Straks moet ik naar de gynaecologe. Ik zie daar elk jaar meer tegenop. Niet dat ik iets mankeer. Het is het wachten bij die vrouw dat me zo de keel uithangt. Drie maanden geleden kreeg ik een kaartje waarop ik tijdens mijn laatste bezoek zelf mijn adres had moeten schrijven. “Gelieve te bellen om uw volgende afspraak te maken”, staat erop. Als je dat doet, vraagt de receptioniste of je klachten hebt. Als dat niet het geval is, zoekt ze ergens drie maanden later een gaatje voor je in de druk bezette agenda van haar bazin.

Mijn laatste afspraak een jaar geleden was om twaalf uur ’s middags. Elke Belgische dokter die zichzelf respecteert denkt dan aan soep en patatten, maar niet zijn/haar Amerikaanse collega. Dokter Priolo ziet vier dagen per week van acht tot zes non-stop patiënten. De twee andere dagen werkt ze in een ziekenhuis. Tussendoor helpt ze ook nog legers vrouwen bevallen.

Een jaar geleden dus. Stipt om twaalf uur kom ik de wachtzaal binnen. Een jonge vrouw met lange valse zilvergelakte nagels, gom kauwend en telefonerend, gebaart dat ik mijn naam en het uur in een dik boek moet schrijven. Drie andere vrouwen hebben dat de voorbije minuten ook al gedaan.

Dokter Priolo heeft zichzelf weer zwaar overschat. Om drie uur ben ik nog steeds niet aan de beurt. Ik kook vanbinnen. Anderhalf uur wachten, dat ben ik bij haar gewoon, maar drie uren, dat is ronduit beledigend. De televisie boven onze hoofden bleirt soap opera’s en reclame waarin stuitend gezonde acteurs geneesmiddelen aanprijzen. Vier secretaressen (vijf jaar geleden deed de dokter het nog met twee) zijn in de weer met telefoons, computers en dossiers. Peuters en kleuters van weer zwangere moeders jengelen. Ongeduldige mannen steken hun hoofd binnen. “Hoe lang gaat dat hier nog duren?” vragen ze aan hun steeds zenuwachtiger wordende vrouw. Niemand die het weet. Zelfs de secretaressen niet. “De dokter heeft vertraging”, is het enige wat er uit hun roodgeverfde mond komt. Alsof we dat al niet wisten. “Ik kom hier nooit meer terug”, roept een vrouw met een Russisch accent kwaad. “Waarom neemt de dokter steeds meer patiënten?” wil een andere weten. “Het is toch duidelijk dat ze het werk niet meer aankan?” Ook ik zweer dat deze keer de maat vol is. Ik weet al wat ik straks aan de dokter zal zeggen: “Ik heb u altijd een goede dokter gevonden, maar dit loopt de spuigaten uit. Ik verander van gynaecoloog en ik kan u verzekeren dat ik niet de enige ben die dit na vandaag zal doen.”

Om half vier komt er een stel binnen. Hij draagt een peuter op de arm. Zij is zwanger. Ze groet de secretaresse, die iets terugzegt dat ik niet versta. Zonder het boek te tekenen en zonder kloppen stapt de vrouw het kantoor van de dokter binnen. Die rent al heel de tijd heen en weer tussen drie onderzoekskamers. Haar duur ingericht kantoor dient normaal niet om patiënten in te ontvangen, behalve deze blijkbaar. De man is intussen naast mij komen zitten. “U bent nog maar pas binnengekomen,” zeg ik, “en ik zit hier al meer dan drie uren. Hoe kan dat nu dat uw vrouw meteen bij de dokter binnen mag?”

Pas nu merk ik dat de man een wel zeer knap exemplaar is. Hij geeft me een van die gevaarlijke open glimlachen, zonder zweem van arrogantie, en zegt opgewekt: “Omdat zij de zus van de dokter is.”

De onschuld waarmee hij dit meedeelt, doet mijn temperatuur op slag zakken van kokend naar warm. We geraken aan de praat. Het weer, de overbevolking van ons stadsdeel, de nakende recessie, kinderen. Hij is 25. Over een jaar of vijf zul je er perfect uitzien, denk ik stout. Zijn vrouw is daar terug. Als afscheid geeft hij me alweer zo’n mooie glimlach. En dan is het eindelijk aan mij.

De dokter verontschuldigt zich niet eens voor de vertraging. Ze ziet eruit alsof ze de vorige nacht haar bed niet heeft gezien, een niet zo gekke veronderstelling in haar geval. “Oké, ik laat je gerust vandaag”, denk ik, verbaasd over mijn mildheid. “Ik zal je morgen een brief schrijven.”

De volgende dag wacht ik in de auto voor een rood licht aan het World Trade Center. Plots voel ik dat er naar mij wordt gekeken. In de auto rechts naast me zie ik een paar verbaasde ogen en dan diezelfde glimlach van gisteren bij de dokter. Ik lach verbluft terug. Het gebeurt wel meer dat ik toevallig bekenden tegenkom in de stad, maar zoals sommigen van mijn Amerikaanse vrienden zouden zeggen: dit lijkt wel een scène uit een Franse film. Achter ons wordt er getoeterd. Het licht is onverbiddelijk op groen gesprongen.

Dat was dus een jaar geleden, maar ik denk eraan als ik dokter Priolo’s wachtkamer binnenkom. Stipt om half twee. Dat ik hier weer sta en die kwade brief nooit geschreven heb, dankt ze aan haar schone schoonbroer. “Sorry,” zegt een van de vier secretaressen als ik mijn naam in het boek wil schrijven, “de dokter is net weggeroepen voor een bevalling.” Ik vloek binnensmonds. Het is allemaal zijn schuld!

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content