De filosoof van het hoogland

Winterwandeltocht in het Fexdal bij meer dan twintig graden onder nul. © INGRID HANNES

Zeven zomers lang was Sils-Maria het toevluchtsoord van de negentiende-eeuwse filosoof Friedrich Nietzsche, omdat ‘de krachtige lucht’ er hem inspireerde tot dito gedachten. Wij trokken hartje winter naar het Zwitserse bergdorp, wanneer de temperatuur er daalt tot -23 graden, en de tijd stolt.

Op het dichtgevroren meer van het chique buurstadje Sankt Moritz gaat het vandaag niet om natuurpracht. Voor het publiek van de White Turf, de jaarlijkse paardenrace op het ijsmeer, draait alles om zien en gezien worden. De zotte dwaasheid van een paardenrace voor de glitterati, waarbij het evenement errond even belangrijk is als de wedstrijden. Races met sledekoetsjes of jockeys op ski’s achter hun paard. Gewone paardenrennen ook, de hoeven slaan geen stof- maar ijswolken, waarin de zon schittert. Het dik ingepakte publiek staat rond de renbaan of zit op de open tribunes. De eerste zegevierende jockey is een elegante zwarte jongen, opvallend in al dat wit van het bevroren meer en de besneeuwde bergen erachter.

Aan de andere kant van de tribune tientallen tentjes. Hauser Conditorei biedt fijne patisserie aan, er is een kraam met borsalinohoeden, een Britse verkoopt luipaardvelschoenen uit L.A. met twintig centimeter hoge hakken, er staan tenten van bekende champagnemerken, en een worstenkraam. Dé bezienswaardigheid op de ijsvlakte is het publiek : bontmantels in alle maten en kleuren, zelfs hondjes dragen er een. In bijpassende stijl natuurlijk. Gebotoxte lippen onder een gigantische paarse bontmuts, en gefacelifte gezichten. Een oudere man met hoog opgetrokken schouders en een enkellange langharige bontjas die hem veel te ruim zit, is vergezeld van een jongere vrouw. Zij heeft een dikke laag fond de teint en oogschaduw op. Misschien beschermt het tegen de kou ? Ondertussen roept een luide stem juichend de uitslagen van de races door de luidsprekers.

Het contrast met de ijswitte en zonbeschenen stilte van Sils-Maria, op twintig minuten rijden van Sankt Moritz, is groot. Het dorp aan de Silsersee is al lang een beroemde schoonheid. Het heeft de vorige weken gesneeuwd, dus alles is blank. Een geblanket dorp. De daken vol watten. Het ontregelende van al dat wit is dat de kleuren erin lijken te verdwijnen. Enkel de lucht houdt koppig vol in ijsblauw. Nietzsches enthousiasme voor het hooggebergte brak zelfs door in zijn werk, in Ecce Homo onder andere : “Wie de lucht van mijn geschriften weet in te ademen, weet dat het een lucht is van het hoogland, een krachtige lucht. Je moet erop gebouwd zijn, anders is het risico niet gering dat je kou vat. Het ijs is vlakbij, de eenzaamheid is gigantisch, maar zo rustig dat alle dingen in het licht liggen ! Zo vrij als je ademhaalt ! Zoveel je beneden je voelt !” Of in een brief aan Paul Rée : “Hier heb ik Europa’s beste en krachtigste lucht om op te snuiven, het karakter ervan is verwant aan het mijne.” Ken uzelf. Als ik ’s nachts het gordijn openschuif van mijn kamer in het Edelweisshotel zie ik de volle maan met een schimmige ijshalo schuin boven me aan de hemel staan. Ze belicht een bergpiek en het besneeuwde dak van het Nietzsche Haus vlakbij. Zou hij nog aan het werk zijn ?

Wandelgedachten

Herr Professor Nietzsche huurde vanaf 1881 een kamer in het huis van Gian Durisch en zijn gezin. Durisch was burgemeester / kruidenier. Het eenvoudige huis ligt wat van de straat af tegen een heuvel aan. Hoge dennen schieten achteraan omhoog. Een voetpad en enkele trappen leiden naar de voordeur. De gevel is traditioneel witgeschilderd met houten luiken. Toen deden de ramen op de benedenverdieping dienst als etalage voor de kruidenierswinkel. Wat Nietzsche waardeerde, al dat gerief bij de hand : “In het huis waar ik woon, kan ik Engelse koekjes, cornedbeef, thee, zeep en eigenlijk al het mogelijke kopen : dat is handig.” Maar hij had het altijd koud in de onverwarmde kamer, en schreef zijn moeder om wollen handschoenen, een sjaal en stevig voedsel : ” Nun bitte, bitte : een grote worstzending, iets echt goeds ! Ook een Schenkenwurst erbij ! Maar echt snel, zodat ik me van binnenuit kan verwarmen.”

Ik loop de krakende trappen op en stap zijn kamer binnen op de eerste verdieping : de eerste aan de linkerkant. Donker, want hij kon wegens zijn slechte ogen geen fel licht verdragen, en zeer bescheiden. Een bed, een schrijftafel. Hij had uitzicht op een wandelpad en het dennenbos, waar herten en gemzen wonen. Als hij ’s nachts weer ’s niet kon slapen, zag hij Durisch het bos intrekken met een geweer om gemzen te jagen. Wat hem telkens naar dit eenvoudige onderkomen deed terugkeren, was de oprechte vriendelijkheid van zijn gastgezin, en vooral de kleine Adrienne, voor wie hij een boontje had. Hij wandelde soms hand in hand met haar over het dorpsplein en de andere kinderen noemden hem plagend ‘Adriennes professor’. Toen was enkel die ene kamer de zijne, nu is bijna het hele huis aan hem gewijd : foto’s, boeken, zijn Schreibkugel, een soort schrijfmachine voor slechtzienden. Zijn doodsmasker, een gezicht in rust dat toch van lijden spreekt, zijn snor is als een brave hond gaan liggen. En daarnaast het geïdealiseerde doodsmasker waarvoor zijn kwaadwillende zus Elisabeth zorgde.

Nietzsche stond elke dag om vijf uur op en werkte in zijn kamer tot de middag. Na de lunch wandelde hij door de omgeving, langs het meer, of door het Fexdal, in het gezelschap van een notaboekje en potlood, want : “Alleen gedachten die bij je opkomen tijdens het wandelen zijn van waarde.”

Bevroren tijd

Met Christine Salis, een ervaren natuurgids, vertrekken we goed ingepakt vanuit hotel Edelweiss. We gaan het pad op dat van het dorp naar het Fexdal leidt. Krakende sneeuw onder onze voeten. Het is zo stil, ook de geluiden lijken bevroren. Enkele koeien staan in een besneeuwde weide, een kalf is ontsnapt. Christine probeert het terug achter de draad te lokken. Bij de boerderijen in het dal horen stevige herdershonden met goede manieren. Ze blaffen even, maar lopen niemand achterna en grommen zelfs niet. We passeren enkele traditionele chalets in hout en steen. Het eenzame van die huizen, in de winter ’s avonds is hier geen mens te zien. In de houten Stube van hotel Sonne, zowat midden in het dal bij het eeuwenoude kerkje, warmen we ons aan een alpenkruidenthee.

Na zijn dagelijkse wandeling trok Nietzsche terug naar zijn kamer om er te werken. Ondanks zijn slechte ogen en de soms razende hoofdpijn. Zijn huisbaas vertelde later aan een bezoekster : “Rond vier of vijf uur keerde hij terug naar zijn kamer, schreef tot elf uur ’s avonds, maakte wat thee, en werkte, en werkte ! Vele boeken van hem zijn bij ons geschreven.” Zijn Aldus sprak Zarathoestra ontstond voor een groot deel hier. En een rots aan het meer van Silvaplana speelde een belangrijke rol. Nietzsche : “De idee van de eeuwige wederkeer, de formule van de meest positieve levensinstelling die een mens kan bereiken, dateert van augustus 1881. Dit idee werd op papier gegooid, met het onderschrift ‘6000 voet voorbij mens en tijd’. Ik liep op die dag langs de bossen van het meer van Silvaplana, bij een machtig piramidaal optorenend rotsblok niet ver van Surlei bleef ik staan. Daar kwam ik op dit idee.” Hij had in het landschap zijn gelijke gevonden, het leek zelfs met hem te communiceren, de rotsen en het water, de bergtoppen en de bossen. Dat alles vertelde hem toen om je leven op zo’n manier te leiden dat je er altijd weer voor zou willen kiezen.

Nietzsche lunchte in hotel Edelweiss of in de Alpenrose. In de eetzalen aristocratische dames op bergluchtkuur, goed voor de gezondheid en de zenuwen. Aan de Britse dames Fynn gaf hij de raad zijn boeken maar niet te lezen, omdat de inhoud hen pijn zou kunnen doen. Toen zijn boek Voorbij goed en kwaad in de krant werd beschreven als explosief, werd hij voorzichtig uitgetest door de lokale priester en arts. Met goed gevolg. Zijn werk mocht dan al revolutionair geweest zijn, de wijsgeer zelf was een uiterst beleefd en beminnelijk man. Op de duur was hij zo bekend dat allerlei figuren naar Sils kwamen in de hoop hem te zien te krijgen. Maar hij was op zichzelf, uiteindelijk immer meer in zichzelf opgesloten. “En werkte, en werkte !” Tot hij in 1889 in Turijn voorgoed in de waanzin wegzakte.

Magisch bergland

De vier zussen en broers Godly van restaurant Chesa Marchetta zijn tussen de 76 en 84 jaar oud, maar baten nog steeds het traditionele eethuis uit dat hun ouders in 1947 openden. Gemzentrofeeën aan de donkerhouten muren, een antieke klok op een hoge hoekplank, zodat je de tijd alleen in de gaten krijgt als je moeite doet. In een dichtgesneeuwd dorp onder maanlicht lijkt het alsof de tijd gestold is, net na het eerste stadium van het vriesproces. Moeder Godly kookte hier tot ze 87 was. Ik vermoed dat het menu nauwelijks veranderd is : soep, Knödel met een kotelet en spinazie. Als ik na het diner terug naar mijn hotel stap, roert zich buiten niets. De tijd onder een stolp. De vrieslucht dezelfde als die van 1885.

Er loopt een filosofenpad in de bergen hoog boven Pontresina, op de Muottas Muragl. We trekken sneeuwschoenen aan en glijd-stappen door de rulle sneeuw. Christine leert me hoe je dat best doet, want in het begin voel je je onhandig op die grote dingen. “Gemakkelijk !” zegt ze en het klopt. We hollen, glijden, en lopen zonder al te veel gestuntel. We trekken een spoor op de bergrug, bewonderen de gletsjer in de verte. Ondanks de felle zon blaast een gure ijswind los door ons heen. Na een dik uur keren we terug met de kabelbaan. Die loopt dwars door het bos, aan de rand ligt een jong hert tegen een boom te slapen. Alsof die boom de warme rug van zijn moeder is. Hij is in winterwonderland. Christines schoonouders boerden in een donker dal bij Italiaanse grens. Schoonmama was altijd triest en korzelig, in de winter moesten ze het drie maanden zonder zonlicht doen, en ook later viel die houding niet meer bij te sturen, er kon bijvoorbeeld geen centime af voor een koffie of een gebakje. “Neen, dan mijn moeder”, zegt Christine. “Toen ze weduwe was, had ze het niet breed, maar als ze 10 frank op zak had, ging ze een prosecco drinken en was gelukkig.” Het doet me denken aan een van de grote ideeën van Nietzsche : dat je ook de pijn moet omarmen – Amor Fati -, desondanks van het leven houden. Dat lijkt beter te begrijpen in dit harde en magische berglandschap waar hij zich zo thuis voelde. De Wanderer, zwerver, wandelaar, denker en eenzaat. Hij verliet Sils soms als àllerlaatste gast : “Erst am 20 September verliess ich Sils-Maria, durch Ueberschwemmungen zuruckgehalten, zuletzt bei weitem der einzige Gast dieses wunderbaren Orts (..)”

DOOR GREET VAN THIENEN

Dé beziens-waardigheid op de paarden-race in Sankt Moritz is het publiek : bontmantels in alle maten en kleuren

Het eenzame van die huizen, in de winter ’s avonds is hier geen mens te zien

Nietzsche : “Alleen gedachten die bij je opkomen tijdens het wandelen zijn van waarde”

De filosofie van Niezsche lijkt beter te begrijpen in dit harde en magische land-schap waar hij zich zo thuis voelde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content