Al bijna vijftig jaar lang onderhoudt Lucienne Jacquemin een tuin vol betovering. Ze is er inmiddels zo bedreven in dat het soms lijkt of het resultaat niet door mensenhanden, maar door de natuur is vervaardigd.

We zitten hier op een plooi waar verscheidene heuvels uit zijn ontstaan. Ons terrein – ongeveer tien hectare – ligt op de ‘bolle buik’ van de derde heuvel. Het begint bij het laagste punt van de tweede heuvel en loopt door tot aan de top van de vierde. Mijn man was architect en heeft dit huis zelf ontworpen. Na drie jaar bouwen konden we er in 1958 intrekken.”

Het huis van Lucienne Jacquemin doet ook nu nog aan die periode denken. Zowel binnen als buiten is alles authentiek gebleven. Dit gevoel overvalt je vooral in de grote woonkamer op de bel-etage met ramen aan drie zijden. Van hieruit heb je een prachtig zicht op een groepje majestueuze beuken, maar dankzij een doorkijk aan twee kanten is ook het omliggende landschap zichtbaar. In het verlengde van de opening links ligt een bescheiden zwembad in trapeziumvorm met op de punt een Viburnum x bodnantense. Het is niet moeilijk om je dit huis voor te stellen ergens in het westen van de Verenigde Staten. Daar zou het een klassieker uit de hedendaagse Amerikaanse architectuur kunnen zijn. “In de plannen van mijn man werden alle bomen zorgvuldig ontzien. Het huis is gebouwd op een soort open plek boven op de uitloper van de heuvel.”

Als fervent tuinierster zag Lucienne Jacquemin meteen de mogelijkheid om op de zuidoostelijke helling een rotstuin aan te leggen. “Jean Damblon, botanist aan de universiteit van Luik, was een van onze vrienden. Hij heeft ons haast letterlijk de weg gewezen en ook een stempel op de inrichting van de tuin gedrukt door ons aan te sporen om planten uit soortgelijke biotopen in de hele wereld toe te voegen.”

ROTSBLOKKEN PLANTEN

De aanleg van deze rotstuin – of eigenlijk alpentuin – was een reusachtige onderneming. Op het hellende terrein zijn grote rotsblokken geplaatst, aangevoerd uit groeven in de wijde omgeving. “De blokken zijn met een lier naar boven getrokken. Mijn man gaf aanwijzingen van boven en Jean Damblon en ik deden hetzelfde van beneden. Zodra er weer een steen op zijn plaats lag, werd hij verankerd en kon de volgende worden opgehaald.”

Toen moesten er nog planten bij. Destijds was er in België vrijwel geen enkele kweker bij wie ze konden vinden wat ze zochten. Dan moesten de planten maar uit de natuur komen. Onze tuinierster en haar kleine schare helpers gingen op zoek in verschillende gebieden met de juiste planten, beginnend in de Franse Alpen. Daarna volgde Italië. “Ik heb nog planten staan uit de Monte Baldo, een bergketen niet zo ver van het Gardameer in Zuid-Tirol.” Algauw werd Lucienne Jacquemin lid van verscheidene bergplantenverenigingen, waaronder de fameuze Britse Alpine Garden Society. Zo belandde ze in een wereld vol plantenliefhebbers die zaadjes uitwisselen van planten die ze in hun tuin tot bloei hadden gebracht. Er kwamen juweeltjes uit de hele wereld bij haar terecht. Ze ondernam er zelfs een succesvolle reis voor naar Japan.

Dezelfde methode – een zo natuurlijk mogelijk milieu nabootsen – is toegepast op de vijvers in een schaduwrijk gedeelte op het hoger gelegen stuk van het terrein. Er bevond zich op dat hogere deel een modderpoel met een bodempje bronwater. “Wij hebben twee vijvers gegraven die we met een gesloten stelsel op elkaar aansloten. Vervolgens pootten we er schaduwminnaars en planten uit vochtige milieus. Langs het verbindende stroompje vind je bijvoorbeeld verschillende hosta’s, varens en tijlozen. Bij de vijvers staan allerlei soorten lissen en primula’s, maar ook houtgewassen, zoals de Acer palmatum dissectum, Cornus canadensis, Taxodium distichum en Magnolia liliflora, aangevuld met diverse rododendrons, zoals de luteum, metternichii en yakushimanum.”

Bij de waterplanten is de verscheidenheid al even groot. In en naast het water zijn meerdere soorten Typha, Butomus umbellatus, Pontederia cordata, calla palustris en sagittaria geplant. Ook in het bos is ernaar gestreefd om het bestaande milieu te combineren met uitheemse, maar in dezelfde bodem- en weersomstandigheden gedijende soorten.

In de loop der jaren is er in dat bos een heuse wandelroute met paden aangelegd. Er zijn volop bomen en heesters aangeplant, met her en der ook open plaatsen. In totaal staan er ruim tweehonderd soorten en variëteiten loof- en naaldbomen, zo’n 140 rododendrons en planten uit zure milieus, en meer dan tweehonderd rozenstruiken.

Sommige ervan, de lianen, zijn gekozen om tegen de bomen op te laten groeien. De meeste andere soorten zijn echter bij elkaar geplaatst of maken deel uit van losse ‘perken’, met bijvoorbeeld een aantal fraaie pioenrozen.

Lucienne Jacquemin heeft zich duidelijk niet in haar keuze willen beperken. Zo kom je behalve oude rozen ook moderne rozen tegen en bijvoorbeeld moschata-hybrides van Louis Lens. De liefde voor het tuinieren wint het hier van de verzameldrift, er wordt vooral geprobeerd het oog te behagen.

Over de tachtig is Lucienne Jacquemin intussen, maar ze hoopt nog vele jaren tussen haar planten door te mogen brengen. Haar innigste wens is echter om iemand te vinden die net als zijzelf verliefd wordt op deze plek en zich erover wil ontfermen als de tijd eenmaal gekomen is.

Op tuinbezoek

De tuin van Lucienne Jacquemin kan worden bezocht in het kader van de Open Tuinen van België. Hij is terug te vinden onder referentienummer 95 (provincie Luik) in de door de gelijknamige vzw uitgegeven Agenda 2006.

Info : www.open-tuinen.be of 011 88 76 11 (tel. & fax).

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content