Piet Swimberghe

Dit Skandinavisch geïnspireerd landhuis ligt in een diepe plooi van het sublieme landschap, ergens tussen de leeuw van Waterloo en de ruïnes van Villers-la-Ville.

PIET SWIMBERGHE

foto’s : JAN VERLINDE

Even voorbij Waterloo, richting Charleroi, wordt het landschap steeds schilderachtiger. Er staan veel ongeschonden oude boerderijen en de heuvels glooien meer. Door de enorme graanvelden schijnt de horizon oneindig ver. Links van de weg plooit het landschap zich zo diep dat er valleien ontstaan met kabbelende beekjes. Op weg naar de middeleeuwse abdijruïnes van Villers-la-Ville kom je in de Brabantse Ardennen terecht : lage heuvels met veel bossen en idyllische dorpjes. Daar ligt ook Sart-Dames-Avelines, met een kerk waarrond een handvol landhuizen verstrooid ligt. Als je er een dorpsbeschrijving uit 1858 op naslaat, merk je dat hier de laatste honderd jaar nauwelijks een huis bijkwam. De enige verrijking is het mooie landhuis van Jean-Claude en Anne Rasquinet. Het ligt net buiten het dorp, verscholen achter een bosje, in de vallei van de Thyle, een beekje dat in Leuven tot Dijle wordt omgedoopt. “Mijn overgrootvader, Hector Lorent, bouwde dit huis ergens tussen 1875 en 1880. We weten niet precies wanneer, en ook de architekt is ons onbekend”, vertelt de heer des huizes, terwijl hij me met zijn jeep rondleidt op zijn landgoed. De wagen zoekt zijn weg op de zompige oevers van de beek, naar een wat verder gelegen visvijver. Daar laten we de auto achter, om te voet het bos te verkennen. Er staan ruïnes. “Ze zijn ouder dan het landhuis”, verklaart de gids. “Dit is alles wat er rest van de buskruitfabriek van Hippolyte Gillieaux, de overgrootoom van wie mijn overgrootvader het domein erfde. Hij leverde onder meer buskruit aan de mijnen van Charleroi. Uit een oud boekje weet ik dat er ook stoommachines stonden en flink wat mensen werkten. Er waren verschillende gebouwtjes, ver van elkaar gelegen omwille van het ontploffingsgevaar. Het bedrijfje werd in 1849 gesticht, maar hield nauwelijks een tiental jaren later op te bestaan. ” Hier werd de industriële revolutie in de kiem gesmoord, en keerde de landelijke rust direkt terug. Met het verdiende fortuin werd er meer van het leven genoten. Lorent bouwde naast de 16de-eeuwse hoeve die nog steeds bestaat een modern huis. Hij herschiep de vallei tot een riant landschapspark, plantte bomen en legde visvijvers aan. Nu is het een hof van Eden met veel reigers, reeën en ander wild.

Jean-Claude Rasquinet is hier opgegroeid. Zijn band met de natuur, het huis en zijn verleden is groot. Hij verzamelde alle mogelijke dokumenten over de oorsprong van het domein, en schonk de bouwheer een ereplaats : de portretten van zijn overgrootouders hangen in één van de salons.

De huidige bewoners gaven het huis wel een face-lift. “Een beetje uit noodzaak, ” legt Anne Rasquinet uit, “want het werd als een zomerhuis gebouwd, bedoeld om mensen te ontvangen en jachtfeesten te geven. Bijgevolg was er wel een royale eetkamer, maar geen keuken. Het kookhuis lag in de oude boerderij hiernaast. Er was ook geen badkamer. Dus hebben we flink wat werk gehad om het echt bewoonbaar te maken. ” Het begon met een nieuwe keuken. Anne vond in een dekoratiemagazine een prachtig eksemplaar, ingericht door Axel Vervoordt. Dus klopte ze bij hem aan. “Ik had niet gedacht dat het zo gemakkelijk zou zijn : ’s morgens maakten we een afspraak, en ’s middags stond hij hier. Hij kwam enkel voor de keuken. Maar al gauw waren we over het hele huis bezig. Hij was er meteen weg van, omdat het zo goed bewaard was. Nergens zaten er valse plafonds, en alle oude deuren en vensters waren er ook nog. Hij zei meteen waar de keuken moest komen. Dat was geniaal. De grote eetkamer werd opgesplitst in een keuken en een fumoir. Waar vroeger een bureau was, kwam de nieuwe eetkamer. Zo verdween die grote ontvangstzaal, die we toch niet nodig hadden. Vervoordt reikte ons direkt heel wat ideeën aan. Zo groeide er een vrije samenwerking. “

Uiteindelijk werd de keuken het meest persoonlijke vertrek van de woning. Ze is uitgesproken landelijk van stijl. Er ligt een gewone plankenvloer, en in het midden staat een stevige boerentafel. Boven de arduinen watersteen kwamen er witte Delftse tegels. De tenen manden met aardappelen en ajuinen staan gewoon op de grond, en overal merk je stillevens met fruit. De witgeschilderde kroonluchter en de muurkasten herinneren aan de statige pronk van weleer, toen dit nog een feestkamer was. Het kontrast tussen rustieke en meer burgerlijke aksenten wordt in heel het huis uitgespeeld. Daarom is de woning zo leefbaar. Ook de gang werd fel versoberd van stijl. De witte sofa’s, de blanke muren en de Venetiaanse luchter benadrukken de kaalheid, waardoor je extra let op het zeldzame vloerkleed : een Russisch karpet in Franse stijl.

Het is een huis met twee gezichten, ook al valt dat niet meteen op. Maar eenmaal je de fumoir hebt bezocht, net naast de keuken, weet je beter. Dit is het vertrek waar Jean-Claude zich echt thuisvoelt. Het warme en vrij donkere palet van de muren en de gordijnen herinnert aan de vroegere Napoleon III-opsmuk. Daar verwijzen ook enkele meubels naar, zoals een zwartgelakt buffetje. Nu doet deze fumoir dienst als wintersalon, hoewel het er ook op warme zomerdagen heerlijk zitten is. Het vertrek ligt immers aan de noordkant van het huis. Van een vroegere doorgang werd een mooie biblioteek gemaakt, vol boeken en preciosa. Tegen de muren staan tafeltjes met daarop onder meer een likeurstel, een globe en diverse pendules. Al deze sierstukken horen thuis in een gezellig familiesalon van een deftig herenhuis. Er hangen ook nogal wat familieportretten. Jean-Claude heeft achterin de woning, tussen de “moderne” vleugel en de antieke boerderij, nog zo’n kamertje. Eigenlijk is het een brede gang met enkele fauteuils en muren vol jachttrofeeën.

De zuidkant van de woning is veel vrouwelijker van stijl en sfeer. Daar is de eetkamer het voornaamste vertrek. Vroeger was dit een somber bureau waar weinig zonlicht werd toegelaten. Nu vallen de stralen diep in huis, over de grote witte tafel. Het licht baant zich een weg door de spijlen van de blanke antieke Mechelse stoelen. Anne en Jean-Claude voelen zich thuis in dit Zweeds decor. De slaapkamer heeft een gelijkaardige stijl. Van daaruit is het zicht op de vallei met de vijvers verrukkelijk. Daarom is het slaapvertrek zo sober. Behalve een royaal hemelbed staan er nauwelijks meubels. Eigenlijk is het bed ook sober, want de drapering is van wit laken. Enkel de bekroning met antieke vaasjes zorgt voor wat extra sier. Het 18de-eeuwse pastelportret naast het bed maakt het geheel volmaakt. Ook de badkamer is in lichte aardtinten geborsteld. Geen moderne snufjes, maar een oude wastafel en badkuip.

Eigen aan dit huis is dus het Skandinavische palet. Vooral de kombinatie van warme, donkere tinten met zonnige kleuren is typisch voor het noorden. In dit interieur overheersen nogal wat blauw-grijze tonen. Doorgaans zorgt deze kleur voor een koele sfeer, maar hier juist niet. Het geheim zit in de samenstelling : de schilder heeft zijn blauw-grijs zeker met een snuifje omber of sienna opgewarmd. Maar ook de schrale schildering verwijst naar het noorden. Hier werd opvallend weinig glansverf gebruikt. Eigenlijk is dit een perfekt decor om te laten verouderen. Daarom werden er bewust geen kunstmatige patina’s gebruikt.

Samen met de woning werd ook de tuin aangepakt. Aan het eigenlijke park rond de Thyle en de visvijvers ernaast werd niet geraakt. Aan de noordkant van het huis, waar sinds eeuwen een lange bakstenen muur staat, creëerde tuinarchitekt Jacques Wirtz een rozentuin. Doordat de bloemenweelde wat van het huis afligt achter geschoren hagen, oogt hij mysterieus. Maar dat geldt eigenlijk voor heel het huis met zijn vijvers en ruïnes. Er is een subtiel evenwicht tussen de opsmuk, de architektuur en de omgeving. De tuin hoeft niet pronkerig te zijn, want hij kan toch niet op tegen het landschap. Daarom neemt de rozentuin een bescheiden hoekje in tegen de muur, ver van de vijvers en de grote, oude bomen die veel kracht uitstralen. Het sobere interieur speelt in op de eenvoud van de architektuur. Het huis is tenslotte geen bouwkundig meesterwerk, maar gewoon een groot herenhuis in een sublieme vallei. Door de vale kleuren werd de architektuur zelfs wat verder verschraald. Dat is een hedendaags aksent. Twintig jaar geleden was de klassieke dekoratie veel barokker. Hier is de eenvoud een ode aan de natuur rondom.

Sobere gang, maar rijkelijk door de Venetiaanse luchter en het Russisch karpet.

Boven : een verloren hoekje tussen het landhuis en de oude boerderij. Rechts : landelijk keukendecor door een minimum aan middelen.

Aan het valleilandschap werd niet geraakt. Enkel achter een oude muur kwam er een intieme rozentuin.

Een vroegere doorgang werd een stemmige biblioteek.

De vroegere biblioteek werd een eetkamer, het vrouwelijk gezicht aan de zuidkant van het huis.

Omwille van de harmonie vind je in dit huis nauwelijksmoderne snufjes.

Vanuit de slaapkamer is het zicht op de vallei verrukkelijk. Daarom is ze zo sober van stijl.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content