Haar foto’s zijn surrealistisch mooi en genadeloos. Fotografe Cornelie Tollens: “Ik kan niet zo goed tegen dat hele lege.”

Ken je dat gevoel, dat iemand iets heel moois tegen je zegt en dat je die woorden helemaal door je heen voelt trillen? Zoiets wil ik met foto’s doen.”

Ze maakte vorig jaar de coverfoto voor het kerstnummer van HP/ De Tijd. Een klein meisje met naakt bovenlijf en een wit kraagje om de hals. Twee vlechten. Uit haar slapen groeien twee horens. Een vernietigende blik. Een erotische kracht. De tirannie van het onschuldige vrouwtje.

De foto’s van Cornelie Tollens (1964) dragen een tweespalt in zich. Zelfs haar werk in opdracht van bladen als Elle of Elegance of Man draagt die stempel.

“Ik ben vooral bezig met rauwe dingen, de meest pure gevoelens die je hebt. Puur, dat is passie en alle andere dingen die met liefde te maken hebben, en haat en schoonheid. Ik ben een emotiemens. Ik wil dat mijn foto’s veel gevoel bewaren. Vooral nu, omdat het een koude tijd is. Wat ik in mijn leven meemaak, wil ik emotioneel helder houden door het in mijn fotografie te plaatsen.

Fotografie is heel nauw verwant met mijzelf. Iedere dag ben ik ermee bezig. Ik wil alles om me heen zien.

Ik ben iemand die erg twijfelt, maar anderzijds weet ik ook zeker wat ik wil. Ik weet vooral wat ik niet wil. De bangigheid zit tussenin, in de kleine, lullige dingetjes.”

En wat wil je?

Cornelie Tollens: Liefde! Ik wil andere mensen gelukkig maken. Carrière en aanzien is niet zo belangrijk. De gelukzaligheid van de liefde wel. De bezetenheid door mijn werk staat de liefde niet in de weg. Ik kan heel gedisciplineerd zijn. Als ik iets écht voel en wil dan doe ik het ook.

Ik toon in mijn werk een soort voorliefde voor jonge meisjes. Dat komt doordat ik zelf een combinatie ben van een oud wijf en een klein meisje. Die jonge meisjes op mijn foto’s lijken stuk voor stuk op hun manier heel volwassen. Dat zit in hun ogen, die blik waarmee ze weten wat ze willen. De foto’s hebben absoluut niets te maken met onschuld. Dat wil ik net benadrukken, dat ze helemaal niet zo onschuldig zijn.

Als je bij mijn werk mijn naam niet zou zien staan, zou je er eerder een vent bijdenken. Ik heb veel foto’s gemaakt met vis en vlees. Het zijn best wel ruige dingen. En toch stralen ze een bepaald soort schoonheid uit, een pure, niet bedachte schoonheid. Ik vind het zelf heel vies, maar het trekt me ook aan. Het is zo menselijk. Kijk eens naar dat vlees, die biefstuk. Het lijkt alsof hij nog leeft. Er loopt nog bloed doorheen.

(Ze wijst naar de foto aan de muur. Een lap vlees op het gezicht van een jong meisje. Daar zit een strik omheen.)

Met die roze strik ziet dat meisje er engelachtig uit. Zo’n foto komt er op een heel gewone manier: er komt een vriendin van me langs die wel even model wil zijn.

(Ze kijkt nog eens.) Het is een lief en zacht beeld met dat haar en dat strikje, maar anderzijds is het afschuwelijk. Als ik het daarna zie dan denk ik wel: “Verdomme, dit is heel erg.” Maar het fascineert me ook. Ik zie wel dat het werkt.

Misschien wil ik via de fotografie mijn bangigheid vastleggen. Door de jaren heen heb ik mezelf zoveel dingen aangeleerd waar ik bang voor zou moeten zijn: ’s nachts alleen naar huis fietsen, in het donker door een bos lopen, of vechten tegen hoogtevrees. Het zijn angsten die er eigenlijk niet hoeven te zijn. Ik probeer ze af te leren.

Mijn grootste angst is het verlies. Maar soms is fotografie voor mij ook een manier om afstand te nemen van mensen. Door een probleemsituatie of een gevoel in een soort verhaaltje te fotograferen kan ik het makkelijker van me afzetten.

Ik kom helemaal niet uit een kunstenaarsfamilie. Mijn ouders zijn nog nooit in een museum geweest. We hadden thuis niet eens een fototoestel. Op mijn 18de ging ik naar Australië. Ik logeerde er bij mijn neef die een fervent amateurfotograaf is. Hij heeft mij geleerd hoe een camera werkt. Op een avond legde hij me uit hoe ik het licht moest meten. Dat gaf me zo’n kick! Die nacht ging ik over een brug hangen, ik keek in het water en ik wist: ik wil foto’s maken. Sommige dingen weet je op een bepaald ogenblik heel erg zeker. Altijd blijkt zo’n gevoel te kloppen.

Later ben ik aan de academie van Haarlem fotografie gaan studeren. Nadien ging ik naar Londen om er te assisteren. Toen ik terug naar Nederland kwam, kreeg ik vrij veel aandacht door een foto die ik voor het tijdschrift Man had gemaakt. Het was het beeld van een varkenskop tussen twee vrouwenbenen. Men vond die foto nogal heftig.

“Wat een mooie foto! Echt heel mooi. Maar het kan spijtig genoeg niet in ons blad. Iets té…” Ik krijg die opmerking dikwijls te horen. Ik geef er niet echt meer om. Ik heb nu de goede combinatie gevonden tussen opdrachten voor modereportages en mijn vrij werk. Het is goed voor mijn evenwicht.

Vroeger dacht ik dat ik heel donker was, diep in mij. Maar dat is het helemaal niet. Ik ben wel heel heftig en dat is goed. Ik ga soms te veel uit. Er zijn weinig dingen die me rustig kunnen maken. Ik maak alles zo bewust mee. Dat zorgt soms voor veel pijn. Toch ben ik nooit bang dat ik me in mijn gevoelens zal verliezen omdat ik in mijn werk nog de combinatie vind van zachtheid en rauwheid, aantrekken en afstoten. Het blijft een samenspel.

Hoe belangrijk is zachtheid?

Heel belangrijk. Ik kan er echt niet tegen als mensen alleen maar hardheid vertonen.

En rauwheid?

Tja, ik moet toch wel ergens in mijn leven een soort drang bij mezelf blijven terugvinden. Je leert als mens zoveel dingen aan die niet moeten. Mensen willen zo veilig zijn. Ze zijn zo gauw bang. Ik ben heel blij als ik iemand tegenkom die zichzelf nog durft te kwetsen.

Hoe kwets jij jezelf?

Ik ben nooit eens gewoon verliefd. Ik stort me volledig in mijn passie. Daar heb ik mezelf in het verleden wel erg mee gekwetst. Ik neem risico’s. Ik wil alles aandurven. Ook in mijn werk heb ik dat. Al heb ik een opdracht voor Elle, wat toch een deftig blad is, dan nog wil ik die mensen pushen zodat ik met mijn werk wat verder kan gaan.

Heb je grote voorbeelden in je werk?

Irving Penn vind ik de allergrootste fotograaf. Bij hem krijg ik het gevoel dat hij me altijd zal blijven inspireren. Hij is technisch briljant. Hij heeft ook een soort viezigheid in zijn foto’s waar hij iets heel origineels mee kan doen. Soms breekt je hart als je een foto van hem ziet. Hij heeft een stilleven gemaakt met mozzarella, een tomaat en een olijf. Ik heb het een keer in het echt gezien. Ik wist niet wat ik zag. Het is met een enorm gevoel gemaakt en tegelijkertijd heel clean. Irving Penn lijkt me ook een hele leuke man. Ik zou hem graag ontmoeten. Ik heb ooit een van mijn foto’s naar hem gestuurd, als dank, omdat hij me zo inspireerde. Hij heeft nooit geantwoord.

Verberg jij je achter je camera?

Met een fototoestel zit je echt achter een soort gordijn te gluren. Als ik iemand fotografeer, heb ik daar een heel apart contact mee. Soms is dat erg intiem. Bij het maken van een portret heb ik wel eens het gevoel dat ik in iemands zielenleven zit te roeren. Iedereen is wel gewend om op een vakantiekiekje te staan, maar serieus op een foto komen is een ander verhaal. Als fotograaf zie je hoe de mensen dan plots bewust van zichzelf worden. Heel naakt. Als fotograaf is dat spannend maar ook eng. Ik wil iemand in zijn echtheid laten zien. Ik heb het gevoel dat ik door die foto te nemen een grote verantwoordelijkheid draag, alsof de mensen hun echtheid in mijn handen leggen. Ik kan alleen een klein beetje kneden.

Wat maakt een foto een goede foto?

De indruk dat er een verhaal achter zit. De hele film die je achter dat ene beeld stopt, moet zo waar mogelijk lijken. Dat vind ik het allermoeilijkst in de fotografie. Het verhaal bedenk ik van tevoren. Neem bijvoorbeeld meisjes in een modereportage. Ik wil dat de kijker zich afvraagt waar ze straks naartoe gaan. Het moet intrigeren. Ik hou niet van dat hele lege.

Ik zou een slechte reportagefotografe zijn. Dingen die er al zijn en daar dan nog eens iets leuks mee doen, daar ben ik niet goed in. Ik moet het allemaal kunnen verzinnen.

Is er voor jou een grens?

Ik zou nooit dode mensen kunnen fotograferen. Ik heb nog nooit een dode gezien eigenlijk. Mijn vader is drie jaar geleden overleden. Wij kregen twee uurtjes waarop we naar zijn lijk mochten gaan kijken. Ik wilde absoluut niet naar binnen gaan. Ik ben bang voor beelden die me te machtig zouden kunnen zijn.

Ook in de rauwheid die ik bepleit is er een grens waar ik niet over wil gaan. Ik wil niet dat het alleen maar afstotelijk is of alleen maar vies, daar kan ik ook niet tegen, het moet nog een soort glamour houden, de glamour van de rauwheid, dat is mooi.

Anna Luyten / Foto’s Cornelie Tollens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content