“Parfum is een droom in een flesje, maar die droom moet realiseerbaar en betaalbaar blijven.” Robert Granai, de vaste ontwerper van verpakkingen voor Guerlain, mag nu ook het flesje van het nieuwste Mahora op zijn naam schrijven.

Het flesje van Samsara is van hem. En ook dat van Nahéma, Jardins de Bagatelle, Champs-Elysées, Derby, Héritage, Vétiver, Habit Rouge, Parure… En de kostbare doosjes voor de verzorgings- en opmaakproducten Issima, l’Or, Odelys, Evolution… Kortom: in die dertig jaar dat Robert Granai voor Guerlain werkt, heeft hij een indrukwekkend aantal potjes, doosjes, flesjes, verstuivers en flacons getekend.

Laatst in de rij is Mahora. Dit is ook definitief zijn laatste flacon. Robert Granai is 74 en gaat met pensioen. “Ik zal meer aandacht kunnen besteden aan mijn vrouw Françoise, die al zoveel jaren met mij samenwerkt, en aan mijn drie kinderen en acht kleinkinderen. En ik zal ook meer tijd hebben voor mijn persoonlijk werk, dat ik de jongste jaren wat verwaarloosd heb.” En dan, een tikkeltje weemoedig: “Dat is de versie van het verhaal die iedereen goed uitkomt, maar de beslissing om ermee op te houden, gaat niet helemaal van mij uit.”

Het valt hem zwaar om een punt te zetten achter een beroep dat mettertijd een passie geworden is. Discreet en bescheiden als hij is, kan hij niet verbergen dat hij het er moeilijk mee heeft dat marketing de reclame heeft verdrongen en dat designers de plaats van de stilisten hebben ingenomen. Nu is het al brainstorming en conference call wat de klok slaat: “Woorden die bij Guerlain nooit eerder werden gebruikt, maar dat heeft hen niet belet om de beroemdste geuren ter wereld te vervaardigen.” Hoe dan ook, Mahora is vandaag een succes, en Robert Granai is niet weinig trots op zijn flacon.

Jean-Paul Guerlain, ongetwijfeld een van de origineelste neuzen die ik ooit heb ontmoet, heeft dit parfum gecreëerd. Hij gaf het de naam van zijn eiland, dat zich in de buurt van Mayotte ( een Frans eiland tussen Afrika en Madagaskar, nvdr.) bevindt. Hij wilde absoluut dat de flacon op het parfum geleek, met vegetale connotaties. Hij hield van het thema ‘bamboe’, maar daar werd al snel van afgestapt omdat het al gebruikt was door een andere parfumeur. Ik ben dus helemaal opnieuw begonnen en heb me toen op Afrika gericht. Ik ben uitgegaan van een kalebas en een gestileerd afgodsbeeldje.”

Maandenlang bestudeerde Granai documenten en kunstboeken, bezocht hij gespecialiseerde musea om zich een idee te kunnen vormen. En toen kon hij aan het werk. “Ik maak geen tekeningen. Ik maak de eerste maquette altijd als een sculptuur waar ik altijd kan op terugkomen. Françoise houdt zich bezig met details en afwerking.”

Stap voor stap ontstond de definitieve vorm. Er werden wel dertig proeven gemaakt voor de versieringen op de voorkant en de dop. “Voor de frontzijde inspireerden we ons op Afrikaanse schilden. Omdat we alle verwijzingen naar bepaalde volkeren of stammen dienden te vermijden, kozen we voor het aspect van gehamerd metaal, versierd met een bol, die de uitholling suggereert waarachter de krijgers hun handen verborgen. Voor de dop dachten we aan een traditioneel Afrikaans kapsel, maar ook gestileerd en versierd met sterretjes.”

De kalebas bruikbaar voor alle verpakkingen van de afgeleide producten: potjes, tubes, etuis, doosjes allerhande voor make-up en verzorgingsproducten.

“Elke flacon is een uitdaging, omdat je een gebruiksvoorwerp wil maken dat mooi is, maar dat zich ook moet plooien naar de eisen van de industriële fabricage. Een flacon ontwerpen is niet de eerste de beste gegeven, hoe getalenteerd de persoon in kwestie ook mag zijn. De ontwerper moet perfect op de hoogte zijn van alle fabricagetechnieken. Bovendien wordt een parfumflacon tegenwoordig niet meer gekoesterd in een boudoir, maar vind je hem vaker in een reis- of toilettas. Hij moet dus tegen een stootje kunnen en makkelijk te gebruiken zijn. Je mag dus niet enkel aan het esthetische denken.”

Parfum is nog altijd een luxeproduct dat aanzet tot dromen. “Een parfum, daar moet je naar verlangen. De flacon moet het meer omhullen dan vasthouden. Parfum is een droom verpakt in een flesje, maar die droom moet realiseerbaar en betaalbaar blijven.” Het uitwerken van een flacon is dus telkens weer een avontuur.

“Het idee voor de flacon ontstaat veeleer uit het beeld dat men van het parfum wil geven dan uit het parfum zelf. De naam speelt daarin een belangrijke rol. Hij vormt de aanzet van het creatieve proces.” De flacon voor Parure bijvoorbeeld is een persoonlijke interpretatie van foto’s die de Nasa maakte van zonnevlekken. Het gedrapeerde glas voor Jardins de Bagatelle doet denken aan de schouders van nimfen die zich verschuilen in rozentuinen. De flacon voor Samsara kwam er nadat Robert Granai in het Musée Guimet een khmer-standbeeld had gezien. De rode kleur riep de sfeer op van kostbaar versierde plekjes voor geheime ontmoetingen in het oude China.

Inspiratie is één, maar er bestaat ook zoiets als harmonie tussen vorm en volume, en dan ben je voortdurend bezig met creëren, ontdekken, uitvinden en vernieuwen. Robert Granai heeft in naam van Guerlain een hele reeks technische octrooien aangevraagd, waarachter een groot streven naar schoonheid schuilt. Vernieuwingen die de lijnen konden verfijnen en de allure verhogen, zoals de make-updoosjes met een dekschild waaruit penseel en spiegeltje te voorschijn komen, of (speciaal voor reizigers) verstuivers waarvan de dop met één draaibeweging gesloten en geopend kan worden.

“Je kan er niet omheen dat de esthetische benadering van het werk beïnvloed wordt door de techniek. Ik ben tegen design omdat dat neerkomt op het uniformiseren van de creativiteit, door alles wat origineel en bijzonder is af te vlakken. Toch moet ik toegeven dat het ambacht vaak behoudsgezind is, en vastgeroest zit in verouderde tradities.”

Robert Granai vertelt ook met ontroering dat Jean-Paul Guerlain zich bij het kiezen van een nieuwe flacon enkel en alleen door zijn persoonlijke smaak liet leiden. Als iemand de bemerking maakte dat zijn keuze niet bepaald commercieel was, dan klonk zijn antwoord heel autoritair: “Ik wil die flacon en als de klanten hem niet willen, ja, dan ben ik jammer genoeg mijn geld kwijt.”

Niets deed vermoeden dat Robert Granai meester-flaconontwerper zou worden. In 1955 trouwde hij met Françoise, die toen schone kunsten studeerde. Ze leefden als bohémiens. Een periode waarover ze met een zekere schroom praten, en tegelijk met een zweem van vertedering en melancholie. Robert was toen een jonge beeldhouwer, postmodern van inspiratie. Hij gaf niet toe aan bepaalde modes en bleef uit de buurt van de erkende artistieke kringen. Het gevolg was dat hij het financieel weleens lastig had, waardoor het koppel veel improvisatietalent aan de dag moest leggen om de eindjes aan elkaar te knopen. Ondertussen kwamen er kinderen. Dat betekende: enkele mondjes meer te voeden.

Op een mooie dag was hij aan het werk in een bedrijf gespecialiseerd in industriële vormgeving en commerciële logo’s. In 1960 ontmoette hij Raymond Guerlain, die blijkbaar onder de indruk was van de persoonlijkheid van de wat rebelse jonge Granai. Guerlain liet hem een parfumverstuiver ontwerpen, nam hem meteen aan als assistent bij de creatie van de flacon voor Chamade – waarvan Robert de fabricage opvolgde toen Raymond overleed – en vertrouwde hem de uitvoering van de objecten voor de winkelramen op de Champs-Elysées toe.

De eerste persoonlijke flacon van Robert Granai dateert uit 1974. Dat is de nog altijd beroemde flacon voor l’Eau van Guerlain, geïnspireerd op een prehistorisch voorwerp in aardewerk dat hij had gezien in het museum van Saint-Germain-en-Laye. “Eerlijk gezegd, in het begin werkte ik vooral voor het geld, maar beetje bij beetje begon ik er plezier in te krijgen. Uiteindelijk besef ik nu dat er overeenkomsten zijn tussen mijn persoonlijk werk en de flacons die ik maakte voor Guerlain.”

Dat persoonlijke oeuvre krijgt in de media niet zoveel aandacht als zijn flacons. “Een kwestie van opportuniteiten en bescheidenheid”, volgens Françoise. “Een kwestie van vaderlijke plichten”, gekscheert Robert. Lapidaire uitspraken, die kunnen worden aangevuld met een lijstje vergissingen “omdat ik een jonge, trotse domkop was die de kansen die het leven hem bood, niet wist te benutten.”

Ook al is hij niet zo beroemd geworden als sommige vrienden van het eerste uur, toch is Robert Granai een beeldhouwer met erkend talent, en heeft zijn werk de weg gevonden naar heel wat publieke en privé-collecties. En dat hij niet meer internationale weerklank heeft, komt volgens Françoise “omdat hij zijn brieven vergeet te openen. Die liggen daar maanden, voordat we merken dat er enkele voorstellen voor tentoonstellingen bij zitten.”

“Materialen zijn a priori niet meer of minder edel”, beweert hij. “Het enige wat telt, is de vrijheid van de kunstenaar ten opzichte van zijn basismateriaal.” Granai werkt zowel met marmer als brons, graniet, metaal, cement, hout of grafiet. Materialen die hij alleen bewerkt of over elkaar verwerkt, die aan min of meer geometrische figuren doen denken “zonder enige andere pretentie dan in het oog te vallen, de tastzin en de verbeelding te prikkelen.” Een geloofsbelijdenis, die uiteindelijk ook geldt voor zijn flacons voor Guerlain.

Guy-Pierre Bennet / Foto’s Antoine Serra (Van Parys)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content