De gemakkelijkste beklimming van een vierduizender, zo noemen alpinisten de tocht naar de top van de Gran Paradiso, het dak van Italië. Jo Fransen neemt de uitdaging aan. Kom jezelf tegen, op 4061 meter hoog.

Elke reden is goed om naar Valle d’Aosta te trekken, de kleinste regio van Italië op de grens met Zwitserland en Frankrijk. De zuidkant van de Alpen, in de schaduw van de Mont Blanc, behoort immers tot de mooiste Europese bestemmingen. Maar als Giovanna Mongilardi mij een paar waterdichte bergschoenen, een klimharnas, crampons en een heus pikhouweel overhandigt, slaat de twijfel toe. Heb ik mezelf niet overschat, deze keer ? Mijn berggids voor de komende dagen is klein van gestalte, maar atletisch en gespierd. Hoe dikwijls ze Gran Paradiso al beklommen heeft, telt ze niet meer. Misschien drie, vier keer per week tijdens een drukke zomer ? Of ik geoefend ben, vraagt ze onderzoekend ? Wel, ik neem al enkele dagen de trap in plaats van de lift.

Valsavarenche, een gehucht met 180 inwoners op 1540 meter hoogte, ligt in het hart van het Gran Paradiso Nationaal Park. De lucht is er ijl en fris, verzadigd met het verre geruis van beekjes smeltwater. Een paradijs bekroond met witte pieken aan het eind van een doodlopende bergweg. Vroeger was deze vallei, samen met die van Cogne en Rhêmes, het private jachtterrein van Italiaanse koningen. In 1922 werd het hele gebied een natuurreservaat – het oudste van Italië – ter bescherming van de steenbok. Volgens onbevestigde geruchten keerde de lynx recentelijk terug, die was nochtans uitgestorven onder het koninklijke bewind.

In de gelagzaal van het pension prijken jachttrofeeën boven de lambriseringen. En de waard, een bon vivant die gulzig grapjes etaleert in het Frans, ontvangt elke gast als royalty. Als primo serveert hij gnocchi van kastanjemeel in een saus van lokale fontinakaas, als secondo een sappig stuk varkensvlees, en zonder een kaasplank en een grappa kan geen enkele maaltijd. “Morgen slaap je in een hut in het hooggebergte, dus geniet nog van de beschaafde wereld.”

De koning te rijk

Ruim vierduizend meter hoogteverschil, in twee dagen en langs twee paden, telkens via een rifugio op 2700 meter, wachten ons. Meer dan de helft van de tocht loopt over de eeuwige sneeuw van een gletsjer. Vandaar de crampons die we onder onze schoenen zullen gespen en het houweel. Maar eerst test Giovanna onze touw- en klimtechniek. “Niet dat we zulke steile rotswanden zullen moeten overwinnen om de top de bereiken”, stelt ze mij gerust. “We klimmen om onze spieren los te maken, just for fun.” Zelf raak ik na drie pogingen tot op tweederde van de loodrechte wand. Niet onverdienstelijk, denk ik. Giovanna, klimkampioene van de vrouwelijke Italiaanse berggidsen, kruipt snel als een gekko omhoog. Tja. Wij, vier onervaren klimmers samengebracht door het lot, staan erbij en kijken ernaar. Toch is het teambuildingseffect van de klimsessie onmiskenbaar, want we leren elkaar met een touw zekeren en vertrouwen. Dat zal nodig blijken bij de lange trek op het ijs.

In Pont, waar het asfalt langs de onstuimige rivier doodloopt in het hooggebergte, begint de klim langs oude koninklijke jachtpaden. De vallei mag dan minder neerslag ontvangen dan Tunis, zodra we het bos inlopen begint het te regenen. Eerst miezerig, dan een plensbui waarvoor we onder dichte dennen schuilen. De regenkledij lijkt plots zo overbodig niet meer. Nog voor ik mijn poncho kan aantrekken, klaart het al op. Vier seizoenen in één dag kunnen de wandelaar parten spelen, waarschuwde Giovanna. Zelfs bij het begin van de zomer kan het weer in enkele uren omslaan. In mijn rugzak draag ik niet alleen de klimattributen, maar ook een water- en winddichte vest, een trui, handschoenen en een muts. Met die last op mijn rug neem ik een trage start.

Naarmate we stijgen, worden de bomen schaarser, de rotsen kaler. Ik pauzeer om marmotten en berggeiten te bewonderen, of een arend zwevend op de thermiek. Na iets meer dan twee uur stappen zie ik de rifugio liggen. Giovanna, intussen al op het terras aan de berghut, zwaait. Morgen lopen we aangelijnd aan een touw in colonne de berg op, net zoals de stippen die ik in de verte op de gletsjer bemerk. Ik profiteer nog even van mijn vrijheid en volg niet de kortste weg naar de berghut, maar de rivier. Een houten brugje, losgeslagen door een lawine eerder op het seizoen, dient mij uitstekend als zonnebank. Wat een panorama. Hier vlij ik me neer, alleen in de bergen, de koning te rijk.

Mijn leven aan een touwtje

We overnachten in de Rifugio Federico Chabod, een eenvoudige maar comfortabele berghut. De douches zijn er warm, de bergkost smakelijk, de zonsondergang onvergetelijk. Onder alpinisten valt de nacht vroeg, want om kwart over vier gaat de wekker. Het gestommel op de gang roept mij dadelijk tot de orde : vandaag is dé dag. Een snelle kop koffie en wat krachtvoer later vertrekken we in het donker. Hoog op de gletsjer flikkeren de zaklampen van de klimmers die ons voorgaan. Na een kwartiertje gespen we de crampons onder onze schoenen. Giovanna verbindt onze harnassen met een touw. Aangelijnd verzekeren we op de gletsjer elkaars veiligheid. Als ik nu in een crevasse tuimel, hangt mijn leven aan een touwtje. “Op het ijs houden we het touw strak”, beveelt Giovanna. Alleen achterblijven op de gletsjer is geen optie. “Ofwel halen we allemaal de top, ofwel niemand.”

Zo vlot als het gisteren ging, zo moeizaam gaat het vandaag. Op spijkerschoenen door de sneeuw stappen is technisch niet zo moeilijk, wel afmattend. Halfweg blijkt dat niet alleen ik moeite heb met de hoogte. “Op die bergkam in de zon zullen we rusten”, motiveert de gids. “Laat ons daar beslissen of we doorzetten naar de top.” De zonnige kam lijkt niet zo ver, maar we vorderen langzaam, we respecteren het tempo van de traagste. In deze witte wildernis heerst absolute stilte, enkel verstoord door het gekraak van mijn voeten in de sneeuw. Stap voor stap, nog even doorzetten. Eindelijk, zon op de sneeuw. Ik plof neer en bewonder de wereld van sneeuw en ijs.

Nog 200 meter hoogteverschil scheidt ons van de top. Het doel lijkt nabij, maar de alpinisten aan de voet van het Mariabeeld blijven kleine rode en gele stippen. Nog een uurtje, schat Giovanna. Doen we het of doen we het niet ? Onze verwachtingsvolle blikken laten er geen twijfel over bestaan. De hoogte snoert mij de mond. Bij elke stap lijkt de besneeuwde richel steiler te worden. Traag, gestaag, doorzetten, nog even. Niet alleen mijn eigendunk, ook mijn makkers rekenen op mij. Na ruim zes uur zwoegen in de sneeuw, klimmen we op handen en voeten over de laatste rots. Pas nu kunnen we écht genieten van het overweldigende panorama, gedomineerd door het massief van de Mont Blanc, de Monte Rosa en de Matterhorn. Alsof we op wolken lopen, zo vederlicht voel ik mij nu. High five, het dak van Italië is wondermooi.

Afdalen lijkt nu een formaliteit, maar ontaardt bijna in een nachtmerrie. De jongste schakel van de ketting spaarde nauwelijks krachten voor de loodzware afdaling. Met knikkende knieën wankelt ze door de sneeuw, vallend van vermoeidheid. Die eeuwige sneeuw is er nu te veel aan. Telkens als ze haar evenwicht verliest, snokt het touw rond mijn middel mij bijna van mijn sokken. Giovanna maant ons nu aan tot spoed. De grijze wolken die de vallei binnendrijven bevallen haar niet. We moeten van de gletsjer voor het onweer losbarst, gromt ze. ” What goes up, must come down.” Doorbijten, er is geen alternatief. We ploeteren over sneeuw en ijs, als robotten op automatische piloot. Maar de gevreesde bui waait over.

Aan de Rifugio Vittorio Emanuele verlaten we de sneeuw. Na deze inspanning lijkt de eenvoudige late lunch op het zonovergoten terras wel een feestmaal. “Ofwel overnachten we hier, ofwel stappen we naar de vallei”, zegt Giovanna. “Nog twee uur afdalen. In principe.” De blaren op mijn voeten leggen mij een tragere timing op. Aan de dramatische vergezichten en de haarspeldbochten door het bos lijkt geen eind te komen, maar ik beschouw de afdaling als een ereronde. Na dertien uur stappen doen zelfs spieren waarvan ik het bestaan nooit vermoedde pijn. Toch krijg ik die gelukzalige glimlach niet van mijn gezicht.

Tekst en foto’s Jo Fransen

Op handen en voeten klimmenwe over de laatsterots. Alsof we op wolken lopen, zo vederlicht voel ik mij nu. High five, het dak van Italië is wondermooi.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content