Iran: land van strenge islamwetten en religieus fanatisme, maar ook van verzet en hervormingen. Nu het toerisme langzaam zijn weg terugvindt naar het oude Perzië en zijn monumentale geschiedenis, zoekt de Iraanse bevolking meer dan ooit contact met de westerse wereld.

Tekst en foto’s Wim Denolf

Teheran: politie arresteert 120 feestvierders. Volgens het bericht in de Iran News Daily vonden enkele dagen eerder drie privé-feesten plaats waar mannen en vrouwen met elkaar dansten. Dat is nog altijd verboden in Iran sinds ayatollah Khomeini in april 1979 de Islamitische Republiek uitriep. Het is elf uur ’s avonds en ik staar vol verbazing naar de brede boulevards die Teheran doorkruisen: duister, verlaten, stil. Nachtwinkels, videotheken of cafés zijn er niet, laat staan discotheken. Overdag is de straat hier oversteken zelfmoord, nu is de jonge soldaat voor het Office of Alien Affairs de enige levende ziel. Elf uur ’s avonds, en de uit haar voegen barstende, zwaar vervuilde metropool is een spookstad.

Ik lees verder: een jonge Iraanse geestelijke heeft op een buitenlandse conferentie het dragen van de sluier veroordeeld. Het kost hem zeven maanden gevangenisstraf. Dat tientallen hervormingsgezinde parlementsleden vervolgd worden en haast één op de zes inwoners onder de armoedegrens leeft. Op pagina drie veroordelen geestelijke leiders hondenbezit, een trend in verwesterde kringen, en ook op autoradio’s hebben ze het niet begrepen.

Iran is voor veel westerlingen dan een blinde vlek, de clichés over het strenge islamland worden er snel bevestigd. Zodra ze uit het vliegtuig stappen, dragen lokale én westerse vrouwen een lange zwarte chador of verhullende kleding en een sluier en zitten ze achteraan in de lijnbus, onttrokken aan het oog van de mannen. Lijfelijk contact tussen mannen en vrouwen is ongehoord. Westerse popmuziek, films en tijdschriften zijn taboe.

Tenzij je het aan de bevolking zelf vraagt. “Het openbare leven is streng gereglementeerd, maar thuis doen we wat we willen”, zegt Ali. “Op de zwarte markt is zowat alles te krijgen en alcohol stoken we zelf.” Ik heb de 25-jarige student uit de hoofdstad ontmoet in een Belgische chatroom en spreek hem in het westers aandoende restaurant Aligaphoo. De mannen dragen er dassen, de vrouwen zijn modieus gekleed. Er is opgewekte, traditionele livemuziek en er wordt duchtig geklapt en gezongen. “Iraniërs zijn geen ongelukkig volk, we hebben een goed leven. Trouwens, hoe het er in sommige Europese disco’s aan toe gaat, moeten we zúlke vrijheid nastreven? Nee, wij regelen onze zaken in alle kalmte. We zijn vredelievend en gehoorzamend van aard. We hebben ons altijd aangepast aan onze leiders, van de Achemeniden in de zesde eeuw voor Christus tot de Arabieren die de Sassaniden in de zevende eeuw verdreven.” In de haast vergeet hij Alexander de Grote, de Grieken, Mongolen, sjahs en een dozijn andere overheersers die Perzië de afgelopen 2500 jaar omtoverden in een archeologische site.

Ali, een vrijgevochten jongen die Europa heeft bezocht, is geen doorsnee Iraniër. Zestig procent van de bevolking is geen 25, maar de meerderheid spreekt geen woord Engels, gebruikt nooit internet en beschikt alleen over lokale, streng gecontroleerde media. Reizen wordt door de eigen overheid zo goed als onmogelijk gemaakt. Het enige wat je typisch kunt noemen is zijn vurige nieuwsgierigheid naar de buitenwereld. Toeristen zijn immers nog altijd zeldzaam in Iran. Nochtans is vrij rondreizen er, voor wie respect opbrengt voor kleding- en omgangsregels, geen probleem en is de lokale bevolking nog zo gastvrij. De Revolutie, de daaropvolgende gijzeling van de Amerikaanse ambassade in Teheran en de Iraaks-Iraanse oorlog hebben het imago behoorlijk beschadigd. Bovendien stimuleert de overheid het toerisme met enige aarzeling, bang de deur op een kier te zetten voor westerse opvattingen en levensstijlen.

Op reis tussen miljoenenstad Teheran en kleine dorpen in Centraal-Iran, zo’n duizend kilometer zuidwaarts, geniet ik echter voortdurend blijken van genegenheid. Telkens is er die drang om iets van mij vast te leggen, al was het maar een foto of een handdruk. Voetgangers wuiven naar mij achter het raam in de autobus, op straat begroeten mensen me met een korte knik of een hartelijke ” salam” en als ik ergens neerzit, staan binnen twee minuten een hoopje nieuwsgierige mannen om me heen.

Wie toch Engels spreekt, onderwerpt me zonder blikken of blozen aan een kruisverhoor, met de ongewoonste vragen als binnenkomer: “Hallo, ben je getrouwd?” – “Hoeveel verdien je?” – “Hoi, heb je gestudeerd?” – “Scheren mannen zich in Europa?” – “Ken je Dustin Hoffman?” Dat soort kwesties. Al gauw gevolgd door vragen omtrent mijn mening over Iran en hete hangijzers als de islam, democratie, mensen- en vrouwenrechten of Osama Bin Laden. Schroom om mijn gedacht te zeggen verdwijnt snel: begrippen als dictatuur, totalitair regime of staatsgreep behoren inmiddels tot het dagelijks vocabularium van Iran, een land waar generaties en wereldbeelden uit elkaar groeien. De zo op solidariteit gestelde islam en zijn leiders verscheuren de bevolking tussen religieus extremisme en westerse decadentie. De vele tieners, twintigers, dertigers en zelfs veertigers die ik ontmoet, hebben uiteindelijk allemaal hetzelfde verhaal: allen bekritiseren ze het regime, allemaal verlangen ze meer vrijheid. En eens we de actuele politiek achter de rug hebben, willen ze het uiteraard over interessantere zaken hebben: seks.

Dag drie. In de groene valleistad Shiraz wil ik het graf van de veertiende-eeuwse dichter Shamseddin Mohammad Hafez bezoeken. Het is dringen voor de toegangspoort, ruim een halfuur lang kan ik geen kant op. Her en der raken warmbloedige gemoederen verhit. Het romantische en rustgevende park rondom het monument is immers een trekpleister voor lokale jongeren. Ze knielen er zonder uitzondering bij het graf: één hand op de witte, in het Farsi gegraveerde marmeren steen, hun emotie op het gelaat geschreven, in gedachten verzonken.

Niet alleen is de dichtkunst in Iran uiterst populair, te meer daar niet-religieuze proza en zeker kritische literatuur niet gepubliceerd raakt, voor jongeren symboliseren auteurs als Hafez de vrije meningsuiting die ze zelf ontberen. Voor hen geen Tom Lanoye of Herman Brusselmans, geen Madonna of Eminem, geen politieke dwarsliggers; niet in dit land waar de clerus het staatsapparaat bezet, leger en politie prominent aanwezig zijn, klikkers om de hoek loeren en menig kritisch auteur of journalist gearresteerd of vermoord wordt. Ayatollah Khamenei, Khomeini en de jonge, als martelaren verheerlijkte soldaten die nooit terugkeerden uit de oorlog met Irak: dát zijn de figuren die het openbare leven domineren, op muurschilderingen, standbeelden, panelen en ontelbare foto’s in restaurants, theehuizen, winkels en kantoren.

“Iraanse jongeren hebben geen helden”, zegt de 22-jarige economiestudent Hossein, met wie ik urenlang door de stad zal wandelen. Hij heeft haast om van gedachten en leefwerelden te wisselen. Waar nodig vervolledigen gebaren onze zinnen. “We hebben geen voeling met de oudere generaties en onze eigen geschiedenis, terwijl de toekomst onzeker is. De meeste jongeren geloven nergens in, niet in de geestelijke leiders en zeker niet in president Kathami, een complotteur met de clerus. Ze willen hier gewoon weg”. Zijn vriendin is er niet bij vanavond: “Dat zou niet verstandig zijn, de politie zou vragen stellen. Het is absurd, ik kan niet eens haar hand vasthouden in het openbaar.”

Iran leeft op een tijdbom. De steeds jongere bevolking mort, terwijl de geestelijken aan de top hervormingen tegenhouden. Ja, wie het land drie jaar geleden bezocht, spreekt over een aardverschuiving. Voor de lokale bevolking zijn democratisering en versoepeling van de strenge islamitische regels echter meer dan het aantal centimeters waarmee vele vrouwen hun hoofddoek steeds verder naar achteren schuiven. “Ooit komt er een nieuwe revolutie, een bloedige ook, al zal mijn generatie die niet meer meemaken”, meent Hossein. Hij vraagt me wat een disco is, naar mijn familie en appartement en legt me de lokale kapselmode uit. Warrig en stekelig: een coupe electrique“. Geschoren: een coupe germany. Met een kuif: een coupe tintin.

“Het spijt me dat we niet meer tijd hebben”, zegt Hossein voor hij mijn handen tot moes knijpt. Voor ik kan protesteren heeft hij het geld al in de handen van de taxichauffeur gedrukt. Ik moet vooraan zitten, geprangd tussen de chauffeur en een wat zwaardere passagier. De twee dames op de comfortabele achterbank mogen immers alleen naast een verwante man zitten. Hen aanspreken, laat staan een hand geven mag ook al niet. In de cassetterecorder weerklinkt een verboden nummer van Dire Straits: Money for nothing and chicks for free… – vanbinnen lach en huil ik tegelijk om Iran, niet voor het laatst.

Het zijn zulke anekdoten die aan me kleven tijdens de road movie-achtige bustocht door Iran, drie keer zo groot als Frankrijk, een land van vergeeld weiland, dorre woestijn en bergketens in aardekleuren. Ik kijk naar buiten en zie jongens van mijn eigen leeftijd schijnbaar doelloos neerzitten op een drempel of schuilen voor de zon onder een boom. Sommigen van hen zullen nooit meer dan drie euro per maand verdienen, zelfs naar lokale normen bitter weinig, de gelukkigsten onder hen iets meer dan het dubbel. Ik tracht me hun toekomstkansen voor te stellen en word stil van de weeromstuit.

Waar ik ook kijk, altijd leidt de weg tot aan de horizon, soms onderbroken door winkelbarakken, schapenkudden of karavanserais, ommuurde overnachtingsplaatsen op de zijderoute en andere oude handelswegen. Terwijl de zon er vanaf acht uur ’s ochtends volop schijnt en wolken zo goed als onbestaande zijn, is de nacht er zwart en weids. Wie ooit een nachtelijke plas heeft gemaakt in een woestijnachtig landschap met een scherp afgetekende melkweg en honderden sterren boven zich weet wat ik bedoel.

Mijn volgende halte is Persepolis, de religieuze hoofdstad van het eerste Perzische Rijk en het zomerverblijf van Darius, koning van de Achemeniden. De ruïnes en bas-reliëfs van het rond 512 voor Christus gebouwde complex getuigen van zijn verstrekkende macht over de Perzen, Meden, Parthen, Ethiopiërs en andere volken. Halverwege de rondleiding duikt een zeventigkoppige groep schoolmeisjes op, allen zedig zwart gekleed. Ik voel me wat ongemakkelijk als de aanwezige toeristen hen haast ter plaatse arresteren om een foto te maken. Tot mijn verbazing gebeurt aan de overzijde echter net hetzelfde: vanonder hun lange gewaden toveren de tieners camera’s tevoorschijn waarmee ze zelf ons, westerlingen, fotograferen. Terwijl tv-speeches van George Bush en islamitische fundamentalisten nog door mijn hoofd spoken, is het moment plotseling heerlijk naïef, hoopgevend zelfs. Het lachen vergaat mij echter snel als de kreetjes slaande schoolmeiden mij in de gaten krijgen. Tot wanhoop van hun begeleidster, mag ik een kwartier lang poseren en mijn handtekening in tientallen schoolagenda’s pennen. Ik hou er een kneep in mijn billen en kauwgom aan over.

“Je moet als vrouw in Iran leven om onze situatie te begrijpen”, zegt de 39-jarige Zahra me de volgende dag in Yazd. Ik heb aansluiting gezocht bij een Europese toeriste die met haar aan de praat raakte op een plein. Boven haar westerse kleding draagt Zahra een chador als uiting van haar sterke geloof. Zoals bij vele Iraanse vrouwen, aan de universiteit in de meerheid en onder hun chador verrassend westers, is haar Engels bijna perfect. “Oordeel niet te snel, Iraanse mannen hebben enorm veel respect voor vrouwen. In Europa moeten die werken om vooruit te geraken, anders hebben ze niets. Hier zorgt mijn man voor me. Hij geeft me geld zodat ik alles kan kopen wat ik wil. Wat is beter?” Schoorvoetend geeft ze toe dat ze graag buitenshuis zou werken en de hoofddoek, als dat zou kunnen, meteen in de schuif zou stoppen. “Volgens vele oudere én jonge vrouwen zorgt de hoofddoek voor bescherming, anderen vinden het een onding.”

Nadien hebben we het over Amerika, over condooms, aids en jongeren. Zahra vertaalt het gesprek schoorvoetend en met enige zelfcensuur voor de geïnteresseerde mannen rond ons. “Iran was ooit een prachtig land, maar onze leiders hebben het kapotgemaakt en de bevolking uitgeput. Ze maken het ons zó moeilijk. Onze weerstand is gebroken, vooral die van de jongeren. Ze zijn lui geworden op intellectueel vlak. Maar we kennen onze wereld, we weten dat de tijd niet stilstaat, dat échte vrijheid bestaat. Iran heeft een afspraak met de toekomst, die houdt niemand tegen.”

Na het afscheid verken ik in kleine straten de oude, zandkleurige medina van de oude stad. Voor ik het weet, stoot ik op een begrafenisstoet. Ik probeer in een nis weg te duiken. Naarmate de draagberrie met daarop onder een deken het lijk nadert, neemt het gehuil en gekrijs van de aanwezige vrouwen toe. De mannen hebben de armen stevig rond hen geslagen, nauwelijks moeite doende om hun eigen leed te verbergen. Uit het niets duikt een Afghaanse bloemenleverancier op, twee jaar geleden naar Iran gevlucht voor de Taliban. We wisselen slechts enkele woorden, maar hij laat me achter met een lelie.

Ik steek mijn twee wijsvingers kaarsrecht op, elf uur, maar Mehdi begrijpt me niet. Uiteindelijk wijst hij tien uur aan op mijn horloge. De 27-jarige plaatslager spreekt geen woord Engels, maar we zullen elkaar vanavond opnieuw ontmoeten. De plaats: het theehuis onder de zeventiende-eeuwse Si-o-Seh-brug in Isfahan. Het lukt me niet alleen te blijven langs de oevers van de Zayandeh, de favoriete wandelplaats van de Isfahanen. Voortdurend houden mannen halt om, soms met handen en voeten, een praatje te maken. Anderen nodigen me uit om met hun vrienden, familie of vrouw thee te drinken op een tapijt op het gras.

Na twee dagen Isfahan, naar verluidt de parel van Iran, zoniet de ganse moslimwereld, kan ik de rust anders wel gebruiken. De stad werd door de Safariden in de zestiende eeuw uitgebouwd tot de hoofdstad van Perzië en komt zo uit de Arabisch-Perzische spookjesbundel Duizend-en-één-nacht: de pracht en praal van zijn moskeeën, met stucwerk en muurschilderingen gedecoreerde paleizen, het immense Emam Khomeini-plein en de kilometerslange bazaar zijn simpelweg duizelingwekkend.

Stipt om tien uur verschijnt Mehdi op de afspraak, tussen zijn benen een zware Suzuki met een harig paars tapijtje op het zadel. Een gezond gevoel voor kitsch is de Iraniërs niet vreemd, van hun voorliefde voor plastic bloemen en kleurrijke straat- en boomverlichting tot de muziek van Richard Clayderman in de hotels. Mijn vrees wordt al snel bewaarheid als we het hectische verkeer induiken en Mehdi alle stoplichten negeert, door het dwarsverkeer zigzagt en niet te beroerd is om een halve meter tussen twee lijnbussen als verkeersstrook te gebruiken. Niemand van de vele motorrijders draagt een helm en de autowrakken rond ons heen zouden bij ons niet eens door de keuring geraken. Het is dan ook met bonzend hart dat ik de westers ingerichte woonkamer van tante Zarifeh instap. Haar vermanende blik naar Mehdi spreekt boekdelen.

In een mum van tijd maak ik kennis met grootvader Yasser en Reza, de man van Zarifeh. Mehdi zelf heeft zijn vader twee jaar geleden verloren, op zijn 74ste. Er wordt me thee, meloen en dadels aangeboden, terwijl Zarifeh naar de nodige woordenboeken zoekt. “Vanavond slaap je hier”, zegt ze gedecideerd.

Drie uur en een dozijn familiealbums later is alleen zij nog nuchter. We hebben immers de gordijnen gesloten en de alcohol bovengehaald, die Reza zelf brouwt van blauwe druiven. Er wordt wat afgedronken in Iraanse huizen begrijp ik. “Om te vergeten”, zegt Reza, een fan van Andrea Bocelli en klassieke muziek. De avond is grappig begonnen, maar naarmate het gesprek serieuzer wordt en de alcoholvoorraad slinkt, krijgen stiltes en sentiment de bovenhand.

De jongste mannen trekken zich terug in de rokerskamer. Op de pc luisteren we naar instrumentale muziek van Shahram Nazeri en Shajarian, de beroemdste sitarspelers van het land. De familie staat erop dat ik hun cd mee naar huis neem. Niemand spreekt nog, maar ik voel me op geen moment alleen. Ik denk aan Naim, aan Hessam en Saeed en aan de familie Ghalam in de sandwichbar in Yazd. Voor me zie ik Mozaffari, Sharifi, Hadi, Morteza en de vele anderen die me de afgelopen dagen met open armen ontvingen. Ik denk aan Matin in Isfahan en het briefje waarop hij haastig ” I never forget you” schreef.

Zitten we daar één uur of twee, ik weet het niet. We zijn alledrie in gedachten en alcohol verzonken: Reza languit op het tapijt, Mehdi en ik in kleermakerszit tegen de muur en elkaar geleund. Ze hebben de ogen gesloten en drijven met het hoofd mee op de muziek. Op hun gelaat staat het gejammer van een oude man. “Als ik dit beluister, zie ik de revolutie in mijn hoofd”, zegt Reza plotseling. Op dat moment kon je een hart horen breken.

Praktisch

Reis

Iran wordt vaak bezocht in groepsverband, vanwege de onvermijdelijke taalproblemen en grote afstanden. Weekend Knack reisde door Iran met Escape en vloog KLM via Amsterdam. Escape biedt 9- en 16-daagse rondreizen aan vanaf 1391,80 en 2088,60 euro. Inbegrepen zijn de hotelverblijven (vol pension), transfers en bezoeken per autocar, een Franstalige gids en zonodig de binnenlandse vlucht Teheran-Isfahan. Vraag de ‘Dreams’-brochure van Escape bij uw reisagent of via www.escapetravel.be. Individuele reizigers beschikken ter plaatse over spotgoedkope binnenlandse vluchten en busverbindingen.

Documenten

U moet beschikken over een internationaal reispaspoort dat zes maanden geldig is na terugkeer en een visum (69,40 euro), eventueel verzorgd door Escape. In het reispaspoort mag geen stempel staan van Israël.

Munt

10.000 Iran Rial (IRR) = 1 euro. Visa of andere kredietkaarten kunnen ter plaatste niet gebruikt worden. U neemt het best cash dollars mee, de euro wordt niet omgewisseld.

Inentingen

Aanbevolen voor difterie, tetanus, polio en hepatitis A. Een reisapotheek met medicatie tegen darmstoornissen is wenselijk.

Kleding

De voordien strengere kledingvoorschriften evolueren snel. Voor mannen zijn shorts en T-shirts ongebruikelijk, maar ter plekke niet verboden. Vrouwen dragen losse kleding en bedekken het haar en de armen en enkels. Ook die regel wordt echter niet strikt toegepast, tenzij in religieuze plaatsen als Qom. Op een enkele tik op de billen na, ondervinden Europese vrouwen zelden problemen. Draag lichte katoenen kleding: ’s zomers loopt de temperatuur op tot 50 graden, in het voor- en najaar tot 30 graden.

Literatuur

Iran, Lonely Planet, 2001

Iran, Dominicus-serie, Uitgeverij J.H. Gottmer, 2002

Gaston van Camp, Tussen gratie en gruwel, Een Iran-reis, Uitgeverij Atlas, 2002

Info

Iraanse Ambassade, Franklin Rooseveltlaan 15, 1050 Brussel, 02 648 98 71

www.iranair.com

www.irannewsdaily.com

www.iranian.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content