Piet Swimberghe

Gewapend met een leger stromannen, karrevrachten goudfranken en flink wat koppigheid plantte Leopold II ons land vol met bomen en monumenten.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

De tijden zijn veranderd, ” zegt Ronny Gobyn. “Het hof wil een klooster bouwen in Opgrimbie en het land staat in rep en roer. Maar amper een eeuw geleden maakte Leopold II van Brussel en Oostende één grote bouwwerf. ” Daar kraaide nauwelijks een haan over. Historicus Gobyn verdiepte zich in de koninklijke archieven en bouwde een tentoonstelling over de koning als urbanist. Voor de eerste maal kijken we over de schouder van de vorst mee naar de prachtig versierde plannen en akwarellen die architekten voor hem maakten. “Die man was meer dan bezeten van architektuur. Met hem vergeleken is prins Charles klein bier, ” zegt Gobyn. “In het koninklijk archief ontdekte ik een vertrouwelijke brief van Leopold I gericht aan een minister, waarin hij onomwonden bekende dat zijn zoon geestelijk gestoord was. Immers, de prins had een fontein met stromend water gebouwd in zijn slaapkamer op het verdiep. De vader had schrik dat zijn paleis zou instorten. Stel je voor. “

Sommigen vergelijken Leopold II met die andere gekke bouwheer, de Beierse koning Ludwig die versterkte kastelen en lusthoven liet optrekken als romantische operadecors. “Toch gaat die vergelijking niet op. Hij kende de bouwsels van Ludwig natuurlijk, maar heeft er zich nooit aan gespiegeld. Ludwig bouwde enkel voor zichzelf een droomwereld. Zijn kreaties waren uitsluitend privé-domein. Daar had het volk geen boodschap aan. Leopold daarentegen heeft alles voor zijn land gedaan. Dat is enig. “

Amper 18 jaar oud bekommerde hij zich reeds om de verfraaiing van België. De jonge prins was verbazend goed vertrouwd met de problemen van de Belgische politiek en sprak hierover herhaaldelijk in de senaat. Welke prins zou hem dat vandaag nadoen ? Daar formuleerde hij de krachtlijnen van zijn toekomstig beleid. Een stad waar de regering woont, moet mooi, aantrekkelijk en monumentaal zijn, zei hij. De schittering van de hoofdstad zou uitstralen op de rest van het land.

Waar haalde hij die gedrevenheid vandaan ? Voor zijn drijfveer moeten we diep graven in zijn jeugd. Toen hij opgroeide, midden vorige eeuw, was Brussel een saai provincienest. “Zijn moeder, koningin Louise-Marie, een Franse prinses, heeft zich daarover herhaaldelijk beklaagd in de brieven die ze naar haar familie schreef. Ze vond Brussel petieterig, eng en doods. De stad paste niet bij haar status, ” vertelt Gobyn. Ook het koninklijk park en het Martelarenplein waren naar Parijse normen weinig monumentaal. Tot overmaat van ramp brandde het societyleven op een laag pitje. Ook in de rest van het land waren geen grote steden met riante boulevards of monumentale kastelen, maar enkel kleine landhuizen bewoond door lage adel. Dus regeerde de familie Saksen-Coburg over een klein land zonder veel allure. Dit gespreksonderwerp leidde stellig tot verhitte diskussies aan de koninklijke tafel. Vermoedelijk dacht de jonge prins bij zichzelf : daar moet ik later wat aan doen.

Hij wilde het imago van zijn land opvijzelen door monumenten te restaureren en enorm veel groen aan te planten. Hij zou de dicht bevolkte steden ontsluiten met royale lanen en residentiële wijken. In Brussel moesten er blikvangers komen, monumenten waar niemand naast kon kijken. En gedenktekens die de nationale trots van het jonge koninkrijk eren, om de anti-Belgische gevoelens van de orangisten te onderdrukken.

Leopold zette zijn offensief in met de kreatie van een hele reeks parken rond Brussel : de Koningstuin aan de Louizalaan, de parken van Sint-Gillis, Vorst en Tervuren, en de uitbreiding van het koninklijk domein van Laken met de lanen errond. In Oostende werd het Prinses Stefanie- en Clementinaplein, én het Koningin Maria-Hendrikapark aangelegd. Daarvoor putte hij voornamelijk uit zijn privé-fortuin. Hij woog tevens op veel beslissingen van de lokale overheden. Zo hielp hij mee aan de aanleg van de Louizalaan, de bouw van het Justitiepaleis, de aanleg van het Jubelpark en de onteigeningen van de Kunstberg. In Oostende ijverde hij voor de afbraak van de vestingswerken en de inplanting van een nieuwe stad naast het middeleeuwse hart.

Voor Leopold II kon alles niet snel genoeg gaan. Daarom nam hij vanaf 1896, toen de ivoor- en rubberhandel in zijn Kongolees Kroondomein winstgevend werd, zelf het roer in handen. “Met de hulp van een leger bankiers en notarissen die hij als stromannen gebruikte, realizeerde hij zijn stoutste dromen, ” zegt Gobyn. Uit die tijd dateren opvallende projekten : de triomfboog van het Jubelpark, de uitbreiding van de paleizen van Brussel en Laken, de aanleg van de Tervurenlaan, de Koninklijke Parklaan, de Meiselaan, de Vorstlaan, de Japanse toren en het Chinees paviljoen. Aan de kust zorgde hij onder meer voor de bebossing van de duinen tussen Blankenberge en Oostende, de uitbreiding van Oostende richting Mariakerke, de renbaan en de galerijen.

Hij was erg aktief in Brussel en Oostende, de zomerse hoofdstad van het land. “Spa interesseerde hem niet, ” zegt Gobyn. “Daar zat zijn vrouw te treuren, lekker ver van de kust waar de mooie meisjes woonden. Daar genoot hij ook van modern komfort en goede lucht. ” Samen met Nice was dit the place to be : een gezonde stad met nieuwe riolen. Van niet te onderschatten belang, want toen waren de meeste steden smerig en ongezond. Ook Leopold I verkoos Oostende als tweede verblijfplaats. Deze vorst leerde de geneugten van het badtoerisme kennen tijdens zijn langdurig verblijf in Brighton. Rond 1840 hoorde je in Oostende meer Duits en Engels dan Frans, tot grote ergernis van de Franse toeristen.

Toen Leopold II aantrad, was het een kleine vestingstad die in korte tijd flink werd verbouwd. Tegen het einde van de eeuw was het een metropool met een rijk buitenlands kliënteel. Spijtig genoeg bleef weinig bewaard van die pracht. Veel gebouwen sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de sloopwoede van the golden sixties. Ook nu nog gaan er regelmatig prachtige panden uit die glorietijd tegen de vlakte. Jammer, want de stad wordt er niet mooier op. Wie van het Maria-Hendrikapark via de Noorse stallingen naar de Wellington renbaan en de Venetiaanse gaanderij stapt, komt nog eventjes onder de indruk van dit vorstelijke patrimonium.

Leopold II kende zijn pappenheimers goed, hij kon mensen manipuleren om zijn wil door te drukken. De triomfboog van het Jubelpark is een mooi voorbeeld. De twee tentoonstellingspaleizen, thans musea, stonden in 1880 recht, maar de bouw van de boog werd op de lange baan geschoven. “Omdat de koning ermee dreigde niet aanwezig te zijn op de opening van de Internationale Tentoonstelling in 1888 verkreeg hij dat er een voorlopige arcade werd getimmerd en gepleisterd, ” zegt Gobyn. De uitvoering in steen bleef uit, maar de koning bleef koppig hameren op zijn eisen. Uiteindelijk kwam de boog er tegen de viering van de 75ste verjaardag van de onafhankelijkheid, een kwart eeuw na de oorspronkelijke plannen. Daar had hij zelf voor gezorgd. In 1904 gaven tien mecenassen de bouw van de arcade aan de natie cadeau, maar… de stromannen hadden het geld wel van de koning gekregen. Intussen liet hij, ook weer via stromannen, de Tervurenlaan aanleggen. Zo kreeg Brussel een moderne stadspoort die de Wetstraat verbond met Tervuren waar het Kongomuseum en de Wereldschool stonden. De Koloniale Wereldschool bewijst hoe ambitieus de vorst wel was. In deze postuniversitaire school zouden gespecializeerde opleidingen (onder meer in de geneeskunde, ekonomie, bosbouw en administratie) kunnen worden gevolgd, om zich voor te bereiden op een loopbaan in de overzeese gebieden. Uiteindelijk werd enkel het museum voltooid. “Dit bewijst dat Leopold II een despoot was met een visie, ” zegt Ronny Gobyn. “Als urbanist zag hij in dat Brussel veel te klein was. Hij maakte er een grote stad van door in de periferie te werken. Alle monumenten werden rond de oude kern ingeplant. Hij zag direkt in dat er een grote ring moest komen. Stel je voor, dat was eind vorige eeuw. De aanleg van de Tervurenlaan is het mooiste voorbeeld van zijn kunnen. Het is een van de fraaiste boulevards van het land. Zelfs nu nog is er plaats zat voor fietsers, auto’s, trams en veel groen. Onrechtstreeks zorgde hij ervoor dat er mooie huizen kwamen. Zijn zorg voor het landschap was zeer groot. Dat merk je verder als je naar Tervuren rijdt en die prachtige Engelse parklandschappen induikt. “

“In de vorige eeuw was het vrij uniek dat iemand zich zo bekommerde om de openbare ruimte, ” stelt Gobyn. “Geniaal was dat hij altijd een totaalvisie over een gebied ontwikkelde. Daar is het urbanisme pas in de twintigste eeuw toegekomen. Denk maar aan zijn ideeën over de Belgische kust. In die kontekst zijn z’n kontakten met Joseph Stübben, de grootste urbanist van toen, van belang. Dat was na 1900. Op het einde van zijn leven was hij duidelijk een nieuwe weg aan het opgaan. Hij zag bijvoorbeeld dat het verkeerd liep aan de kust. In een vertrouwelijke nota schreef Stübben hem dat ze ginds de kip met de gouden eieren aan het slachten waren. Iedereen begon de duinen vol te bouwen. Hij vatte het plan op om zeer veel gronden aan te kopen en ervoor te zorgen dat de natuur werd beschermd. Een duinendekreet avant-la-lettre ! “

Leopold II omringde zich met veel buitenlandse bouwmeesters en tuinarchitekten, zelden avant-garde ontwerpers. Meestal hanteerden ze een klassicistische stijl, destijds dé vormentaal voor openbare gebouwen. De vooruitstrevende art nouveau had vooral sukses bij progressieve liberalen en socialisten. Bijgevolg wordt Leopold II niet met een bepaalde stijl vereenzelvigd, zoals de Franse koning Louis XV met het rococo. Onrechtstreeks was hij van belang voor het sukses van de art nouveau. “Daarvoor was de groots opgezette Koloniale Tentoonstelling in 1897 van grote betekenis, ” zegt Gobyn. “Daar kregen tal van jonge ontwerpers zoals Paul Hankar, Henry Van De Velde, Gustave Serrurier-Bovy en Georges Hobé, de kans om hun werk te exposeren. Ze waren toen amper 25 jaar en moesten nog doorbreken. In de analen van de kunstgeschiedenis betekende deze tentoonstelling de internationale doorbraak van de art nouveau. “

De tentoonstelling “Leopold II urbanist” loopt van 27 mei tot 24 september in de Venetiaanse gaanderijen op de Zeedijk in Oostende, dagelijks van 14 tot 19 u. Informatie over randevenementen zoals voordrachten, aperitiefkoncerten en rondleidingen : dienst kultuur van de stad Oostende, tel. : (059) 80.55.00.

Tussen 1895 en 1897 liet Leopold II (rechts) het oog op de koloniale tentoonstelling in Tervuren de riante Tervurenlaan aanleggen. De laan werd bekroond met een monumentale triomfboog.

Het Kongomuseum in Tervuren, ontworpen door de Franse architekt Charles Girault, ontwerper van het Petit en Grand Palais in Parijs. Links het park van Tervuren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content