John en honderden andere flessenmannen en -vrouwen zijn een bekend gezicht in New York. Je ziet hen in de vuilnisbakken snuffelen, blikjes uit de goot rapen en supermarktwagentjes, torenhoog beladen met hun buit, voor zich uit duwen. In dat laatste geval zijn ze meestal op weg om hun oogst te verzilveren. In theorie kunnen ze dat in elke supermarkt maar in de praktijk worden ze daar vaak met de nek aangezien of zelfs weggejaagd. Gelukkig zijn er ook plaatsen als We Can, een uitwisselcentrum in Manhattans Westside waar elke flessenman altijd welkom is. We Can alleen al betaalt 3000 tot 5000 dollar statiegeld per dag uit, meestal aan armen en daklozen voor wie dit, zoals voor John, hun enige bron van inkomsten is. Maar ik ken ook bejaarden die met blikjes verzamelen hun karig pensioen aanvullen en gezinnen die er iets extra’s mee verdienen. Samen vormen ze een opvallende schakel in het recyclageproces in New York.

Recyclage is een van de weinige dingen die in New York gesmeerd lijken te lopen. Op het eerste gezicht toch. Elke maandagavond zet ik een stapel kranten en tijdschriften op het voetpad, samengebonden met touw van natuurlijk materiaal in een stapel niet hoger dan 1 voet of 35 centimeter. Dat zijn de regels. Het karton moet in een aparte stapel. Het blik, glas en plastic van de afgelopen week zit in een blauwe vuilnisbak, uitgespoeld en afgewassen met warm water en zeep zoals de recyclagewet het vereist. Mijn leeggoed dat statiegeld opbrengt, breng ik naar John, dat wist u al. De rest van het vuil gaat in een bruine vuilnisbak. Hij hoeft niet bruin te zijn, zolang hij maar niet blauw is. Want die kleur is voorbehouden aan recyclagebakken. Dinsdagochtend vroeg halen twee rammelende vuilniswagens de rommel op: een voor het gewone vuil en de andere voor de recyclage. Soms rijdt er eerst een inspecteur van de vuilnisdienst traag langs om te controleren of het vuil wel correct is gescheiden. Ziet hij iets dat hem niet aanstaat, dan stapt hij uit en schrijft een boete. Ik ga er prat op dat ik er nog geen heb gekregen.

Tien jaar geleden gaf New York miljoenen dollars uit aan campagnes om de bevolking aan te sporen te recycleren. Door het papier, glas, plastic en aluminium te verkopen zou de stad miljarden besparen, zo werd toen gezegd. Maar dat bleek een misrekening: nu zegt de stad dat tien jaar recycleren haar een half miljard dollar heeft gekost. Alleen het papier brengt op, de rest is verlieslatend. In die mate dat 40 procent van ons zorgvuldig schoongespoeld glas, plastic en blik met de rest van het huisvuil vermalen wordt. De kosten van het verzamelen en sorteren zijn gewoon te hoog. Elke dag produceert New York een onvoorstelbare 11.000 ton afval. Sedert de stad vorig jaar Fresh Kills sloot, haar eigen vuilnisbelt en de grootste ter wereld, wordt die naar vuilnisbelten en verbrandingsovens ver buiten de stad gevoerd. Het is een krankzinnig dure operatie. Onze nieuwe burgemeester Bloomberg zoekt naar middelen om erop te bezuinigen. Daarom heeft hij beslist het statiegeld af te schaffen. Dat betekent niet dat een blikje of fles vijf cent goedkoper wordt. De consument blijft ervoor betalen, maar de stad strijkt de opbrengst op. Het gaat over een niet te versmaden pot geld: elk jaar worden er in New York 1,64 miljard flessen en blikjes verkocht met een totaalwaarde van 82 miljoen dollar aan statiegeld. De stad belooft dit geld te gebruiken om een efficiënter recyclagesysteem op touw te zetten, maar het valt te betwijfelen of dat zal gebeuren.

Ik twijfel hoe dan ook aan de bereidheid om te recycleren in dit land van overdaad. Recycleren moet, net als al de rest, winst opleveren. Doet het dat niet, dan verdwijnt het en moeder aarde kan de pot op. De burgemeester heeft geen oren naar het argument dat daklozen en armen zoals mijn buur John hun bescheiden inkomen zullen verliezen. “We kunnen toch betere dingen bedenken dan hen de vuilnisbakken te laten doorsnuffelen”, zegt hij. Hij heeft gelijk, maar zal de stad hen iets beters aanbieden? Als er geen geld is in de stadskas voor recyclage dan is er wellicht nog minder om het lot van New Yorks armsten te verbeteren. Ik vind dat mensen zoals John hun bescheiden job zouden moeten kunnen houden. Op zijn minst helpen ze de straten net houden. Ik wil niet meer terug naar de nachtmerrie van twintig jaar geleden met het afschuwelijk geluid van kapotspattende flessen tijdens warme zomernachten, met scherven bezaaide voetpaden, bloedende hinkende honden en verpletterde blikjes alom.

Jacqueline Goossens

vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content