Als je me helpt, kan ik het alleen, is de titel van het boek, en zij wil weten waarom er op de flap een teddybeer staat. “Omdat het over kindjes gaat”, zeg ik ontwijkend, zij zou het vreemd vinden mocht ik haar uitleggen dat het een soort gebruiksaanwijzing is van haarzelf, een poging om haar unieke wonderbaarlijkheid op één hoop te gooien met miljoenen andere kinderen. Gids voor de eerste zeven levensjaren : haar met zoiets te willen doorgronden, voelt bijna aan als verraad.

Nog minder kan ik verklaren waarom die titel mij zo raakt. Als je me helpt, kan ik het alleen. Het doet mij denken aan degenen die mij tot hier hebben geholpen en die ik daar nooit meer voor kan bedanken. Zouden zij trots op mij zijn ? Een dergelijke onzinnige vraag dringt weleens naar voren uit de haveloze menigte van je gedachten.

Trots moeten zij niet zijn op de adellijke titels en de financiële rijkdom die ik heb bemachtigd. Niet op de postjes die ik heb verworven, likkend naar boven en stampend naar onderen. Misschien kunnen zij trots zijn omdat ik een mens ben geworden die niet oplicht of heelt, niet phisht en niet steelt en zelfs bij langdurige files niet over de pechstrook rijdt. Bitter weinig heb ik te verbergen, geen zwarte boekhouding noch btw-carrousels. Ik heb mij geen socialist genoemd terwijl ik mijn zakken vulde. Toen de uitbater van een restaurant onlangs vergat mij de pousse-café aan te rekenen, heb ik hem daar zelfs op gewezen – om vervolgens in mijn gat te zijn gebeten omdat hij schamperde en grijnsde : “Gelukkig zijn er nog eerlijke mensen.”

Euforie op beurzen, staat intussen in de krant, met op de foto koppen die op die van voetballers lijken nadat ze hebben gescoord, de ogen opengesperd en de lippen verwrongen. De beste beursdag in zestien maanden. Enkele dagen geleden was het nog de zwartste dag in drie jaar, straks weer de crash van Dexia, dat soort jojokapitalisme is manisch-depressief, zijn grillen vernemen wij elke ochtend in het nieuws en de wereld huppelt achter die krankzinnigheid aan, omdat de wereld er altijd al tuk op geweest is de meest ontwrichtende krankzinnigheden als normaal te slijten. Toen ik in New York en L.A. mensen op straat zag komen, met slogans als Greed killed the American dream en We work – they profit. Dismantle Wall Street ! voelde ik iets wat aan opwinding grensde. Het verlangen daar bij te zijn.

Intussen is de economie een mooie dekmantel om er stuitende projecten door te sluizen, onder het mom dat zij welstand en werk zullen verschaffen. In het centrum van Gent, pal naast het belfort, is men een moloch van een hal aan het bouwen die historische gevels aan het oog onttrekt en waarover diverse mensen mij al hebben aangesproken, verbijsterd dat dat zomaar kan. Zoals wel vaker, is de meest platvloerse verklaring waarschijnlijk de enige juiste en zijn esthetische overwegingen hier niet de drijfveer maar grijpgrage vingers met een zwak voor glanzende tegels.

Soms mis ik de tijd waarin kauwgom nog gewoon kauwgom heette, geen deepmint of sparky vibes spearmint BIGGER gum ! Gelukkig hoor je net op tijd, als de vervlakking je dreigt te overweldigen, een stel vrouwen op straat liefdevol aan een aftandse tijgerkat vragen : “Awel, ben jij aan ’t zonnebaden ?”

Dan ga ik naar het buurthuis met mijn dochter, waar we pret maken met het Prullalla-monster, dat haar langs achteren besluipt terwijl zij schommelt en waarvan ik de belevenissen misschien eens te boek moet stellen, zodat andere kindjes er ook plezier aan kunnen hebben. “De burgemeester van Aalst…”, zegt een kaartende senior met smakeloos grote oorlellen en een stem die mij aan Armand Pien doet denken. “Een HOER noem ik dat. En daar moeten wij respect voor hebben ?”

Dochter verstouwt intussen een pannenkoek en verdiept zich in filosofischer overpeinzingen. “Als een mens een vlieg inslikt, papa, wie sterft er dan : de mens of de vlieg ?”

“De vlieg”, zeg ik. Meestal toch, want er zal wel eens een mens met een vlieg in zijn ingewanden zijn doodgevallen. Misschien moet ik dat niet zeggen, want ik zit in een complot om haar de wereld veilig en betrouwbaar voor te stellen.

Zo leer ik haar alles, stilaan, de kleuren en de cijfers en straks ook de paddenstoelen en de planeten. Ik leer haar dat zij om andere mensen bekommerd moet zijn, maar voor een heleboel dingen maar beter kan uitkijken : voor vaste benoemingen en valse profeten, voor voetgangers die aan het zebrapad aarzelen, voor kunst die zich beroept op de genese van het irrationele, voor de heilzame werking van oorkaarsen en voor hoofdkussens die eruitzien als Bart De Wever.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content