Er is een cliché dat zegt : vrouwelijke galeriehouders zijn rijke madammen die zich vervelen en dan maar met kunst gaan spelen. In Antwerpen wonen en werken Annette De Keyser, Annick Ketele, Annie Gentils en Dagmar De Pooter : met weinig middelen geven ze de artistieke scène niet alleen kwaliteit, maar ook kleur en eigenzinnigheid. Tijd om zich te vervelen, laat staan om rijk te worden, hebben ze niet.

Marc Ruyters / Foto’s Lieve Blancquaert

We zitten aan een tafeltje van de Caveau, het Antwerpse ?café van de Vlaamse Opera? dat nog altijd veel beter bekendstaat als de Boerinnekes. Vroeger moest je hier smeken om bediend te worden en kwam de ober ten langen leste je glas op de tafel neerkwakken, wat zijn charme had. Nu schuurt bij elke snelle service de ober even langs de takken van een vergeten dennenboom, zodat een regen van naalden geruisloos op de vloer terecht komt. Ook dat heeft zijn charme. We hebben net gepraat over de ondraaglijke lichtheid van het galeriehoudersbestaan, bekeken door vier paar vrouwenogen. Uiteindelijk komen ze allemaal tot dezelfde conclusie : dit gesprek moet vooral positief overkomen, want er wordt al genoeg geklaagd in de kunstensector. Eens kijken of dat lukt.

Er zijn opvallend veel vrouwelijke galeriehouders. Is dit volgens jullie een ?geëmancipeerd? dan wel een ?typisch vrouwelijk? beroep ?

Annie Gentils : Ik vind dat helemaal geen typisch vrouwelijke job. Er zijn wel veel vrouwen mee bezig : ik denk dat een aantal dames het inderdaad kunnen doen omdat hun echtgenoot werkt, maar dat is maar een stuk van het verhaal.

Annette De Keyser : Het draait mijns inziens vooral om het intuïtieve karakter van deze job, en intuïtie is een typisch vrouwelijke eigenschap. Dat wil niet zeggen dat mannelijke galeriehouders hun werk zónder intuïtie doen, maar mensen met veel intuïtie hebben het makkelijker in deze branche. Daarom zitten ook veel meer vrouwen in de kunst dan pakweg in de computerwereld.

Dagmar De Pooter : Een galerist moet heel wat persoonlijk engagement in dit werk steken. Wij vrouwen zijn overtuigd van het doel dat we ons stellen, we werken veel met gevoel en emotie en, zoals Annette zegt, met onze intuïtie.

Bestaat er zoiets als een kloof tussen het grote publiek en de hedendaagse kunst ?

Dagmar : Waarom gaan de mensen wel naar musea en veel minder naar galeries ? Af en toe heb ik ook een zekere schroom om een galerie binnen te stappen, omdat het soms allemaal zo afstandelijk is. Kunst moet bereikbaar en bevattelijk zijn voor iedereen, maar dat is niet altijd het geval : kunstenaars zijn ?iconen? geworden, kunst is bloedserieus. Ik wil consequent tentoonstellingen organiseren waarin een dialoog ontstaat tussen kunstenaar, critici, curatoren en publiek. Ik respecteer het ideaal van de kunst, niet het genie.

Annette : De jongste jaren is er zeker een soort drempelvrees gegroeid. Maar ik voel dat die kloof weer verkleint : de actuele kunst evolueert meer en meer weg van het elitair-rationele naar, daar komt het weer, het intuïtieve.

Annick Ketele : Ik weiger te geloven dat die drempelvrees enkel aan ons te wijten is. Wij doen onze job, we kunnen mensen een persoonlijke ontvangst bezorgen, uitleg geven over een kunstenaar enzovoorts. Ik vind ook niet dat de kunst zich moet aanpassen aan het grote publiek, daar zou niemand beter van worden. De mensen moeten de dingen zien zoals de kunstenaar het gewild heeft, en niet andersom.

Annie : Wij leven hier in België in een onvriendelijk kunstklimaat. Vanuit de overheid gebeurt niks om de mensen te sensibiliseren. Neem nu Nederland : daar wordt heel veel gedaan rond musea en galeries, het publiek vindt dat de normaalste zaak van de wereld. In dit land worden wij galeriehouders nog altijd als poenscheppers bekeken. Voor het publiek blijven wij een grote onbekende. In mijn vroegere galerie kreeg ik soms op een hele dag één of twee mensen over de vloer. Alleen op de vernissages kwam er veel volk, want dan was de drank gratis. Daar ben ik dan ook van afgestapt. Met de nieuwe formule die ik nu samen met mijn vriend heb opgestart, zijn de mensen veel relaxter, ze vragen sneller uitleg, maken een praatje.

Dromen jullie soms niet van een toffe ?kunstwinkel?, waar mensen kunst kopen zoals ze elders een blitse jas of een knap meubel kopen ?

Annick : Natuurlijk zou het makkelijker zijn, maar ik zou zo niet willen werken. Een galerie is niet te vergelijken met een winkel : vóór wij nog maar aan verkoop kunnen dénken, moeten we eerst een langdurig proces van vertrouwen en engagement met de bezoeker opbouwen. Ik wil een goeie respons op het werk dat ik doe. Ik verkies mensen die even geëngageerd zijn als ik, die de energie die ik erin stop, respecteren. Liever dat, dan iemand die snel-snel binnenspringt, vraagt hoeveel het kost en hop ! weer verdwijnt.

Annette : Mensen die binnenkomen en iets kopen omdat ze het graag zien, dat zie ik zitten. Ik toon dingen waar ik honderd procent achtersta : als ik dan merk dat andere mensen er affiniteit mee hebben, vind ik dat schitterend. Kunst hoeft overigens niet duur te zijn, we hebben geregeld betaalbare dingen. Er zijn bijvoorbeeld tekeningen van de kunstenaars, zodat je iets representatiefs en goeds aan een schappelijke prijs in huis kan halen. Overigens : betaalbaar is relatief. Als ik iets echt wil hebben, dan koop ik het, al moet ik er een reis voor laten.

Dagmar : Als galerist ben je voor een stuk ook verantwoordelijk voor de persoonlijke toekomst van de kunstenaar. Je moet je eigen engagement op de kijker/koper kunnen overbrengen. Een galerie is dus veel meer dan een winkel.

Annie : Bij een kledingstuk of een meubel is minder uitleg nodig dan bij een kunstwerk. Elk kunstwerk draagt een lang verhaal in zich met een intellectuele en gevoelsmatige achtergrond, dat verkoop je niet in twee minuten. Mijn vorige tentoonstelling was een groepsexpo, en dan moet je van zowat elke artiest de loopbaan uitleggen, hoe hij tot zijn werk komt enzovoorts. Daar ben je dus uren mee bezig.

Volgen jullie ook andere uitingen van kunst & cultuur, of zijn jullie alleen maar met de eigen beeldende kunst bezig ?

Annette : Kunst is als ademen, het is een deel van mijn leven. Ik ben er altijd mee bezig, ik lees bijvoorbeeld ontzettend veel. Maar ik heb niet veel tijd om naar theater of film te gaan.

Annick : Film, muziek, theater… het zijn allemaal geestesverwanten. Wat ik laatst zag en erg goed vond was De Keizer van het verlies van Jan Fabre.

Annie : Ik ben al twee, drie jaar zo druk bezig met dat nieuwe galerieproject dat ik voor iets anders geen tijd heb. Zelfs lezen schiet er bij in. Dat vind ik jammer, maar het is een gegeven : al wat ik aan tijd of geld heb, steekt in Montevideo. Ik sta om zeven uur ’s ochtends op met de kinderen, om halftwee ’s nachts ga ik slapen.

Dagmar : Ik ga graag naar theater, ik ben een filmfreak en ik lees veel uit de bibliotheek. Mijn laatste film was Fargo van de gebroeders Coen. Mijn laatste boek, om Nederlands te leren : Kaas van Willem Elsschot, héél moeilijk, maar prachtig.

Sommigen van jullie overleven financieel voor een stuk dank zij de steunaankopen van het Vlaamse ministerie van Cultuur. Vinden jullie dat het galeriewezen moet gesubsidieerd worden ?

Annette : Absoluut. Wij doen belangrijk werk om de jonge kunst te promoten, maar onze eigen middelen zijn te beperkt, dus moeten ze ons helpen. Als kunstenaars beurzen krijgen, waarom wij dan niet ?

Dagmar : Met wat financiële steun zou ik me veel meer kunnen permitteren. Ik moet werken met minimale middelen, maar ik wil consequent blijven.

Die aankopen zijn toch een vorm van steun ?

Annette : Inderdaad, en ik vind het een goeie manier. Maar dan zou dat consequent elk jaar moeten gebeuren, zodat we toch zeker de eerste jaren een bepaalde zekerheid kunnen inbouwen. Ik moet zeggen : ik voel sinds kort een kentering, er zijn mensen op het ministerie van Cultuur die naar onze problemen willen luisteren. De vraag is : wanneer wordt dat ooit concreet ? We moeten allemaal veel te veel energie steken in het oplossen van onze financiële problemen.

Annick : Weet je, in de Commissie voor de Beeldende Kunst, die de minister omtrent de aankopen moet adviseren, zitten zeker mensen die moeite doen, naar onze tentoonstellingen komen kijken en zich informeren. Maar er zijn ook anderen die we nooit zien. Een gebrek aan interesse ? Ik weet het niet. We hebben overigens net een nieuwe Commissie gekregen, we zullen zien wat dat wordt. Nog een ander mankement : wij hebben niet de middelen om aan buitenlandse kunstbeurzen deel te nemen, wat nochtans essentieel is om een kunstenaar internationaal te promoten. In andere landen worden galeries als de onze gesteund door de overheid.

Annie : Nederlandse galeries worden soms tot drievierde van het bedrag voor zo’n beurs gesubsidieerd.

Er wordt dus helemaal geen beleid gevoerd ?

Annette : Ik zei het al, we denken dat er nu toch iets beweegt.

Annie : Het gaat niet enkel om die Commissie of om het Cultuurministerie. Ook de houding van sommige museumdirecteurs en curatoren is bedroevend. Ik belde naar een curator van het MUHKA, ons eigen museum voor hedendaagse kunst hier in Antwerpen, met de vraag om eens langs te komen. Die man antwoordt me vlak af : ?Prinses, je weet toch dat ik nooit naar galeries kom.? Dat zegt iemand die midden in de hedendaagse kunst werkt ! Ook andere conservatoren van het MUHKA heb ik nog nooit in mijn galerie gezien. Waar zijn we dan mee bezig ? In Amsterdam lopen de curatoren van het Stedelijk de galeries plat en ze kopen ! Hier kan het zelfs nog erger. Als ik een Italiaanse kunstenaar exposeer en dus zorg voor transport, catalogi en dergelijke, dan hebben bepaalde museumdirecteurs het lef om naar het atelier van de kunstenaar te trekken, tot in Milaan toe. Ze slaan de galerie in hun eigen stad gewoon over !

Annette : Toch zijn wij nodig, vind ik. Als wij wegvallen, wat gaat er dan met de jonge kunstenaars gebeuren ? Bij ons krijgen ze een podium.

Annick : Het mag gezegd worden dat de interesse vanuit het Gentse voor de Antwerpse galeries wel groot is. Zowel mensen van het Museum van Hedendaagse Kunst als van de Vereniging komen geregeld langs.

Annie : Gent heeft een prachtig team.

Annette : Juist, ik was daar gisteren nog. Toen ik het museum buiten kwam, had ik een fantastisch goed gevoel. Dat heb ik zelden in het MUHKA.

Annick : In het Antwerpse is er totaal geen samenwerking tussen het MUHKA en de galeries, terwijl de meeste toch in de buurt zitten. Eigenlijk zou Antwerpen een ideale kunstlocatie zijn, met al die musea en galeries op het Zuid. Maar er is totaal geen interactie. We moeten het zelf doen.

Is Antwerpen eigenlijk een interessante cultuurstad ?

Annie : Antwerpen is altijd een plek geweest waar artiesten uit het buitenland verzeild geraakten, het is een havenstad met een aparte poëzie. Maar ook het internationalisme is typisch, Antwerpen stond altijd open voor invloeden van buitenaf. Zie de groep rond Paul Van Ostaijen in de jaren ’20, het Hessenhuis in de jaren ’50, of de Wide White Space-galerie in de jaren ’60 en ’70, waar alle groten op afkwamen.

Dagmar : Ik heb al in verschillende steden in de wereld gewoond en gewerkt. Ik ervaar Antwerpen als opvallend open : klein maar kosmopolitisch. Ik heb bijvoorbeeld in Barcelona gewoond, een stad die groter is, maar ook koeler. In Antwerpen heb ik me altijd welkom gevoeld.

Doen jullie als galeriehouders samen iets aan jullie promotie ?

Annick : Ja, we komen geregeld bij elkaar. De gezamenlijke vernissages en nocturnes die we bij elke nieuwe expositieperiode houden, zijn een succes. Veel meer dan in andere steden : die avonden hangt er altijd een speciaal sfeertje op het Zuid en het Noord, het is een traditie geworden. Vorig jaar hebben we voor het eerst ook een opendeurweekend van de galeries georganiseerd, en daar is heel veel volk op afgekomen. We doen dat binnenkort opnieuw, in het weekend van 19 en 20 april. Voor wie ons dus wat beter wil leren kennen : hou die datum vrij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content