Ze spelen klassiek, pop of folk. Trekken langs kroegen, markten en straten. En leven van wat ze krijgen. Wat bezielt die straatmuzikanten ? Feit is dat ze allemaal gesteld zijn op hun vrijheid. De ongemakken van hun bestaan nemen ze er graag bij.

BART VANDERGETEN FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

?Mijn moeder huilde, de mensen zeiden dat ik zot geworden was.” (Renaud Moulin, 43)

Achttien jaar geleden gaf Renaud Moulin een goedbetaalde baan op en ging zingen, in de straten van Brussel. We vinden hem tegenover de ingang van de Sint-Hubertusgalerij, niet ver van de Grote Markt. Begeleid door een karaoke-installatie brengt hij bekende popdeuntjes als House of the Rising Sun. Erg krachtig zingt hij niet, maar dat kan ook niet, want als professioneel straatartiest moet je het desnoods 10 tot 12 uur kunnen volhouden. Dit is geen vak voor operastemmen.

Omdat tijd voor straatzangers, meer dan voor wie ook, geld is, wil Renaud vandaag liever geen gesprek. We spreken af twee dagen aan het Sint-Niklaaskerkje tussen de Beurs en de Grote Markt. Renaud heeft nu de mechanische accordeon, waaraan hij sinds een half jaar werkt, meegebracht. Zijn accordéon forain werkt precies als een met de hand aangedreven straatorgel. Alleen een mooie tekening ontbreekt nog op de kist. ?Voor zover ik weet, is hij de eerste in zijn soort. Maar het was een echt monnikenwerk om de ventielen af te stellen en op al die toetsen te doen uitkomen.”

Renaud wil zijn stem voortaan sparen voor studio-opnames. Met een Waals muzikant heeft hij voor het eerst eigen composities uitgewerkt. Het moet een keerpunt worden in een carrière die 18 jaar geleden op het Muntplein begon. Vrienden overhaalden hem toen om een lied te zingen op het podium van een lege kiosk. Algauw verzamelde zich een publiek. En Renaud bleef zingen. Er klonk applaus, mensen gooiden geld. ?Ik had altijd van spektakel en theater gedroomd, maar zonder dat voorval zou ik nooit die weg zijn ingeslagen. Ik had toen een goedbetaalde baan als publicitair animator bij een groot sigarettenmerk. Om op straat te kunnen zingen, heb ik die opgegeven. Mijn moeder huilde, de mensen zeiden dat ik zot geworden was, maar ik miste iets. Mijn collega’s woonden in een villa, hadden vrouw en kinderen. Mij leek zo’n leven verstikkend.” Sindsdien verliep een en ander nog zo slecht niet. Eind jaren ’70 herleefde de belangstelling voor straatanimatie en Renaud zeilde mooi mee op die golf. Radio- en tv-mensen waren geïnteresseerd, aanbiedingen voor huwelijks- en wijkfeesten volgden. De Brusselse straatzanger mocht zelfs mee op officiële missies naar Japan om het ?product België” te helpen promoten. ?Niet dat het fortuinen opbrengt, maar als je je activiteit als straatzanger als een vak uitoefent en wat discipline opbrengt, kan je er zeker je brood mee verdienen.” Renaud wil dat zijn beroep voor vol wordt aanzien. ?Ik ben geen bedelaar. Ik ga nooit om geld vragen zoals de muzikanten in de metro. Tegenwoordig komen er veel bedelaars naar Brussel, vaak uit Oost-Europa, die behoorlijk opdringerig zijn. Als je zo’n type in je wijk hebt, is de sfeer verpest. We zitten in een sociale crisis en dat voel je.” Met de hoed zingt Renaud alleen in Brussel. Hij probeert om met iedereen op goede voet te blijven, vooral met de middenstand. ?Je kunt met geluidsversterkers werken, maar zonder overdrijven. Toen de dochter van een handelaar in de Korte Boterstraat examens had, ben ik op verzoek van de moeder twee weken weggebleven.”

En het stadsbestuur ? ?In ’81, na de vieringen rond 1000 jaar Brussel, leken ze ons te willen wegwerken, maar dat is toch goed afgelopen. Het reglement bijvoorbeeld, dat je maar een halfuur op dezelfde plaats mag spelen, wordt alleen toegepast als het nodig is.”

Vreest hij de groeiende concurrentie niet ? ?Ik heb al uitstekende Russische muzikanten gezien in Brussel, daar heb ik geen probleem mee. Als ze mij voor zijn, ga ik mijn stek gewoon elders zoeken. Minder leuk wordt het, als enkele groepen samen de beste plaatsen gaan monopoliseren. Op de duur kom ik daar tussen, ik begin te spelen als ze een dutje doen of zo.” Het geheim van een goede straatzanger is volgens Renaud een positieve uitstraling. ?Van negatieve chansons moet ik niet weten. Geef mij maar een gevoelig nummer als La Vie en Rose. Het lied moet ook een verhaal, een bodem hebben.” Straatmuzikanten moeten direct op een breed publiek kunnen inspelen. Daarom geen experimenten, maar leuke melodieën. ?Lange tijd speelde ik draaiorgel, zo kennen de meeste mensen mij. Toen ik het instrument opgaf, heb ik wat te horen gekregen ! Ik had de folklore verraden en wat nog allemaal. Natuurlijk trekt een draaiorgel meer volk, maar het is zeer vermoeiend om er bovenuit te zingen. Een karaoke kan je makkelijk afstellen.” Gelukkig heeft onze artiest nu zijn fotogenieke draaiaccordeon. Van zodra de muziek klinkt, staan de eerste toeristen klaar om een kiekje te nemen. Een goede investering.

?Ik zal doorgaan tot ik oud en grijs ben.” (Karen Kinsey, 34)

Karen Kinsey woont en zingt in Gent maar ze is afkomstig uit Wales, en zoals de meeste van haar landgenoten, heeft zij muziek in het bloed. ?Aan de vrijheid van dit leven ben ik wel gehecht. Ik ga en sta waar ik wil. Ik moet alleen mijn uren aan het seizoen aanpassen. ’s Zomers is het te warm om overdag te spelen. Dan begin ik om 8 uur ’s avonds en ga door tot 6 uur in de ochtend. Wel gebeurt het dat je er na zoveel uren zingen behoorlijk doorzit. Op een rustdag hou ik me dan ook helemaal koest. Maar altijd leg ik mijn hart in de liedjes, ik kan niet anders.” Hoelang Karen al rondreizend artiest is ? Lang genoeg om van vijf gitaren bestolen te zijn. Het overkomt meer dan één straatmuzikant. Tien jaar lang trok Karen, ook Kiki genoemd, in Spanje rond met verschillende circusgezelschappen. Na half West-Europa te hebben doorkruist, belandde ze in Gent. Daar woont ze nu al drie jaar.

Karen komt uit een muzikale familie. ?In Wales leeft de muziek nog erg. Traditioneel heeft elk dorp zijn koor en in privé-kring wordt hoe dan ook veel gezongen.” Met een vader die eerst zelf muzikant was en later agent voor allerlei artiesten, was Karen van jongs af omringd door muzikanten. ?Als ik terug in Wales ben, wordt er met mijn broers en zussen steevast gezongen. Dan komt mijn jongste zus met moderne liedjes aan die ik helemaal niet ken. Maar als ik ze een paar keer gehoord heb, speel ik ze na.”

Voor Karen zijn januari en februari de moeilijkste maanden. ?Vroeger trok ik dan naar Zuid-Europa, nu niet meer. Om één of andere reden niet alleen omdat ik hier een vaste vriend heb bevalt het me beter in Gent.” De zomermaanden brengen dan weer een overvloed aan muzikanten op straat. Ook geen reden om zich druk te maken, vindt Karen. ?Gewoonlijk pols ik eerst bij de kroegbaas of er muzikanten voor mij zijn geweest. Treft het slecht, dan kom ik later wel terug. Hoeveel muzikanten er ook zijn, overdag lijkt iedereen zijn plekje te vinden. Wie eerst komt, neemt de beste plaats. Ik zal daarover nooit in discussie gaan.”

Volgens Karen nemen sommige zigeuners, die vanuit Oost-Europa zijn afgezakt, het met die ongeschreven regels onder de straatmuzikanten minder nauw. ?Je hebt bijvoorbeeld net twee liedjes gebracht, als een man aan hetzelfde terras een nummertje begint weg te geven en meteen al gaat een kind rond om geld. Dan sta je daar.” Haar vaste standplaats heeft Kiki in Gent, maar ze speelt ook in andere steden. Soms vind je de Welshe artieste terug in de Ardennen. Minder concurrentie daar.

Vindt ze het niet vervelend om steeds weer met die hoed rond te gaan ? ?Nee, gewoonlijk houden de mensen het geld al klaar. Ik hoef er niet om te vragen. Het is ook een manier om contact te leggen. Ze vragen waar je vandaan komt, en zo begin je een babbeltje. Leuk.” Dus gaat ze gewoon door met dit leven langs kroegen, straten en markten ? ?Ik zie me niet zo gauw stoppen met dit vak. Ook als ik oud en grijs ben, zal ik nog spelen.” Karen pakt haar gitaar op, het is tijd om terug aan haar kostwinning te denken. Op de Korenmarkt wachten de terrasjes.

?Van alles, zelfs de vlucht van de hommel op mondharmonica, heb ik uitgeprobeerd.” (Hein, 35)

Tegenwoordig brengt Hein in duo met Valentin (46) klassieke muziek in de Mechelse straten. Ooit begon hij solo op de Gentse Korenmarkt. Op een schavotje geven ze populaire klassieke melodieën ten beste. Valentin speelt viool, Hein begeleidt met gitaar. Na elk nummer stapt Hein naar de openstaande gitaarkoffer en wijst op een lijst het volgende nummer aan, geeft een woordje uitleg. In de koffer liggen ook cassettes van het duo en de mededeling dat ze graag op feestjes optreden. Visitekaartjes gaan naar enkele geïnteresseerden.

Vooral violist Valentin maakt indruk. ?Ik leerde spelen vanaf mijn zesde”, zegt hij in gebroken Frans. Valentin is niet zijn echte naam, hij wil ook niet op de foto. Te veel aandacht zou hem last kunnen bezorgen. Een paar jaar geleden ontvluchtte hij zijn vaderland, een deelstaat van de vroegere Sovjet-Unie. Anderhalf jaar geleden ontmoette Hein de Oost-europese violist in het Centraal Station van Brussel. Hij ging meteen akkoord om samen te werken. ?Hij wil zich alleen met zijn viool bezighouden. Al het andere moet ik organiseren. Contacten, locaties, de camionette… Niet dat ik dat zo graag doe, maar ik besef wel dat het nodig is om aan de bak te komen.” Hein ook een schuilnaam, maar om andere redenen speelt vanaf zijn 22ste op straat. Alleen in mondharmonica was hij toen bedreven, gitaar moest hij al spelende nog leren. ?Ik was ontzettendnaïef in die tijd. Dat mensen mijn spel niet zo goed vonden, had ik niet door. Toen zat ik nog boordevol energie en enthousiasme. Goddank, want anders had ik het waarschijnlijk niet volgehouden.”

De eerste jaren kon je Hein terugvinden aan de Gentse Korenmarkt. Dagelijks klokvast van 10 tot 5, onder de luifel van de Sarma. ?Als een ambtenaar bijna, ik was heel gedisciplineerd. En op een of andere manier apprecieerden de mensen dat ook. Ik had vooral last met de politie in het begin. Als je jong bent, denk je dat al die vergunningen overbodig zijn. Stapte een flik naar mij toe, dan ging ik een flinke discussie aan, met de illusie dat ik uiteindelijk gelijk zou krijgen.”

Thuis bekeken ze Heins stappen in de wereld nogal filosofisch. ?Mijn moeder vond altijd al dat ik een plantrekker was, ze liet me doen. Vader was aanvankelijk wantrouwiger. Dan is hij gelukkig eens gepasseerd toen ik aan het spelen was. Er stond veel publiek. Ik kreeg enthousiast applaus. Waarop hij tegen iedereen vertelde dat ik zijn zoon was. Sedertdien is het oké.”

Met de jaren kan een straatmuzikant zijn inkomen zien stijgen. Hij speelt niet alleen beter maar leert ook welke nummers aanslaan. ?Vroeger probeerde ik ongelooflijke dingen”, lacht Hein. ?Zoals de vlucht van de hommel op mondharmonica. Maar ja, als je jong bent, moet je je limieten nog ontdekken. Het plezante is, dat ik nu met mijn violist nummers breng die me op de harmonica niet lukten.” Het oude poprepertoire met gitaar en mondharmonica werd ingeruild voor klassieke muziek. ?Ik speelde op de twee instrumenten tegelijk. Daardoor heb je wel meer succes, maar je kunt ook weinig uitproberen. Ik evolueerde niet meer als muzikant.” Hein zocht eerst in de conservatoria naar een geschikte gezel. ?Vaak hadden die studenten de bekwaamheid of de persoonlijkheid niet. Komt daarbij dat de mensen op straat meer respect tonen voor grijze haren. Valentin heeft metier genoeg. Negen van de tien verzoeknummers die niet op ons repertoire staan, speelt hij toch, zonder partituur. En als je denkt dat hij nu al goed speelt, moet je hem eens horen voor een groot publiek.”

Is met de muziek ook het publiek veranderd ? Een arbeidersstad als Charleroi zal het duo zeker niet meer aandoen. Daar is weinig interesse voor klassieke muziek. In de regio Mechelen-Antwerpen vinden Hein en Valentin het meeste gehoor. ?Een Antwerpenaar trekt zich minder aan van wat andere mensen doen. Als de muziek hem interesseert, blijft hij luisteren. In Aalst bijvoorbeeld zullen ze eerst in de vitrine tegenover staan kijken. Dan moet je wachten op de eerste durvers, pas dan vormt zich een publiek. Heel vervelend is het als bekenden elkaar vlak voor je standplaats ontmoeten. De muziek interesseert hen niet, ze staan met hun rug naar je toe te kletsen. Zo trek je geen toehoorders natuurlijk.”

Hein heeft nu een vaste vriendin. ?Maar vroeger,” vertelt hij, ?toen ik nog alleen door Europa trok, zag ik wel eens een meisje tussen het publiek. Had ik een goeie dag met veel applaus, dan was het makkelijker om contact te leggen. Maar het is toch vervelend als je tussen al dat volk aan dat ene meisje moet uitleggen dat je later iets met haar wilt gaan eten.” De toekomst ? Meer aan eigen arrangementen en composities werken, als het kan. ?Als ik over tien jaar nog op straat speel, zal ik dat niet erg vinden. Maar ik kan me voorstellen dat ik me over vier jaar weer aan een ander genre waag. In dat opzicht ben ik meer een variété-artiest : ik probeer graag iets anders, ook al word ik er nooit erg goed in.” De namiddag is bijna om, er is nog werk aan de winkel. Een dronken man gooit een handvol muntstukken in de gitaarkoffer. ?Ge speelt schoon muziek, mannen.”

?Soms draait het uit op een soort wedloop langs de terrassen.” (Alexeï Arkhipov, 24 en Jean-Pierre Marx, 30)

In Antwerpen kruis je straatzangers en -muzikanten van allerlei allooi : Oost-Europese violisten, Zuid-Amerikaanse fluitspelers of Afrikaanse percussionisten. Wij ontmoeten er twee muzikanten uit Nancy die op doortocht zijn in de Scheldestad. Eigenlijk waren we op zoek naar een grijzende accordeonist, een vertrouwd Antwerps straatfiguur. Maar de man die we tegen het lijf lopen in de Hoogstraat nabij de Grote Markt, is niet erg happig op een interview. Hij heeft slechte ervaringen met journalisten, zegt hij. Hij wil enkel toestemmen als we alleen over hem schrijven. Honderd meter verder klampen we dan maar twee gitaristen aan die bekende nummers uit de jaren ’60 staan te zingen. Alex Arkhipov en Jean-Pierre Marx zijn nog niet lang op. Ze zijn pas daags voordien in Antwerpen aangekomen en na een eerste dag van musiceren, hebben ze tot tegen de ochtend de bloemetjes buitengezet. ?Veel geld blijft er niet over,” geeft Alex toe, ?meestal bouwen we dezelfde avond nog een feestje.” Gisteren hebben ze 5000 fr. bijeengespeeld. Die pot hebben ze wel met drie moeten delen. ?We hebben een vriend uit Toulouse ontmoet. Een betere mondharmonicaspeler ken ik niet. We hebben samen muziek gemaakt. Ongelooflijk hoe dat klikte.”

Alex verliet zes jaar geleden Moskou en maakte in Nançy kennis met Jean-Pierre. Samen trekken ze geregeld door Europa. ?Reizen vind ik even belangrijk als muziek maken”, zegt Alex. ?Altijd op dezelfde plaats spelen, verveelt. Anderzijds kan ik me geen reis voorstellen zonder muziek.” Sinds hij een half jaar geleden vader is geworden, doet hij het wat kalmer aan.

Hoe bevalt Antwerpen ? Alex : ?Ik was verbaasd hoeveel muzikanten hier rondlopen.” Jean-Pierre : ?Soms tè veel. Zoals in Avignon tijdens het festival, dan durft het al eens uitdraaien op een soort wedloop langs de terrassen. Dan worden de andere muzikanten je concurrenten.”

De vreselijkste stad die ze ooit hebben meegemaakt, is Hamburg. Met veel moeite schraapten ze er net genoeg geld bijeen om te eten. Alex : ?Ook tussen de muzikanten wordt het hard gespeeld. Dit is mijn plaats. Je mag 30 minuten spelen, daarna trap je het af. Net wanneer je een publiek begint op te bouwen. Maar normaal gezien, is er wel solidariteit. Als iemand een snaar nodig heeft, dan geef je die gewoon.” Gelukkig is er ook ?een hemel op aarde voor straatmuzikanten”, en die heet Bretagne. ?Daar is het fantastisch om te spelen. Als je een café binnenkomt, zet de baas meteen de geluidsinstallatie stiller. Achteraf nodigen ze je uit om te blijven slapen. We zijn ooit in een onooglijk dorp aangekomen op marktdag. Dàt was feest, niet te geloven. Mensen begonnen te dansen, sommigen liepen naar huis om zelfgemaakte kaas of worsten te halen.”

Is het volk die gitaarboys met altijd weer diezelfde liedjes van Bob Dylan of The Beatles nog niet beu ? Jean-Pierre : ?Je krijgt nu eenmaal sneller aandacht, wanneer je bekende deuntjes speelt. Met eigen nummers moet je voorzichtig zijn.” Nog vier dagen blijven ze in Antwerpen, dan naar Amsterdam.

Op maandag 20 mei om 20 u.35 zendt TV2 een documentaire van Luk Saffloer over straatmuzikanten uit.

Renaud Moulin : Ik heb altijd van theater en spektakel gedroomd.

Karen Kinsey (met een collega-muzikant) : Straatzingen is een leuke manier om contacten te leggen.

Hein : Ik zie mij een beetje als een variété-artiest. Je kan telkens nieuwe dingen proberen.

Alexeï Arkhipov (l.) en Jean-Pierre Marx : We zijn ooit beland in een onooglijk Bretoens dorpje op marktdag. Het was meteen feest.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content