DE HOLLANDSE LIEFDE VAN EEN DUITSE VLIEGENIER

© Margot De Group

Wilhelm Lück stortte op 14 mei 1943 met zijn Focke-Wulf Fw 190 neer in Kalken. 72 jaar later geeft het wrak eindelijk zijn geheimen prijs, dankzij het teamwork van archeologen en oorlogsexperts. Een reconstructie, in tijd en ruimte.

10 oktober 2015

10 oktober 2015.Een uit de kluiten gewassen kraan graaft behoedzaam een laag teelaarde weg op een veld in het Oost-Vlaamse Kalken. Een team van zes vrijwillige archeologen, negen leden van Belgian Aviation History Association Archaeology Team (BAHAAT), onder wie projectleider Cynrik De Decker en Pieter Janssens kunnen de zenuwen nauwelijks bedwingen. Hier ligt een ‘schat’, made in Germany. Enkele uren later worden herkenbare stukken van een Duits jachtvliegtuig uit de grond gehaald, waaronder drie boordkanonnen, de motor en – wat later pas zou blijken – tientallen samengeperste, persoonlijke documenten en voorwerpen van de betreurde piloot.

Anderhalf jaar was hij er zoet mee geweest, Pieter Janssens (35). Met de zoektocht naar de brokstukken van de Duitse Focke-Wulf Fw 190 uit de Tweede Wereldoorlog. Pieter werkt als praktijktrainer aardgas bij Eandis, maar in zijn vrije tijd woelt hij graag in het verleden. Letterlijk ook. Met zijn metaaldetector zoekt hij naar restjes geschiedenis. In de ploeglaag van onze bodem, en ver daaronder, zitten honderden schatten verborgen. Van Romeinse munten over middeleeuwse gespen tot zeventiende-eeuwse musketkogels.

Hobbyist Pieter graaft, zoekt, dateert en benoemt. Hij heeft een bijzondere fascinatie voor de twee wereldoorlogen, niet het minst omdat er nog zoveel op te graven valt in de streek waar hij opgroeide. Zo vond hij in 2014 in zijn geboortedorp Kalken, na grondige research, ook al de restanten van een V1-bom die op 24 december 1944 om 16 uur neerstortte en die twee jongens het leven kostte. “Op het moment van de inslag kwamen ze met hun slee terug van een bevroren meersvlakte. Door de luchtverplaatsing smakten ze tegen de gevel van een stal en overleden ze ter plaatse.”

Pieter combineert eigenschappen van een onderzoeksjournalist, een ontdekkingsreiziger en een nieuwsgierig kind op zoek naar avontuur. “Dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog ook een Duits jachtvliegtuig was neergestort vlak bij de Bontinckstraat in Kalken was een volksverhaal dat mij ter ore was gekomen via Roland De Bock, ook een gepassioneerde hobbyist”, zegt hij. Zoals zoveel verhalen was het een eigen leven gaan leiden, waarbij waarheid en fictie graag met elkaar in de clinch gingen. Niemand wist precies waar het Duitse jachtvliegtuig lag, maar dat was zonder Pieter gerekend. Samen met Bart Joos, een lokale heemkundige, ging hij het voorbije jaar verhalen rapen bij ooggetuigen die de Tweede Wereldoorlog nog bewust hadden meegemaakt en het Duitse jachtvliegtuig hadden zien neerstorten, of er vlak na de crash in de buurt waren. Zo kwam hij dichter en dichter bij ‘de plek van de waarheid’.

GE KRIJGT ER EEN VLIEGER BIJ

“De getuigen verwezen naar een akker tussen de Hullestraat en de Bosstraat, twee straten die nu verdwenen zijn. Mijn gps zei : ‘onbekend’, tot ik negentiende-eeuwse stafkaarten raadpleegde, daar stonden ze op.” Toen Pieter min of meer zeker was in welk veld het vliegtuig lag, pleegde hij overleg met de eigenaar ervan, Marc Bollaert, een varkenskweker. Die bevestigde dat er waarschijnlijk een vliegtuig onder een van zijn akkers lag – toen hij de grond kocht van de vorige eigenaar, had die gezegd : ‘Hier zie, uw grond, en ge krijgt er nog een vlieger bij. De varkenskweker gaf aan Pieter de toestemming om zijn percelen te onderzoeken, na dagen speuren vond hij met zijn metaaldetector in de ploeg-laag van een akker tientallen metaalresten en tandwieltjes. “Toen wist ik bijna 100 procent zeker dat we juist zaten.”

Een hobbyist heeft meldingsplicht en mag niet dieper graven dan dertig centimeter – zo zegt Onroerend Erfgoed. Pieter besloot professionele hulp in te schakelen. Via het internet stootte hij op Cynrik De Decker, een historisch onderzoeker en luchtoorlogsexpert die beroepshalve voor Bom-be werkt, een privébedrijf dat explosieven en ander oorlogsmateriaal uit de grond haalt. Hij combineert zijn beroep met een passie voor archeologie. “Ik ben er ooit mee begonnen omdat je zoveel tastbare dingen kan terugvinden. Ik doehistorisch onderzoek ; die tastbare resultaten zie ik graag tentoongesteld voor een ruim publiek.”

Pieter was niet de eerste die bij hem passeerde met een doos vol ‘oorlogsmateriaal’, en dus was hij op zijn hoede voor het zoveelste indianenverhaal. “Het zou niet de eerste keer zijn dat er metalen potten en pannen werden opgedolven in plaats van onroerend erfgoed. En vooraleer je een spade in de grond mag steken, moet je een hele administratieve rompslomp doorploegen. In principe mag je in Vlaanderen enkel archeologie bedrijven zodra het beoogde terrein bedreigd is door een herbestemming, bijvoorbeeld als een akker industriegebied wordt.” Het was een slimme zet van Pieter om met professionals in zee te gaan. Op de schending van het archeologiedecreet staat correctionele vervolging. En nu konden archeologen, onderzoekers en de jongens van BAHAAT (die laatste hadden in twintig jaar al 26 ‘opgravingen’ gedaan) de krachten bundelen. Via geofysisch, magnetometrisch onderzoek detecteerde een specialist bij Bom-Be twee grote ijzeren objecten op drie meter diepte. Op 10 oktober 2015 volgde de apotheose : de berging van de brokstukken van een vliegtuig dat 72 jaar geleden was neergestort.

14 mei 1943 GELBE 13

14 mei 1943. Het is een zonovergoten dag. Niemand weet hoelang de bezetting nog gaat duren : één jaar, drie jaar, of wie weet, misschien gaan de Duitsers nooit meer weg. Er is nauwelijks werk, en het dagdagelijks leven is aan de saaie kant. Eén zichtbaar element wijst erop dat er nog steeds een oorlog aan de gang was en dat er weerwerk wordt geboden door de geallieerden : de bommenwerpers die met de regelmaat van de klok passeren, richting hun doelwit : de Duitse steden. Een luchtspektakel waar de burgers met een mix van huivering en spanning naar kijken.

Gevechtspiloot Wilhelm ‘Willi’ Lück stijgt op vanuit het Nederlandse Deelen met zijn Focke-Wulf Fw 190, een eenmotorige jager die vanaf 1941 intensief werd ingezet boven het Kanaalfront. De roepnaam van zijn jager : Gelbe 13. Het cijfer pronkt in felgeel op de romp, ook de staart heeft een gele lik verf. De FW 190 is een toestel dat zich kan meten met de geallieerde tegenstanders. Het heeft een krachtige BMW-motor en is sterk bewapend met twee machinegeweren op de motorkap en in de vleugelwortel en vier 20 mm-kanonnen, gemonteerd in de vleugels.

Willi behoort tot de eenheid van Jagdgeschwader1. De jongeman is 24 en groen achter de oren. Misschien is het zelfs zijn eerste luchtgevecht. Hij moet samen met zijn kompanen verhinderen dat Amerikaanse bommenwerpers hun bommen droppen op doelwitten in bezet gebied en Duitsland. Die viermotorige bommenwerpers, de B-17 Flying Fortress en B-24 Liberator, stijgen op in Engeland en willen General Motors (GM) in Antwerpen bombarderen. GM, nota bene een Amerikaans bedrijf, wordt tijdens de bezetting door de Duitsers ingeschakeld voor de productie van legervoertuigen.

IK SCHIET U IN DE RUG

De bommenwerpers worden geëscorteerd – lees beschermd – door twee Fighter Groups, Thunderbolts van het 4de en het 78ste, die heel gedisciplineerd en in formatie rond de bommenwerpers vliegen. Wanneer deze formaties onderschept worden door de Duitse jagers is een confrontatie onvermijdelijk. Zowel de Amerikanen als Duitsers vliegen op ruim zeven kilometer hoog. De lucht is ijl, de piloten vliegen op zuurstof. Hoe hoger je vliegt, hoe lager het brandstofverbruik, en vooral : hoe veiliger. Je blijft uit het bereik van luchtafweergeschut op de grond, en je kunt de vijand onverhoeds aanvallen. Een luchtgevecht voltrekt zich doorgaans niet – zoals in oorlogsfilms – met buitelen, draaien en keren. Het scenario is minder heroïsch :

Ik heb u gezien en jij hebt mij niet gezien. Ik zit boven u en duik achter u. Ik schiet u in de rug. Einde verhaal.

Willi wordt aangevallen door een Amerikaanse Thunderbolt. Majoor James J. Stone, een ervaren piloot, duikt als een arend naar beneden, hij ruikt zijn prooi. Het lot van Willi is bezegeld. Hij wordt beschoten, zwaar geraakt en suist van 7000 meter hoog bijna loodrecht naar omlaag. James schrijft nadien in zijn rapport : I saw three unidentified fighters coming in for a front quarter attack on the bombers. I started my dive at approximately 27 000 feet. (…) I gave a two second burst on the third fighter but observed no results (…) A sheet of flame burst from directly behind the cockpit and the FW-190 spun to the right. As I went by I noticed the FW-190 spinning straight down apparently out of control. Op zijn jachtvliegtuig prijken later twee swastika’s, een voor elke Duitser die hij neerschoot.

Willi heeft een valscherm aan – piloten zaten daar op, het was hun ‘zitkussentje’ – maar hij kan zichzelf moeilijk bevrijden uit de smalle cockpit, springt te laat en heeft geen tijd meer om zijn valscherm open te trekken.

Willi wordt dood teruggevonden, ruim vijfhonderd meter van de brokstukken. De jongeman, die op 5 december 1919 werd geboren in Stettin (nu Polen, vroeger Duitsland), wordt eerst begraven in Gent en later op een Duits kerkhof, in Lommel. Blok 39, graf 558.

Deze bijzonder accurate informatie danken we aan de gedetailleerde verslagen uit het Duitse Kriegstagesbuch. Deutsche gründlichkeit, zonder meer. Elke dag maakten de Duitsers een resumé over hun luchtgevechten, de tijdstippen waarop de vijandelijke bommenwerpers de kust overstaken, het uur waarop een van hun jagers uit de lucht werd gehaald, wie waar was neergeschoten, enz.

Cynrik De Decker las het allemaal en schreef in 1995 het boek ‘40-’45 boven Schelde, Dender en Durme, over de luchtbombardementen in de arrondissementen Aalst en Dendermonde. Ook het luchtgevecht van 14 mei 1943 in Kalken wordt erin vermeld. Gepassioneerd deed hij zelfs research in het Bundesarchiv in Freiburg en the National Archives in Washington DC. “Je koppelt alle rapporten van de Duitsers en geallieerden aan elkaar en langzaam maar zeker vallen alle puzzelstukken in mekaar.”

6 november 2015 (G)ERRY

6 november 2015. De muffe geur van oud papier bereikt mijn neus. We zijn in het atelier van historisch onderzoeker Cynrik. Op tafels liggen tientallen brieven te drogen op katoenen doeken. Ze behoorden ooit tot Willi Lück. Ik zie vele persoonlijke, veelal onherkenbare foto’s, zijn portefeuille met enkele gulden, zijn soldatenboekje, zijn spaarboekje, foto’s van zijn pilootopleiding, tot zelfs een manicuresetje met een nagelschaar en -vijl. Willi was een propere jongen, al hield hij wel van soldatenliederen met schunnige teksten, twee ervan zaten in zijn portefeuille. Boys will be boys.

Mijn oog valt op een portret van hemzelf, in uniform. Hij heeft indringende ogen, de haren zijn strak achterover gekamd. Cynrik : “Al zijn persoonlijke spullen zaten in een soort schoolboekentas, met een slot. In de romp was er een luik waar je zo’n tas kon steken. Piloten namen hun persoonlijke spullen vaak mee, tijdens een raid.” Ik zou net hetzelfde doen, beeld ik me in. Je weet wanneer je opstijgt, maar nooit waar, wanneer en of je nog landt. Dan heb je het liefst je geliefden dicht bij jou. Er zitten foto’s in van vermoedelijk zijn ouders, en van een meisje dat hij kust.

Uit al die personalia kon ondertussen een deel van zijn leven gereconstrueerd worden. Willi kreeg zijn basisopleiding als piloot in Oostenrijk. Eind januari 1943 verhuisde hij naar Zuid-Frankrijk waar hij in Bordeaux en omgeving verder werd opgeleid tot gevechts-piloot. Een treinticket verraadt een trip van Bordeaux naar Amsterdam, om op 29 maart 1943 in de luchteenheid van het Nederlandse Deelen te belanden. Slechts anderhalve maand was hij gevechtspiloot.

Bijna alle brieven zijn onleesbaar, behalve één die niet met een vulpen is geschreven, enkele weken voor zijn dood. De auteur is een Hollands meisje, uit Amsterdam. Het is een brok ontroerend erfgoed. In gebroken Duits schrijft ze :

Liefste,

Deze morgen ontving ik eindelijk je brief. Ik dacht dat je me vergeten was.

Mijn Duits is niet zo goed, jij moet ook Nederlands leren.

Kunnen we elkaar terugzien op 25 april, om 2 uur in het station van Utrecht ?

Ik hoop dat je deze brief op tijd krijgt. Als je me niet kan ontmoeten, bel me op 0.2900.25784.

Het is bijna middernacht, ik ga slapen.

Vele kussen,

(G)erry.

P.S. : Wat mijn ouders denken is ‘mir Scheiße Egal’

10 november 2015 ‘T IS ENEN VAN ONS

10 november 2015. Camiel Bracke, 91 en kwiek, ontvangt me in zijn assistentiewoning in Lochristi. Drie jaar geleden verloor hij zijn vrouw, de eenzaamheid overmeestert hem. “Ik kan zo melancholisch worden, dan begin ik plots te huilen.” Wie de negentig haalt, zeult veel verleden mee. Zoals veel stokoude mensen praat hij het liefst over lang geleden, zoals over die ene zomerse middag, 14 mei 1943. Hij was achttien, klaar om de wereld te veroveren. “Maar door de oorlog was er bijzonder weinig werk, we verveelden ons vaak. Ik zat met mijn vriend Basiel onder een perenboom, toen we plots een hels lawaai hoorden, vlakbij. Een Duits vliegtuig viel loodrecht naar beneden en crashte in een veld. Als een haas liepen we ernaartoe, pletse bèrevoets (blootsvoets). Maar de Duitsers, die in de buurt gestationeerd waren, waren bijzonder snel ter plaatse, we maakten ons uit de voeten. Vijfhonderd meter verder zagen we de dode piloot, hij stak half in de grond. ’t Is enen van ons, riepen de Duitsers. Natuurlijk waren we nieuwsgierig – van nieuwsgierigheid loop je overal naartoe en besef je niet welk gevaar je loopt. Tijdens de oorlog was er veel wantrouwen tussen de inwoners – je had twee kampen hé.”

Na het gesprek met Camiel rijden Pieter en ik naar huis. Het is oorverdovend stil. Zoveel onbeantwoorde vragen suizen door mijn hoofd. Heeft Willi Lück nog iets geschreeuwd toen hij naar beneden stortte ? Was hij een onverschrokken piloot of een doodnormale jongen met angst om te sneuvelen ? Dacht hij aan zijn Hollandse vlam, net voor hij stierf ?

Niettemin zijn vele vragen al beantwoord, dankzij een team van archeologen, vrijwilligers en historische onderzoekers. Een hele levensgeschiedenis komt stilaan aan de oppervlakte via bijna vergeten voorwerpen die 72 jaar het daglicht schuwden. Die brengen verloren verhalen over de Tweede Wereldoorlog weer tot leven, voor onze kinderen en kleinkinderen. “Daar doe ik het voor. Mijn grootvader, nu 96, maakte die gruwel mee”, zegt Pieter nog. Ik begrijp zijn passie om te spitten in het verleden. Hij doet het tegen het vergeten.

Door Sam De Kegel & illustraties Margot De Group

Willi kan zich moeilijk bevrijden uit de smalle cockpit, springt te laat en heeft geen tijd meer om zijn valscherm open te trekken

Ik heb u gezien en jij hebt mij niet gezien. Ik zit boven u en duik achter u. Ik schiet u in de rug. Einde verhaal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content