te kijken en ik kon mij niet bewegen. Volgens de standaardprocedure moest ik nu de nucleaire apocalyps ontketenen.”

Terwijl iedereen nerveus in het rond begon te rennen, hield Petrov het hoofd koel. “Als de Amerikanen aanvielen, waarom zouden ze dan maar vijf raketten gebruiken ? Ik vertrouwde op mijn buikgevoel en besloot de aanval af te doen als een computerfout. Maar ik wist dat niet zeker. Pas 23 slopende minuten later, toen de impact al moest hebben plaatsgevonden, besefte ik dat ik gelijk had.”

Soms vraag ik mij af wat ik zelf uitvoerde op die 23 september 1983. Wellicht zat ik in de schoolbanken, in de weinig opwindende geur van gom, cotangensen en de Chinese jongen naast mij, die vaag rook naar het restaurant van zijn ouders. We hadden geen benul van wat er ons op dat moment boven het hoofd hing. Nu, in deze donkere dagen van 2013, zijn er misschien dingen gaande die even bedreigend zijn. Ze spelen zich ergens in de wereld af, terwijl wij twijfelen tussen de aankoop van een echte kerstboom en een valse.

Tot zover, bij wijze van loftuiting en dankbetuiging, enige woorden over Stanislav Petrov, aan wie nog maar weinig woorden gewijd zijn. We dwepen met sportlieden en prinsessen die ons niet beter zullen maken, met kunstenaars en charlatans (wat meer dan eens overlapt) en voorts met zowat iedereen die rijk is, ongeacht hoe hij aan die rijkdom komt. We geloven in de keizer die geen kleren draagt, in profeten en heiligen die niet tastbaarder zijn dan Sinterklaas en desnoods in Astrid Bryan.

Maar de zalige Stanislav Petrov ? Die moest gedwongen met pensioen en leeft nu van een krappe uitkering. De man die misschien wel de wereld redde – door vooral niets te doen – woont in een afgebladderde hoogbouw in een voorstad van Moskou en rookt goedkope sigaretten. “Ik voel mij geen held”, zegt hij. “Maar ik ben wel blij dat ik het die dag was, aan de knoppen. Ik was de enige met de opleiding van een burger. Al mijn collega’s waren militairen, erop getraind om blindelings bevelen uit te voeren. Het toeval wil dat ik die dag juist een dubbele shift draaide, omdat een van de anderen ziek was gevallen.”

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

“Ik zat daar maar te kijken en ik kon mij niet bewegen. Volgens de standaardprocedure moest ik nu de nucleaire apocalyps ontketenen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content