Op kop. Het allereerste werk van barmhartigheid. De honger stillen. De magen vullen. Kortweg : de brandstof leveren. Anno 2008 zijn ze met velen en in soorten, de hongerstillers. We gingen in de leer. Van les één : áltijd voorproeven. Tot les vijf, van levensbelang : de frieten, vergeet nooit de frieten.

Honger. Ik ken het niet. Nooit gekend. Trek, dát wel. Goesting. Zo wanneer dat hoort bovendien : tegen twaalven, tegen vieren, tegen achten. Bij lange dagen ook nog wel eens tegen middernacht. Maar trek dus. Meer is het niet. Een westerse maag gromt hoogstens uit gewoonte, las ik. Morrend, omdat aan zijn werkschema dreigt geraakt te worden. Aanstellerij is het, niet minder.

Honger, echte, echoot oorlog. Miserie. In de memoires van mijn grootvader is het een heus leidmotief. Hoe honger, in die Grote Oorlog, hem in zijn macht had. Hoe de haring, die plots bij wonderlijke visvangsten maar uit de zee bleef komen, de mens in de Westhoek had gered. Hoe zijn moeder op die heerlijke mardi-grasavonden kilo’s haringen bakte, pan na pan – vijf at hij er. En hoe de geur van haring de rest van zijn leven zijn keel zou toesnoeren. “De schrik vergeet je. De miserie ook. Maar honger. Nee.”

Maar goed, dat was de oorlog en dat was vroeger. Belangrijker : honger is ook hier en nu. En opvallend prominent, zelfs. De voedselcrisis hangt somber over de aardbol, honger toont zich als een te duchten vijand. Een moeizaam verhaal van globalisering is het, van exportpremies, biobrandstof, en wat allemaal meer. Een ingewikkeld kluwen dat Haïti, over Kameroen tot de Filippijnen in een wurggreep houdt. En honger, dat weten we, is er ook in ons keurige land, al is het dan doorgaans diep in de coulissen. Begin dit jaar dook hij even levensgroot op de voorgrond in de schrijnende gedaante van een Romakind dat in een Gentse vijver een goudvis ving en naar binnen schrokte. Honger is hun strijd: van illegalen, vluchtelingen, van daklozen en armen. In stilte, en diep verborgen.

De drie hongerstillers

Maar goed, ik wou in tegenovergestelde richting gaan. Kijken wie de lepel vasthoudt. Zoeken naar de hongerstillers. En die vind je in soorten.

Je hebt ze, eerst en vooral, met hoofdletter. Zij die de echte honger bestrijden en het in deze tijden steeds drukker hebben. Zo bedeelde De Voedselbank vorig jaar meer pakketten dan ooit. Schepten de Restos du Coeur een record aantal borden vol. En in het Zuinigheidsstraatje, diep in de buik van de Marollen, schuiven ze nog altijd trouw aan voor de goedkoopste maaltijd van het land bij vader Poverello. Je eet er voor een symbolische euro, no questions asked. Entre et sers-toi. Er is al zout op de patatten.”

Ook met hoofdletter, minder groots wel : zij die het voeden op kunstenaarsniveau tillen. Een alchemist als Ferran Adrià van het Catalaanse toprestaurant El Bulli bijvoorbeeld. Natuurlijk : echt honger heb je bij dit soort barmhartigen misschien beter niet.

Nee, dan ben je beter af bij die derde soort. Die stille massa die de maag van de samenleving vult in het leven zoals het is. Van bedrijfskoks, over warme bakkers tot aardbeienboeren. Zij wil ik hebben, om me de knepen te leren. En nog het liefst daar waar magen oprecht knagen.

De hongerigen spijzen : het kinderdagverblijf. De Ketjes, hartje Brussel, 7 uur : aardappelen schillen.

Wie echt honger heeft in het leven zoals het is ? Baby’s. En daar doen ze niet eens dubbelzinnig over. Vroeg in de zotte morgen, in de navel van de hoofdstad, zit een ontroerend gezelschap van barmhartigen daarom al naarstig aardappelen te schillen. Tien kilo, drie kwartier schilwerk, tot een uur of acht. In het kinderdagverblijf De Ketjes moeten elke dag nu eenmaal meer dan vijftig kinderbuikjes gevuld. En daar zorgt de energieke Linda voor, La mama van De Ketjes. Met de hulp van rechterhand Dudu. Antwerpse, en trots op haar Turkse roots. “Doe maar een schort om, schat. Koken in een crèche overleef je niet zonder. Er wordt nogal wat gemixt, weet je wel.”

Vandaag op het menu : aardappelen, pompoen en worst. Kippenworst. Het kinderdagverblijf serveert geen varkensvlees, uit solidariteit met de moslimketjes. Halal is dan weer een brug te ver – ouders die dat willen, brengen zelf halalvlees mee. Jawel, een kleurrijke populatie hier, van Afrikaanse, over Aziatische tot Zuid-Amerikaanse origine. Altijd verblijven er ook enkele kinderen van nieuwkomers die een inburgeringscursus volgen en tijdens de lesuren gebruik mogen maken van de opvang. “Hoe kunnen zij anders lessen volgen als hun kinderen nergens terechtkunnen ?” zegt directrice Ann De Moor. “Ze hebben hier tenslotte nog geen familie of vrienden. Voor veel van die mensen is het overigens een grote stap om hun kind in handen te geven van ‘vreemden’. Dat proberen we zo goed mogelijk op te vangen. Bij Afrikanen bijvoorbeeld zit dat absoluut niet in de cultuur. De baby zit in een draagdoek en zo werken die vrouwen verder. Al hoorden we wel dat een Senegalese verpleegster die vroeger bij ons op bezoek kwam, onlangs in Senegal zelf het allereerste kinderdagverblijf heeft opgericht. Omdat ook daar steeds meer ouders in de grootstad gaan werken.”

9 uur : mixen en worsten bakken

Negen uur intussen. Op het vuur staan drie grote potten aardappelen te pruttelen, en één met zeven kilo stukjes pompoen. Tegen halftien beginnen we in shift de worsten te bakken, waarna ze pan na pan verhakt worden in de keukenmixer. Alles gaat in tuperwarepotten op een karretje en mag een dik halfuur afkoelen op de gang. Linda en Dudu nemen de keuken al een eerste keer onder handen. Tegen kwart na tien staat alles klaar, is de keuken piekfijn, wordt het tijd voor een pauze en heb ik al twee lessen geleerd : géén zout op de patatten (of wat dan ook) in kinderdagverblijven. En ook : proeven, die pap, hoe vroeg in de ochtend ook. “Je moet toch weten wat je die kleintjes voorschotelt ?” Of nog : wie de hongerigen wil spijzen, lust er best zelf ook pap van. Graag eten, het is een pluspunt als barmhartige.

11 uur : pap scheppen en inlepelen

Goed. Het loopt tegen elven. We trekken de stoffen overschoentjes aan met rode noppen en taxiën het karretje naar de bovenste verdieping. Hier zitten de kleinsten, de baby’s. De kar rolt binnen, de kleine wenkbrauwen gaan omhoog, beentjes gaan in schoolslag, relaxstoelen schudden heen en weer, fopspenen worden gedecideerd uitgespuwd, en vooral : de kelen gaan open. Elke seconde telt nu.

Vanhier gaat het naar de oudsten, van anderhalf tot drie jaar, waar in afwachting vrolijk in slabbetje wordt gedanst op K3. In één tel zitten ze aan tafel, met een hoopvolle en uiterst liefdevolle blik op Linda en Dudu.

Ten slotte vullen we twintig potjes voor de middengroep, de ‘kruipers’, waar ik twee eenjarigen help om de pap binnengelepeld te krijgen. Simon kijkt me argwanend aan. Echt sympathiek lijkt hij me niet te vinden. Net genoeg om zijn mond open te doen voor de eerste lepel. Waarmee ik prompt lijk te scoren. Simon ontspant. Onze tête-à-tête krijgt schwung. Ietwat gekwetst ziet hij me daarna hetzelfde doen bij de buurjongen. De mondhoeken gaan omlaag, Simon smeert alvast de stembanden. Maar voor hij pap kan zeggen, stop ik met een liefdevolle glimlach een volle lepel in zijn mond. Ik heb het ritme te pakken. Een lepeltje links, een lepeltje rechts. De twee keuren het goed. Op hetzelfde moment zijn nog vier begeleidsters pap aan het geven. Empathie blijkt van fundamenteel belang : de ene peuter verkiest zelfbediening en eist de volledige zeggenschap over mond en lepel, de andere vindt dat best vermoeiend en ziet de pap liever zelf komen. Een kunst is het om op verschillende ritmes tegelijk te lepelen. Aftasten, voortdurend. En bijsturen.

12.15 uur : fruitpap en koekjespap bereiden, boterhammen smeren

Kwart na twaalf. Terwijl de vijftig inwoners zich opmaken voor een dutje, maak ik twintig fruitpapjes. Het ziet er niet uit, maar een spartaan die aan een fruitpapje weerstaat. Tanden of geen tanden. Begeleidsters lepelen zich wel vaker een indigestie. “Neem zelf ook gerust een potje.” Een samenzweerderige fluisterstem en uiterst plechtige blik van Dudu, alsof ze mij een fles Châteauneuf-du-Pape aanbiedt. Linda smeert alvast de boterhammen voor de oudsten straks. Dudu bereidt, als alternatieve schotel, nog enkele koekjespapjes.

Eén uur. De Ketjes slapen. Het krachtvoer waarmee ze straks de slaap uit de ogen wrijven, staat klaar. Vijftig slabbetjes gaan de wasmachine in. En de derde les is geleerd : de kleinsten onder de hongerigen spijzen, dat heb je nooit gedaan. Dat doe je. In een moordend tempo.

De hongerigen spijzen (bis) : de grootkeuken. Volvo Cars Gent, 7. 30 uur

Vond ik tien kilo aardappelen al aardig wat ? In de grootkeuken van Volvo Cars Gent schuiven er dagelijks zo’n driehonderd kilo. Want ook hier vind je ze : echte hongerigen in het leven zoals het is, en dan nog zo’n vierduizend stuks. Arbeiders die om vijf uur de dag beginnen en tegen elven terecht knagende magen hebben. Volvo Cars Gent is het enige automobielbedrijf dat nog over een eigen bedrijfskeuken beschikt, en dat merk je. Vooral hieraan : het is lekker, ronduit. Maar ook : als je er echt niet genoeg van kunt krijgen, ja, dan mag je nog Oliver-Twistgewijs een tweede, en derde, lading vragen. Zonder stokslagen.

Drie keukens en drie eetzalen vind je op de Volvosite, mooi verspreid. Noodzakelijk, want elke arbeider krijgt op de kop vijfentwintig minuten om te eten. Hoe korter de wandeling naar de eetzaal, hoe beter dus.

8 uur : stomen, bakken en groenten snijden

Al om halfacht zijn de koks van keuken 1 volop bezig. Groenten (dagvers) stomen, sauzen klaarmaken in immense kasserollen, soep koken, broodjes beleggen, koude schotels bereiden. Het lijkt onbegonnen werk voor die duizenden magen, maar alles verloopt opvallend sereen en beheerst. Kok Nico hopt enthousiast heen en weer tussen de liters mosterdsaus, rodewijnsaus, kilo’s bloemkool, Breydelham en rosbief en vertelt intussen dat hij de grootkeuken na veertien jaar nog altijd oprecht leuk vindt. “Om fijn en origineel te koken met deze hoeveelheden , dat is elke keer weer een uitdaging. Je moet er creatief voor durven te zijn. En over een grote portie koelbloedigheid beschikken. Ik wissel trouwens af met mijn collega Tom : één week de grootkeuken, één week de fijne keuken voor werknemers die met pensioen gaan en zo hun Volvoloopbaan feestelijk kunnen afsluiten. Dat houdt het zeker boeiend.” Een werk van barmhartigheid ? “Ja, dat vind ik wel. Dat we er elke dag in slagen om zoveel mensen lekker te laten eten voor gemiddeld 2,50 tot 3 euro, dat is toch wel een mooie daad, nee ?”

Ik krijg beschermschoenen aan (stalen tip en antislipzool), twee schorten en een stoffen mutsje. Nico stopt mij een Globemes in de handen en laat me het volgende uur tomaten snijden. Daarna stijgen we in moeilijkheidsgraad. Ik krijg een pot gekookte pasta voor de neus, en mag die naar eigen smaak “preparen” tot koud pastaslaatje bij de carpaccio. Intimiderend. Hoeveel olijfolie giet je bij zo’n berg pasta ? En die dragonvinaigrette vind ik zelf wel aardig, maar wat vinden die mensen straks ? Les goûts et les couleurs, weet je wel. Meteen de aanleiding tot les vier : de hongerigen spijzen, vergt daadkracht (gieten, die olijfolie !) en een gezonde portie bekeringsdrang. “Dat ze die dragonvinaigrette niet graag zouden eten ? Dan moeten ze het dringend leren.” Aldus Nico.

10 . 45 – 12 . 30 uur : soep scheppen en tappen

Blij als ik tegen kwart voor elf in de eetzaal post mag vatten bij de soep en de tapkraan. Ik zucht opgelucht. Soep scheppen en een pintje tappen, het lijkt doenbaar. Maar dan schuift een eerste falanx hongerigen binnen. De soepjes die ik had klaargezet, zijn in één tel weg, er vormt zich een file. Weten dat de schafttijd maar vijfentwintig minuten telt, helpt niet om rustig te blijven. Opgejaagd giet ik geregeld een geut soep van 80 graden Celsius over mijn vingers. Maar met een stoïcijnse glimlach werk ik de rij af, tussendoor nog enkele pintjes (zalig fris op mijn vingers) tappend. En mens, hoe deugd doet het als ik vriendelijk ‘dankjewel’ hoor. Na een uur heb ik kramp in mijn onderarm, is mijn wijsvinger verdoofd onder het gewicht van de reuzensoeplepel (dat zal de volgende dagen zo blijven), ben ik kapot, en voel ik me daar diep beschaamd over. Nog meer als ik bij mijn terugkomst in de keuken zie hoe Nico en zijn team al volop het voorbereidende werk voor morgen gestart zijn. Les drie bevestigd : dit barmhartige werk gaat non-stop door, aan een tureluurs tempo.

Keukenverantwoordelijken Mark en Alain, de twee medemuzikanten van ex-baas Peter Leyman in de beruchte Volvomuziekgroep Rolling Amazon Band, benadrukken nog een vijfde les : schrap nooit de frietjes van het menu. Omdat die week in het thema gezondheid stond, hadden zij als menusamenstellers het ooit gewaagd een week lang de frieten weg te denken. Op vrijdag kregen ze niet minder dan een kwaaie vakbonddelegatie aan de deur. De hongerigen frieten ontzeggen ? Een misdaad tegen de menselijkheid in dit land.

De strijd is gestreden. Er zijn aardig wat magen gevuld. Vijf lessen geleerd. En de smaak te pakken. ” If you can’t feed a hundred people”, gedenk ik ’s avonds de woorden van de godmother der barmhartigen Moeder Teresa, ” then just feed one.” En ik schuif het thuisfront een diepvriespizza voor.

Door Guinevere Claeys I Sneltekenaar Daan Rosseels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content