Jean Paul Gaultier schrapte vorig jaar zijn prêt-à-porterlijn. Maar de Franse ontwerper blijft immens populair. Naar zijn eerste retrospectieve tentoonstelling gingen wereldwijd al bijna anderhalf miljoen mensen kijken. Dit voorjaar gaat ook Parijs voor de bijl.

Na 38 jaar,” schreef Jean Paul Gaultier vorig jaar in een open brief, “is de tijd gekomen om te stoppen met een aantal van onze activiteiten.” De ontwerper zet, heel onverwacht, een punt achter zijn prêt-à-porterlijn, en sluit zijn winkels in Frankrijk en Azië. Hij bewaart zijn couturesalon en zijn parfumbusiness. Die laatste was de voorbije jaren goed voor zo’n tachtig procent van de omzet van zijn bedrijf.

Gaultier, die later deze maand 63 wordt, had een pasklaar argument voor zijn retranchement : “De commerciële beperkingen en het almaar snellere ritme van de collecties laten een ontwerper vandaag niet langer de vrijheid en de tijd die onmisbaar zijn om te herbronnen en met verse ideeën voor de dag te komen.” Een elegante manier om te verwoorden dat de ontwerper moe was, en uitgeblust.

Terwijl Gaultier in oktober zijn afscheid vierde van de Parijse modeweek met een monter, groots opgezet retrospectief defilé, was zijn eerste grote overzichtstentoonstelling elders bezig aan een indrukwekkende wereldtournee. Er werden intussen bijna anderhalf miljoen kaartjes verkocht voor de expo. En dan moet Parijs nog worden aangedaan.

PASBEURT MET IMELDA MARCOS

Gaultier groeit op in Arcueil, net buiten Parijs. Hij brengt veel tijd door in het beautysalon van zijn grootmoeder. De kleine Jean Paul houdt van mode en van yéyé, van tijdschriften (Jardindes Modes, eerder dan Vogue) en van variétéprogramma’s op televisie (het in Frankrijk nog steeds legendarische Dim Dam Dom, met elke week een andere vedette als presentatrice, van Geneviève Bujold tot Jane Birkin). Op zijn achtste leest hij een biografie van Christian Dior.

Een dan al oude film – Falbalas van Jacques Becker, uit 1944 – introduceert hem als tiener tot de glamoureuze wereld van de Parijse haute couture. Die dag wordt Gaultier ontwerper, althans in zijn hoofd. Hij tekent twee collecties per jaar, en stuurt zijn schetsen rond. Yves Saint Laurent reageert niet, maar Pierre Cardin hapt toe. Op zijn achttiende verjaardag krijgt Gaultier een baan als assistent in de studio van Cardin.

Hij blijft er zes maanden, gaat daarna twee jaar bij Jean Patou aan de slag, en keert uiteindelijk terug naar Cardin, die hem om mysterieuze redenen naar de Filippijnen stuurt (Gaultier tekent er collecties voor de Amerikaanse markt, maar overziet ook een pasbeurt met Imelda Marcos).

Gaultier, die nooit een formele modeopleiding heeft gekregen, wil toch vooral zijn eigen ding doen. In de vroege jaren zeventig teert de Parijse mode in zekere zin nog op de new look van de jaren vijftig. Terwijl Frankrijk langzaam in slaap sukkelt, bereiden New York en Londen de punkrevolutie voor.

In oktober 1976 toont Gaultier zijn eerste collectie, geholpen en gesteund door zijn vriend en zakenpartner Francis Menuge. “Ik was een illustere onbekende, zonder geld. De fabrikanten hadden geen vertrouwen in mij, maar ik vond alles wat ik nodig had in de stoffenwinkels van de Marché Saint-Pierre.” Het duurt daarna twee jaar voor Gaultier serieuze financiers vindt, zakenman Dominique Emschwiller en de Japanse groep Kashiyama. Ongeveer terzelfder tijd leert hij zijn eerste muzen kennen, onder wie Inès de la Fressange en Farida Khelfa, maar ook minder vertrouwde namen, Aïtize Hanson (die al in 1971 Gaultiers allereerste jurk draagt, voor een modellenwedstrijd), of nog Anna Pawlowski (te zien op talloze vroege foto’s in de tentoonstelling).

MATROZENTRUI

Zijn eerste eigen winkel opent pas in 1986, in de Galerie Vivienne. Het esthetisch universum van Gaultier is dan al volledig uitgetekend. Het is, zeker voor die tijd, opvallend (en openlijk) homoseksueel. De ontwerper laat zich inspireren door onder anderen Jean Cocteau, Jean Genet en Tom of Finland.

Neem de gestreepte marinière – sinds jaar en dag het embleem van Gaultier. Die matrozentrui is in feite een Franse klassieker. “Ik heb altijd gehouden van het grafische, architecturale aspect van de streep”, zegt Gaultier in de tentoonstellingscataloog. “Mijn moeder liet me matrozentruien dragen. Het is een basic stuk dat allicht nooit gedemodeerd zal raken. Coco Chanel en Pablo Picasso droegen het, maar ook Popeye en de personages van Tom of Finland.” En toch linkt Gaultier de marinière vooral met Quérelle, de cultfilm van Rainer Werner Fassbinder uit 1982, gebaseerd op een roman van Genet, en een klassieker van de gay popcultuur. “Door die film is het mijn fetisjstuk geworden.”

PUNK CANCAN

Gaultier begint zijn solocarrière terwijl de punk losbarst. Hij haalt inspiratie uit het fenomeen (latex, leder, Schotse ruit). Maar hij is geen punk – daarvoor is hij té Frans (de Moulin Rouge, Sheila). Hij durft, dat wel. Als hij in de lente van 1984 met een mannenlijn begint, duurt het geen zes maanden voor hij jongens een rok aantrekt. Het duurt tot circa 2014 voor gender bending de mainstream bereikt, maar Gaultier is er altijd door gefascineerd geweest – popcultureel icoon Amanda Lear, de zangeres Marie France, model Andrej Pejic (intussen officieel Andreja), Eurovisiefenomeen Conchita Wurst – Gaultier heeft ze allemaal op zijn catwalk gehad. Maar ook de Spaanse actrice Rosy de Palma, of Beth Ditto van de popgroep Gossip. De ontwerper pleit voor diversiteit. Hij laat ‘mooie’ modellen lopen naast ‘lelijke’ modellen, mannequins naast van de straat geplukte amateurs, tieners naast bejaarden. Hij is ook, veel meer dan andere ontwerpers, kleurenblind.

Gaultier is een tikje subversief, maar hij heeft tegelijk een heel brede, populaire smaak. En wordt, mede daardoor, snel een vedette, ook buiten het modecircuit. Hij maakt een plaat, How To Do It (1989), begint een televisieprogramma in Groot-Brittannië, Eurotrash, in duo met Antoine de Caunes (circa 1993, uitgezonden in elf landen).

Hij kleedt, zoals welhaast iedereen nog altijd weet, Madonna (voor de Blonde AmbitionTour, in 1990, ze zijn dan al goed drie jaar dikke vrienden). Terzelfder tijd blijft Gaultier zijn hele carrière in de ban van zijn Franse jeugdidolen (en jongere versies ervan, televisiestarlets en dito grapjassen inbegrepen). Hij ontwerpt podiumoutfits voor écht iedereen, van de hoogbejaarde accordeoniste Yvette Horner (eveneens in 1990), over Sylvie Vartan en Annie Girardot, tot Johnny Hallyday.

Tegelijk zijn er samenwerkingen met choreografen en regisseurs, vertegenwoordigers van de ‘hogere’ cultuur, onder wie Pedro Almodovar (minstens drie films) en Régine Chopinot (zestien voorstellingen, gespreid over tien jaar), maar ook Karol Armitage en Maurice Béjart. Plus Kurt Cobain, gefotografeerd door Anton Corbijn in een outfit uit de collectie LesVikings, anno 1993.

DE COUTUREDROOM

Hij doet gouden zaken met zijn parfums. Classique, voor dames, met een in korset gestopt damestorso als flacon, dateert van 1993, en is een eerbetoon aan zijn grootmoeder. Le Mâle, gegoten in een gespierd glazen matrozenlijf, volgt vier jaar later. Twee decennia later blijven beide geuren overeind.

Maar het vergaat Gaultiers klerencollecties minder goed. Hij lanceert verscheidene nevenlijnen (te beginnen, in 1988, met Junior Gaultier, cultmerk voor de new-beatgeneratie), maar die doen het minder goed dan verwacht. Zijn grote droom, een échte couturelijn, wordt dan weer wel uitstekend onthaald. Hij zou kunnen rekenen op een tachtigtal vaste klanten, en zijn ateliers heeft 25 naaisters in dienst. Gaultier Paris, gelanceerd in 1997, is met de parfums de enige nog resterende pijler van zijn rijk.

De neergang van Gaultiers is traag, en eigenlijk ook wel relatief. Het enorme succes van zijn tentoonstelling toont dat aan. Maar de man achter de kleren is thans wel populairder dan zijn kleren. Hij is niet langer eigenaar van zijn eigen bedrijf. In 1999 verwerft Hermès een belangrijk aandeel. Gaultier ontwerpt tussen 2003 en 2011 ook de damescollecties van het huis van de Faubourg Saint-Honoré (hij volgt er Martin Margiela op, die in de jaren tachtig nog voor hem heeft gewerkt).

Het partnership met Hermès helpt onder meer Gaultiers opulente hoofdkwartier te financieren, een voormalig theater aan de rand van de Marais. Sinds 2011 is het bedrijf grotendeels in handen van de Spaanse parfumgroep Puig, die ook de labels Paco Rabanne, Nina Ricci en Carolina Herrera in zijn portefeuille heeft (Hermès is uit het kapitaal gestapt, zoals dat heet).

Voor hij met de prêt-à-porter stopte, was Gaultier bijna de laatste, nog actieve ontwerper van zijn generatie. Claude Montana hield het voor bekeken in de mode in 1997, Thierry Mugler in 2002, Helmut Lang in 2004, Martin Margiela en Christian Lacroix in 2009, Ann Demeulemeester in 2013. Alleen Rei Kawakubo, Dries Van Noten (die bijna tien jaar jonger is) en Yohji Yamamoto blijven nog over in Parijs.

Gaultier beschouwt zijn au revoir niet als een adieu. “Dit is een nieuw begin,” schreef hij nog in zijn open brief, “ik zal opnieuw creatief kunnen zijn, me kunnen uitdrukken, voluit, zonder beperkingen.” Naast de couturelijn en de parfums plant hij ‘occasionele projecten’, zoals een enkele weken geleden aangekondigde budgetlijn voor 7 Eleven, een Japanse keten van buurtsuperettes. Want Jean Paul Gaultier blijft altijd populair.

DOOR JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content