De spectaculaire hoofddeksels op de catwalks van Dior, Louis Vuitton, Jean Paul Gaultier en Walter Van Beirendonck zijn vaak van Stephen Jones, daarnaast heeft hij een trouw privécliënteel. Enkele van zijn gevederde creaties zijn in Antwerpen te zien op de tentoonstelling Birds of Paradise.

In 2010 wijdde het Antwerpse Modemuseum een volledige tentoonstelling aan de Britse hoedenartiest. Daar was uitvoerig te zien hoe veelzijdig de man is. Als hij samenwerkt met modeontwerpers weet hij feilloos hun ideeën te vertalen, en tegelijk zijn eigen, herkenbare stempel te drukken. Daarnaast heeft hij zijn eigen salon waar hij privéklanten bedient, beroemd of niet, en daar is zijn stijl nog meer uitgesproken. Van een discreet pillendoosje dat schuin op één oor wordt geplaatst tot een uitbundige verentooi voor Kylie Minogue, in alle registers is hij thuis. Wij wilden hem graag spreken over de rol die pluimen spelen in zijn hoedenrijk, maar het moment was slecht gekozen. Het is een dag voor de modeweek in New York, waar hij met Donna Karan samenwerkt, en vandaar gaat het via Londen, waar L’Wren Scott en Giles Deacon op hem wachten, naar Milaan, dan Parijs voor Schiaparelli en Dior. Vanmiddag komt er nog een klant uit Nederland en een uit Hongkong langs – allebei mannen – die door hem persoonlijk willen bediend worden. Druk druk druk, maar geen nood, voor ons trekt de man de deur achter zich dicht en maakt ruim de tijd voor een gesprek aan de telefoon.

Dat gaat ook makkelijker wanneer je elkaar voordien al in levende lijve hebt ontmoet, en dat was het geval toen hij zijn tentoonstelling had in het Londense Victoria & Albert Museum, en daarna in Antwerpen – waar chocoladekunstenaar Dominique Persoone speciaal voor hem hoedjes van chocolade maakte. “Ja natuurlijk, ik herinner me u nog” , zegt hij, gentlemanlike, al durf ik dat te betwijfelen. Maar het typeert hem. Ooit een rebelse punker die de Londense nachten onveilig maakte, samen met Boy George en Lee Bowery is hij nu een attente en zachtmoedige mad hatter.

Of hij een verklaring heeft, vraag ik, voor het feit dat plots in alle collecties en in vele vormen pluimen opduiken. Die heeft hij. “De voorbije seizoenen vierden bedrukte stoffen hoogtij. Grafische prints, retromotieven, computerprints, we hebben het allemaal gehad. En dan is het tijd voor een volgende cyclus. De mensen verlangen nu naar iets wat verbonden is met de natuur, en veren zijn dat overduidelijk. Bovendien zijn de silhouetten ook vrij eenvoudig, en pluimen kunnen dan textuur verlenen aan gladde stoffen.” Want, zegt hij, hoewel pluimen sterk zijn – de vogels moeten er lang op kunnen vliegen – zijn ze ook kwetsbaar en onderhevig aan wrijving. Daarom zijn ze moeilijk te verwerken in kledingstukken. Veren op een kledingstuk kunnen gemakkelijk blijven haken of in elkaar verward geraken. “Wat voegen pluimen toe aan een silhouet ? Beweging. Als een ontwerper iets met pluimen in gedachten heeft, zal hij al snel naar een hoedenmaker stappen, want een pantalon van pluimen is moeilijk te maken. Weet u wat de beroemde plumassier Lemarié in Parijs me lang geleden zei ? De schoonheid van veren is de lucht ertussen. Het is dat lichte briesje dat ze doet trillen en ze bijzonder maakt. En waar kunnen ze dat windje beter vangen dan op je hoofd ?”

SLAPPE KNIEËN

De Britse modesocioloog Colin McDowell schrijft in zijn boek Hats, status, style & Glamour dat veren op een hoed vandaag, net als in het fin de siècle een seksuele connotatie hebben : “Zij trillen orgas-tisch bij de minste beweging of het lichtste briesje en het is lang bekend dat mannen er opgewonden van raken en week in de knieën worden.”

“Misschien overdrijft hij hier een beetje,” zegt Jones, “maar het is natuurlijk wel zo dat pluimen elke beweging uitvergroten. Als je je hoofd schuin houdt, of je flaneert heen en weer, werken ze als een versterker. Op die manier kan er een erotische connotatie zijn. Pluimen kun je in hetzelfde register onderbrengen als bont en leder, doordat ze van dierlijke oorsprong zijn hebben ze een seksuele ondertoon. Kijk, als iemand me vraagt om een hoed te maken die iets futuristisch uitdrukt, zal ik plastic gebruiken, als iemand iets sensueel wil uitdrukken, zal ik aan bont of aan veren denken. Veren zijn nooit neutraal. Er is altijd een symbool van seks, van iets religieus, status of luxe.”

We kunnen het ons moeilijk voorstellen, maar er was een tijd dat struisvogelveren even kostbaar waren als diamant. “Ze waren een teken van status, van luxe want ze waren extreem zeldzaam en duur,” beaamt Jones, “ze kwamen uit Zuid-Afrika en de handel bloeide.” Onwillekeurig denken we aan dames met een ingesnoerde taille, een lange, uitwaaierende rok en een weelderige grote hoed met wuivende veren. Denk Downton Abbey of My Fair Lady. In de periode 1880 tot 1914 waren struisveren het toppunt van chic en mode. Het waren niet enkel struisveren die werden gebruikt. Zeldzame exotische vogels moesten eraan geloven, kolibries, paradijsvogels, papegaaien, zilverreigers. Soms droegen dames hele vleugels of zelfs volledige opgezette vogels op hun hoofd. Naar schatting werden toen in de VS jaarlijks minstens vijf miljoen vogels gedood, om te eindigen als extravagante versiering op dameshoeden.

Het werd zo extreem dat in 1885 een Amerikaanse wet werd gestemd die verbood om nog één vogel te vangen “die bekendstond als vederwild”. Ook in Engeland ontstond er protest. De pas gekroonde koningin Alexandra liet weten dat hoeden, versierd met veren van wilde vogels “niet welkom waren in haar aanwezigheid”. Voortaan waren enkel hoeden met pluimen van neerhofdieren acceptabel, zoals hanen, ganzen en fazanten. “Inderdaad,” zegt Jones, “volledige vogelsoorten zijn in die periode uitgeroeid in Zuidoost-Azië. Vandaag werken we dan ook enkel met wettelijk toegelaten veren.”

Lady Gaga werd onlangs nog door dierenactivisten uitgejouwd toen ze uit een hotel buitenkwam met een hoed van fazantenveren. “Zelf heb ik nooit last gehad met PETA”, zegt Jones. “Ik gebruik ook geen materiaal van bedreigde diersoorten. Struisvogels moeten voor hun veren niet worden gedood, hé, hun pluimen vallen uit. Het is zoals schapen en hun wol, ze kweken er gewoon nieuwe. Het enige wat je moet doen is er voedsel instoppen (lachje). Al denk ik dat de vergelijking niet helemaal opgaat. Struisvogels worden ook niet meer in het wild gestroopt, ze worden gekweekt, in de eerste plaats voor het vlees, nog steeds in Zuid-Afrika, maar ook in Europa. Het leder en de veren zijn bijproducten. Wist u trouwens dat de internationale wetten over bedreigde soorten zoals luipaard en het gebruik van materialen als ivoor er zijn gekomen als uitvloeisel van de ban op struisveren ? Dat is het begin geweest van de regelgeving.”

Er zijn nog voldoende veren van voldoende soorten, weet Jones. “Je hebt er die fijn en fluffy zijn, zoals die van de maraboe, andere die rank en stijf zijn, zoals die van de Chinese fazant, die wel een meter lang kunnen worden, en zijn er die dik en fluffy zijn, zoals sommige struisvogelsoorten. En dan heb je natuurlijk pauwenveren, die blijven van de buitencategorie.”

TECHNIEK

Werken met veren is delicaat, je moet er heel voorzichtig mee omspringen. “Het is een vak dat je moet leren,” zegt Jones, “elke soort vraagt een andere behandeling en in mijn ateliers worden ze intensief bewerkt, geverfd, verknipt enzovoort.” Hij heeft in Londen drie ateliers, met een twintigtal modistes. Daar gebeurt al het werk, zowel de hoeden voor collecties, als de eenmalige stukken voor particulieren worden er gemaakt. “Het verschil met de mode is duidelijk,” zegt hij. “Een modeontwerper die een hemd wil, maakt een prototype en laat zijn hemden in Italië maken. Hetzelfde met schoenen. Met onze hoeden gaat dat niet. Er is praktisch geen industrie meer in Europa, alles is nagenoeg verhuisd naar China. Daarom leiden we onze mensen op, ja, maar er zijn ook wel modescholen waar een goede hoedenafdeling is. Er komen bijvoorbeeld goede studenten uit de Japanse Bunka-school, of uit het Fashion Institute of Technology in New York. Doordat we niet zo talrijk zijn, is het een heel internationaal gezelschap en we helpen elkaar. En internet is een schat om met elkaar te communiceren.”

Legendarisch is de samenwerking van Stephen Jones met John Galliano, toen die artistiek directeur was bij Dior. Ik herinner me levendig een haute coutureshow in het kasteel van Versailles, die draaide rond opgezette dieren. De modellen droegen fazanten en hanen op hun hoofd, door Jones verwerkt in hoofdtooien. Bij Dior, met de ongebreidelde fantasie van Galliano, waren voor Jones de middelen onbeperkt. Na Galliano kwam Raf Simons, en hoewel de samenwerking met Dior voortduurt, is de hand van Jones minder zichtbaar. “De stijl van Raf is wel veel soberder en voor de laatste collecties heb ik vooral sjaals gemaakt, kleine hoedjes en strikken.” (Koningin Mathilde wordt net de dag dat ik dit schrijf, in Parijs gefotografeerd in een zachtroze jas van Dior met een grote strik aan de hals en een klein pillendooshoedje op het hoofd. Thank you Mr. Jones.)

Ook met Marc Jacobs kon hij voluit gaan, onder meer in diens afscheidsshow van Louis Vuitton, voor zomer 2014. Het was als een rouwdienst, maar de zwarte weduwen waren wel met fazantenveren getooid. “Ach, de tijden veranderen en de mode verandert. Niets is voor altijd”, zegt de hoedenmaker. Wel verheugt hij zich over de samenwerking met het huis Schiaparelli, dat opnieuw gestart is. Elsa Schiaparelli stond bekend om haar surrealistische ontwerpen, met hoeden als een schoen of een kreeft op het hoofd. “Natuurlijk ga ik geen replica’s maken, wat zou daar de zin van zijn ? Maar ik vind het wel prettig om me in haar fantasie te verplaatsen en er mijn eigen interpretatie aan te geven, al dan niet met veren.” Ook met Walter Van Beirendonck werkt hij al ettelijke jaren samen, en in het herendefilé voor volgende winter droegen de modellen enorme gevederde hoofdtooien met de boodschap ‘No Racism’.

PARKIET

Pluimen hoeven dus nog niet in het kastje ‘retro’ te worden opgeborgen. De plumassiers hebben nog hun handen vol met het selecteren en prepareren van gevederte. “Niet alleen voor de mode trouwens, ook het leger heeft er altijd nodig”, weet Stephen Jones. “Misschien niet voor hun dagelijkse plunje, maar je kunt je geen militaire parade voorstellen zonder veren. Al is het maar één gekleurd veertje op een baret dat het regiment aangeeft.”

Natuurlijk denken wij bij het zien van pluimen automatisch aan frivole dameshoeden, maar dat was ooit wel anders. Op de helmen van Griekse en Romeinse veldheren wuifden de pluimen, en een Indiaans opperhoofd kon niet zonder. Wat zouden de musketiers zijn zonder veren op hun hoed of de welgestelde burgers op de doeken van Rembrandt en Frans Hals ? “Vroeger maakten veren de man, en we hebben er in het Engels een uitdrukking aan overgehouden,” vertelt Jones, “put a feather in your hat gaat terug naar de middeleeuwen. Bij het steekspel reikte de edelvrouw een veer aan haar favoriet, die ze in zijn helm stak. Het moest hem geluk brengen bij het gevecht. Vandaar dat we het zinnetje nog gebruiken om een goed gevoel, zelfvertrouwen uit te drukken.” Ook in het Nederlands leeft het voort. Ook wij geven een pluim als iets goed gedaan is, en als iemand de pluimen op zijn hoed mag steken wil het zeggen dat hij ergens complimenten voor krijgt.

Van Stephen Jones is bekend dat hij zijn eigen hoofd nooit onbedekt laat. Draagt hij wel eens een hoed of een pet met veren ? “Ik heb er eentje, en neen het is er geen met wuivende struisveren. Ik heb thuis parkieten, en telkens er eentje een veer verliest, steek ik ze op mijn pet.”

Birds of Paradise. Pluimen & veren in de mode, van 20 maart tot 24 augustus, in het Modemuseum Antwerpen. www.momu.be

DOOR AGNES GOYVAERTS

“Als een ontwerper iets met pluimen in gedachten heeft, stapt hij naar een hoedenmaker, want een pantalon van pluimen is moeilijk te maken”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content