Bij het scheiden van de markt leer je de kooplui kennen, luidt een Nederlands spreekwoord. Daarbij moet ik altijd aan twee broers denken die lang geleden een groot groente- en fruitkraam hadden op de Vogelmarkt. Tegen het einde van de markt jakkerden ze in hun groene stofjassen heen en weer tussen de bakken met appels en bloemkolen en prezen luidkeels en in sappig Antwerps hun sterk afgeprijsde waren aan : “Profiteert ervan, mannekes, het zijn de leste !” Nu heb ik geen spruiten of kweeperen in de aanbieding, maar niettemin voel ik mij zo’n beetje als die broers. Want ja, ik hang mijn groene stofjas aan de haak, dit is mijn laatste column. Meer nog, vanaf 1 april ga ik met vervroegd pensioen. Een plan waar ik al lang mee rondloop, maar hoe dichter de datum komt, hoe onwerkelijker het mij lijkt.

Niet dat journalist worden mijn grote droom was. Ik ben van nature niet zo’n dromer en toen ze de ambitie uitdeelden, stond ik op de achterste rij. Omdat ik op het lyceum per ongeluk in de wetenschappen verzeild was geraakt, wilde ik na de taaie worsteling met integralen, differentialen en koolstof-verbindingen nog maar één ding : veel boeken lezen, het liefst in het Engels. In de lange vakantie tussen het secundair en de unief maalde ik ze er allemaal door : Joyce, Orwell, Waugh, A.N. Wilson, Doris Lessing, Hemingway, Scott Fitzgerald, Steinbeck, Sylvia Plath en de anderen. Ontzagwekkende lectuur en reden genoeg om nooit ofte nimmer een roman te willen plegen. Lesgeven dan maar, ondanks een pertinente afkeer van belsignalen en de geur van krijt en ongewassen turnpakken. De leerlingen mocht ik wel, de ene al wat meer dan de andere.

Dat ik alsnog in de journalistiek terechtkwam, was een gelukkig toeval in de vorm van een verhalenwedstrijd en een rare Hollander genaamd Wiel Elbersen. Die ging veel te vroeg dood, maar in wat voor een geweldige stiel had hij mij geloodst. Zeg nu zelf, in welk ander beroep kun je op elk moment opgebeld worden met de vraag of je misschien zin hebt om naar Tahiti te gaan, naar Mongolië of Bali ? Driekwart van de wereld heb ik beroepshalve doorkruist en daarbij ook nog eens ver boven mijn stand geleefd. Ik heb J.K. Rowling geïnterviewd, Sylvester Stallone en Jean-Paul Van Bendegem. Ik heb samen met zijn dertien echtgenotes de verjaardag van de koning van Swaziland gevierd en ben op de thee geweest bij een koningin van Bhuthan. Een koningin, want ze hadden er daar vier. Kortom, ik heb mij geweldig geamuseerd en ontelbare fijne mensen ontmoet die mij lieten delen in hun wijsheid en passie.

Wat deze column betreft, die kwam er op aansporing van hoofdredacteur Pol Moyaert, heer van stand en ook veel te vroeg doodgegaan. Mijn verhaal wordt eentonig, zou Multatuli zeggen. In grote meningen heb ik nooit gegrossierd, die zijn er al genoeg in de serieuzemensenpers. Luchtigheid was mijn trant. Wat ik vooral wilde vermijden, was dat de lezer zou denken : allemaal goed en wel, mevrouw, maar zou u niet beter een therapeut raadplegen in plaats van mij met uw trubbels lastig te vallen ? De laatste jaren was de luchtigheid soms wat geforceerd. Lezers die enig kind zijn van sukkelende hoogbejaarde ouders weten wat ik bedoel. Ook daarom besloot ik : het is tijd voor iets anders. Als student was ik een onverbeterlijke spijbelaar. Op de eerste mooie lentedag liep ik dan met verende tred door de Antwerpse straten, genietend van de gestolen tijd. Dat ga ik nu opnieuw doen, plus al die andere dingen die kwieke oudere jongeren gretig willen inhalen. Aan alle lezers die mij de afgelopen jaren hun appreciatie lieten blijken : dank, uit de grond van mijn hart. U was een geweldig publiek.

LINDA ASSELBERGS

In grote meningen heb ik nooit gegrossierd, die zijn er al genoeg in de serieuzemensenpers. Luchtigheid was mijn trant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content