IHueh n het zuidelijkste puntje van het Iberisch schiereiland, net aan de grens met Portugals Algarve, lag tot voor kort één van Spanjes laatste onontgonnen gebieden: Huelva. Nieuwe snelwegen en een massa golfterreinen annex vakantiedorpen moeten de regio nu uit zijn isolement halen.

Pascale Baelden

In het verleden belemmerden bergketens, rivieren en de zee het verkeer tussen Huelva en de rest van de wereld. Het startsein voor verandering kwam er in 1991, met de aanleg van een autosnelweg tussen het Spaanse grensstadje Ayamonte en de luchthaven van Faro. Tien jaar later volgde een verbinding tussen de hoofdstad Huelva en Sevilla. En in de nabije toekomst zal een nieuwe autosnelweg het mogelijk maken om op twee uur tijd van Lissabon naar de Algarve te rijden. Waar een weg is, is een wil. En de wil is duidelijk: van Huelva een toeristische trekpleister te maken.

Koninginnenstuk van de provincie Huelva is zonder twijfel Isla Canela, een schiereilandje ter hoogte van de monding van de rivier Guadiana in de Atlantische Oceaan. “Een nieuw concept van tourist resorts“, lezen we in de informatiebrochure. “Voor liefhebbers van actieve vrijetijdsbesteding is alles voorzien: twee golfterreinen, een jachthaven, luxehotels, shopping malls, residentiële complexen met appartementen en chalets… Zeven kilometer zandstrand en 1760 hectare toeristische zone.”

Wat kan een mens nog meer willen? De vakantiegangers in de brochure zien er in ieder geval gelukkig uit. Al verraden hun schreeuwlelijke fluobermuda’s en flashy roze sweaters dat deze lachende foto’s werden gemaakt aan een andere Spaanse costa ergens in de jaren tachtig, toen Huelva nog ongerept was en enkel bekendheid genoot voor de aardbeienteelt. Maar bouwpromotoren worden duidelijk niet geplaagd door nostalgie.

Naast het viersterrenhotel waar ik verblijf ( Riu Atlantico, bouwjaar 2000) werkt men koortsachtig aan de bouw van een tiental nieuwe complexen. De skyline van Isla Canela lijkt uit niets anders te bestaan dan reusachtige kranen en betonnen skeletten. Gelukkig maken de Spaanse bouwvakkers veel goed. Nog nooit zoveel schoon volk gezien tijdens een wandeling op de dijk.

Een autorit langs de kustlijn van Huelva leert dat de bouwwoede in Isla Canela geen uitzondering is. Overal schieten vakantiedorpen als paddestoelen uit de grond. In het niets worden straten getrokken. Hier en daar een zwembad dat wacht op water, douches die nog verpakt zijn in plastic en onbetreden maagdelijke grasperkjes. Overal dezelfde, kraaknette, witte bungalows met daartussen een versnipperd golfterrein. Het lijkt wel de Truman Show. Af en toe duikt een verdwaalde golfspeler op, zoekend naar de volgende green, enkele straten verder. Hoe groter het dorp, hoe groter het golfterrein.

Zo telt de Islantilla Golf Club, opgericht in 1992 en daarmee één van de eerste golfclubs in de regio, maar liefst drie keer negen holes, samen goed voor drie achttien-holesparcours, elk met een verschillende moeilijkheidsgraad. Volgens de directeur het walhalla voor elke golfspeler, zolang hij of zij maar sterke benen heeft, want het parcours kan af en toe wel heuvelachtig zijn. Minder vermoeiend lopen lijkt het in de Nuevo Portil Golf (2002), een overwegend vlakke parkgolf met achttien holes. Leek in de sport zijnde kan ik de kwaliteit van de greens moeilijk beoordelen, maar het net geopende clubhuis annex hotel in koloniale stijl getuigt alvast van goede smaak.

Geïntrigeerd door het jargon van puttings en pars besluit ik een initiatieles te volgen in de Isla Canela Golf. Een bescheiden club, overzichtelijk en zonder veel poeha. Met uitzondering van enkele bungalows aan de rand van het golfterrein primeert hier duidelijk nog de sport. Al staan de bouwkranen ook hier in de aanslag. Mijn golf proGuan Adverra ziet de frons op mijn voorhoofd en stelt me onmiddellijk gerust: “Dit is enkel voor de bouw van een exclusief golfhotel, niet meer dan zestig kamers. We houden het bewust kleinschalig omdat golfspelers daarnaar op zoek zijn. Meestal voelen ze zich niet zo thuis in mastodonthotels, ze lopen er wat verloren tussen de andere toeristen. In dit golfhotel vinden ze gelijkgestemden.”

Gezeten op een trolley – leuk ding is dat! – toont hij me vervolgens hoe het golfterrein voornamelijk begrensd is door een natuurreservaat, een moerassig gebied dat gevormd wordt door uitlopers van de rivier Guadiana. Van op de green zie ik af en toe een plezierbootje passeren. Watervogels maken het idyllische plaatje compleet. Eén uur en honderd swings later is mijn romantische stemming helaas voorbij. Krampen in mijn arm en handen, een pijnlijke rug… En ik die dacht dat golfen niet meer was dan socializing en thee drinken.

Voor Colin McDonald, de Britse golfdirecteur van het splinternieuwe Castro Marim, is het in ieder geval meer dan dat. Hij ziet het als big business: “Het gebied tussen Faro en Isla Canella wordt het nieuwe golfmekka. De clubs in de Algarve geraken stilletjes aan overbevolkt. Om de zeven minuten wordt een nieuw team op de greens losgelaten. Dat betekent files en in het ergste geval doet men zes uur over één parcours van achttien holes. Wij werken samen met andere golfclubs in de buurt, zoals Quinta Da Ria en Benamor, zodat mensen in alle rust en met een variatie van verschillende parcours kunnen genieten van het golfspel.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content