Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Nu hij veertig wordt, is Marc Jacobs niet alleen een van de succesvolste ontwerpers, maar ook de modegod van een generatie. Zijn woelige levensloop is daarbij meer dan een kanttekening. Het creatieve hoofd van Louis Vuitton over nostalgie en de zoektocht naar authenticiteit.

W ill you please get out of the way ?” Camille, de jonge Franse persattachĆ© van Louis Vuitton, kan de menigte rond Marc Jacobs nauwelijks bedwingen. Het Franse lederwarenhuis heeft net zijn mannencollectie voor de zomer voorgesteld, de opwinding in het glazen paviljoen van het Parc AndrĆ© CitroĆ«n in Parijs is navenant. Jacobs’ kleurrijke luxeversie van wandel- en trekkleding roept immers zowel bewondering als vragen op. Eigenzinnig en nonchalant, gaat iedereen akkoord, zo’n paar gekleurde trekkingschoenen in kalfsleder en katoencanvas is geweldig, die slaapzak met monogramvoering een hebbeding. Maar is het ook Louis Vuitton, en zal de kleding verkopen in de winkel ?

Backstage ontvangt de felbelaagde hoofddesigner uiteenlopende, zelden luwe reacties. “De collectie is sterk beĆÆnvloed door National Geographic en de uitrusting van natuurvorsers : wandelschoenen, zaklampen, thermosflessen – al die zaken die mannen leuk vinden”, vertelt Jacobs. Terwijl halfnaakte modellen hun spullen bij elkaar graaien en zweetdruppels nog parelen op de schminktafels, overladen vrienden en kennissen hem met felicitaties. Journalisten en Aziatische tv-ploegen drijven hem steeds verder in het nauw, om toch een zucht uit hem te krijgen. Deze Amerikaan is het beste wat het Europese luxelabel ooit overkomen is, bedenk ik.

Jacobs zelf, met paardenstaart, in een hemelsblauw hemd, grijze bandplooibroek en witte gympen, ondergaat het tumult lijdzaam. Hij heeft een goed woord voor iedereen (” Hey guys, did you like the show ?” – “O h my, that’s a great dress you’re wearing !”), maar niet van harte. “Dit gebeurt buiten me om”, zegt hij me later, “alsof ik een spreekbuis ben. Iedereen wil mĆ­jn ideeĆ«n over de collectie horen, maar ik behoor ook maar tot een team.” Dan, als was hij Alice in Fashionland : “Dit is fantastisch, dat weet ik wel. Maar eigenlijk doe ik liever een andere job, you know, achter de tekentafel. Daar heb ik almaar minder tijd voor. Kijk eens wat je allemaal mag doen, vertel ik mezelf voortdurend. Ik verbaas me elke dag over de weg die ik heb afgelegd. Maar tegelijkertijd besef ik wat ik allemaal mis.” Hij zegt het met de charmante, doordachte nonchalance waarmee hij de voorbije tien jaar the ultimate of cool is geworden.

Jacobs weet hoe je een publiek inpalmt. “Hoezo mijn kleren passen je niet ?” vraagt hij een struise Japanse inkoper. “Vermager dan wat ! Laat de zwangerschap maar aan je vrouw over.” De Japanners zijn verbouwereerd, maar vinden het vrijpostige grapje geweldig. Als professional in dienst van een miljoenenbedrijf werkt hij zonder morren nietszeggende en repetitieve vragenlijstjes af. Nadat een kritische journaliste hem defensieve antwoorden heeft ontlokt, bezingt hij poeslief haar stijlgevoel : “Dat is heel verwarmend, weet u. We doen het niet voor ons eigen plezier, maar omdat anderen ervan houden. ( gedecideerd) So, it was a pleasure to meet you. ” Zijn afstandelijke handdruk doet het tegendeel vermoeden.

De bijna veertigjarige ontwerper kent inmiddels het klappen van de zweep. Als student aan de New Yorkse Parsons School of Design mocht hij verscheidene prijzen in ontvangst nemen, in 1984 al verkocht hij zijn eerste handgemaakte sweaters. Een volwaardige collectie volgde twee jaar later, de grote belangstelling rond ’89, toen Jacobs aan de slag ging bij Perry Ellis. Daar beheerde hij gedurende vier jaar de vrouwencollecties van een van Amerika’s grootste kledinghuizen. 1993 werd een sleuteljaar : zijn zogenaamde grunge-collectie voor Perry Ellis kostte hem zijn baan en enkele kritische persartikelen, maar zette Jacobs voorgoed op de internationale modekaart. Zijn downtown chic-stijl sloeg immers aan, zodat Jacobs, net als een Raf Simons, sindsdien met argusogen gevolgd wordt. De mode-industrie volgt zijn al dan niet bewuste fashion statements zoals de boeren het weer.

Een tweede mijlpaal werd 1997, toen Jacobs artistiek directeur werd bij Louis Vuitton. Het was naar verluidt in een peperduur Frans restaurant in Parijs dat hij met Bernard Arnault, baas van Louis Vuitton MoĆ«t Hennessy ( LVMH), het 500 pagina’s tellende contract bezegelde. Jacobs kreeg niet alleen de creatieve leiding over de mannen- en vrouwencollecties, maar stuurt ook de schoenen en lederwaren. Onder zijn impuls groeide het Franse lederwarenhuis in haast alle richtingen, tot een in september vorig jaar gelanceerde horlogecollectie toe.

Nochtans was het wantrouwen groot aan beide zijden : Jacobs was de jonge en impulsieve Amerikaan, Louis Vuitton een eerbiedwaardig, maar verouderd en op veilig spelend Frans instituut. Jacobs voelde zich niet welkom en kreeg stante pede meningsverschillen met de directie, maar leverde al gauw het creatieve en commerciƫle succes dat van hem verlangd werd. U herinnert zich nog de tassen met graffiti van de New Yorkse kunstenaar Stephen Sprouse.

Sindsdien steeg de omzet van Louis Vuitton van 1,2 miljard dollar in 1996 tot ruim het dubbel in 2001, en is Jacobs een man met wie financiƫle analisten rekening houden. Temeer daar hij een dubbelslag slaat : intussen bouwde hij met de hulp van het moederhuis immers ook zijn eigen label uit, waarvan LVMH voor een derde eigenaar is. Zijn omzet steeg sinds 1996 van amper 2 naar 50 miljoen dollar vorig jaar. Het label omvat behalve de designercollectie de tweede lijn Marc by Marc Jacobs, alsook handtassen, sjaals, schoenen, onderkleding en zonnebrillen. LVMH-dochter Parfums Givenchy bracht de voorbije twee jaar Marc Jacobs-parfums voor vrouwen en mannen op de (Amerikaanse) markt, terwijl boetieks werden geopend in New York, San Francisco en Tokio. Voor 2003 werden alvast nieuwe filialen aangekondigd in Taipei, Hongkong en Shanghai. De kans dat Jacobs afstevent op een midlifecrisis is klein.

“Van de zakelijke kant weet ik niet veel”, beweert hij stellig. “Ik ben geen verkoper, just not. Ik heb een duidelijke beroepskeuze gemaakt : ik wil een ontwerper zijn. Dat betekent dat ik een team met fantastische mensen rond mij heb verzameld en dat we doen waar we van houden en wat we juist achten. Als andere mensen dat ook leuk vinden : zoveel te beter. Maar ik verkoop geen stofzuigers.” Het zou verwaand of vals klinken, mocht het niet uit de mond van Jacobs komen. Ondanks de hype en het pr-circus rond hem, blijft hij een gevoelige, wat dromerige man voor wie de allerbeste materialen een kwestie zijn van textuur en inleving, niet louter een verkoopsargument. “Ik werk vanuit de onderbuik, probeer integer te zijn”, vervolgt Jacobs. “Voor de cijfers, marktstudies en marketing heeft Louis Vuitton een heel departement, daar hoeft het mijne zich dus niet mee bezig te houden. Trouwens, als wĆ­j erachter staan, dan moet toch iĆ©mand ervan houden ? Ik ga mijn hoofd niet breken over kritiek of de vraag bij wie onze ideeĆ«n en creaties aanslaan, die vinden hun eigen weg wel.”

Hetzelfde geldt trouwens voor de man achter de kleding. Toen Arnault zijn homard Ć  la nage verorberde, was het immers geen koorknaap die hij ontmoette. Als de oudste van drie kinderen verloor Jacobs zijn vader toen hij slechts zeven was. Zijn moeder was naar verluidt manisch- depressief, een manzieke vrouw die op het eerste afspraakje (her)trouwde en Jacobs ertoe dwong in therapie te gaan. Het gezin verhuisde van de ene buitenwijk van New York naar de andere, tot hij op zijn twaalfde de wijk nam naar zijn grootmoeder ten westen van Central Park. Zij moedigde hem aan zijn hart te volgen en mode te studeren.

Inmiddels heeft Jacobs zijn moeder en de andere familieleden al ruim tien jaar niet meer gezien. Is het toeval dat hij geroemd wordt als een honkvaste ontwerper die loyaal is tegenover vrienden en werknemers, en vipbedoeningen schuwt ? Met zijn zakenpartner, Robert Duffy, vormt hij al een team sinds 1984. “Iedereen in mijn familie is zijn eigen weg gegaan. Ik heb daar geen problemen mee”, vertelde hij enkele jaren geleden. “Ik kom uit een familie van zonderlingen, allemaal onaangepaste figuren als ikzelf, en mettertijd heb ik van mijn eigen tekortkomingen leren houden.”

Een ander stempel drukten drugs en alcohol. Jacobs was er bijna twintig jaar verslaafd aan, tot hij begin 2000 een afkickcentrum in Arizona bezocht. “Het was mijn beste ervaring ooit”, bekende hij aan Harper’s Bazaar, “vier kamergenoten, de hele tijd therapie, yoga en groepsgesprekken. Daarvoor was ik een wilde jongen. Iedereen wist dat, het was geen geheim.”

Alhoewel hij bekendstaat als een koffie- en tabaksjunk, een workaholic en een Pietje Precies, zegt hij nu rust te vinden in Parijs, waar Louis Vuitton zijn hoofdkwartier heeft in de rue du Pont-Neuf. Jacobs pendelt voortdurend tussen New York en zijn met parketvloer en klassieke meubelen ingerichte appartement in de Franse hoofdstad. “Ik hou ervan in Parijs te leven, deze stad heeft me altijd aangesproken. Op de een of andere manier ben ik hier meer ontspannen en gelukkiger, ook omdat ik hier niet zo vaak uitga. Hier komen mijn Europese trekjes naar boven.”

Een daarvan is het hoge autobiografische gehalte en gelaagde karakter van zijn werk. Het eigen label, maar ook de Louis Vuitton-collecties, zijn doordrongen van jeugdherinneringen, zij het herwerkt en soms onherkenbaar : de jaren zeventig en tachtig, zijn tiener- en adolescentiejaren, maar ook films als Flashdance en A Chorus Line, van de New Yorkse East Village tot persoonlijke favorieten als Sonic Youth, Patti Smith of The Velvet Underground. Voor zijn eigen zomercollectie 2002 haalde hij zich zelfs een voormalige schooljuf voor de geest.

“Ik kan er niets aan doen, ik kan niet in het luchtledige werken. Ik ben waar ik vandaan kom, ik ben heel erg beĆÆnvloed door mijn omgeving. Die nostalgische trekken stammen gewoon uit het feit dat ik onbewust allerlei referentiepunten meedraag. Die krijg je er niet meer uit. Ze worden een onderdeel van je nervatuur, of het nu de muziek is die je beluisterde toen je jong was, de films die je leuk vond of de opinies die je verfoeide op je 25ste. Bovendien heeft iedereen in het team min of meer dezelfde leeftijd. We delen allemaal ongeveer dezelfde achtergrond, zaken die een generatie vormgeven en markeren.”

Zoveel is duidelijk : Marc Jacobs, geboren in 1963, is een echte postbabyboomer. Hij is een kind van de ‘verloren generatie’, de thirty-somethings die inmiddels ook zijn trouwste fans zijn. Ze groeiden op in de onzekere jaren zeventig en ervoeren al gauw de neveneffecten van mei ’68. Zozeer het die ‘zoekende’ generatie destijds aan eigen revolutie, laat staan culturele erkenning ontbrak, zo nostalgisch is ze nu. Een trekje dat ook Jacobs niet vreemd is : “Ik ben een romanticus. Als ik aangetrokken ben tot New Yorkse kunststudenten uit de jaren tachtig, die de voorbije wintercollectie beĆÆnvloedden, of tot foto’s van ontdekkingsreizigers in National Geographic is dat geen toeval. Zulke beelden en referenties aarden de kleding. Ze geven haar een zekere authenticiteit en ziel. Echt, ik voel een zekere bewondering voor zulke types, mannen die op een dag besluiten dat ze de wereld gaan verkennen en zich nergens een barst van aantrekken. Die geven geen bal om mode, om kleuren en proportie, die dragen gewoon wat ze nodig hebben. Het zijn mannen die zichzelf zijn, en die koppigheid heeft iets naĆÆefs.”

Niet dat hij als ontwerper alleen maar verhaaltjes vertelt, voegt hij er snel aan toe, dat zou te makkelijk zijn. Spelen met invloeden, stijlen en materialen, combineren, gewone en alledaagse items in luxueuze materialen, dat is zijn stijl : je herkent het, maar het is toch iets anders. “Het is geen gimmick”, zegt Jacobs. “Ik hou niet van retro, ik hoef niets opnieuw uit te vinden. Ik ben een hedendaagse ontwerper die moderne kleding maakt : de silhouetten en stoffen zijn anders, net als de hele context. In de eerste plaats moet kleding comfortabel en eenvoudig zijn, ik hou niet van avant-garde, trendstukken die maar Ć©Ć©n seizoen meegaan of van een afstand schreeuwen dat ze modieus zijn. Voor mij schuilt het werk vooral in de snit en de details. Maar daar wil ik niet zwaarwichtig en conceptueel over doen. Al die lui die collecties proberen te analyseren, dank je wel. We proberen gewoon leuke kleding voor echte mensen te maken waar we zelf achterstaan. Uiteindelijk is dat wat de consument interesseert : hij moet de kleding mooi vinden, niet de filosofie erachter.”

Opvallend is het hoge eerlijkheidsgehalte van de wintercollectie : eenvoudige kostuums over franjeloze onderlijfjes, onbewerkte stoffen als pure zijde, katoen, kasjmier en wol en kleuren die gezien willen worden. “De collectie is wat ze is, ontspannen en natuurlijk. Het is tenslotte lente, dan willen we luchtigheid en vrolijkheid. Niemand zit te wachten op ingewikkelde, donkere kleding op modellen met zwartgeschminkte ogen en littekens. Maar nogmaals, zoek er geen psychologie of boodschap achter.”

Dat het om een naar Louis Vuitton-normen gemeten riskante collectie gaat, bestrijdt Jacobs. Zulke reacties zeggen volgens de ontwerper meer over de modewereld dan over hemzelf : “Neem nu de kleuren. Voor mij waren herkenbare en functionele kleuren zoals het oranje van veiligheidselementen een must, want zwarte kleding hebben we genoeg. Je neemt een risico, zegt men dan. Ja, voor een imagofreak wel natuurlijk. Die vindt zwart het summum van discretie en veiligheid. Maar hoeveel echte mannen zijn daarmee bezig ? Die vinden een jas gewoon leuk of niet. Ach, de mode wil alles altijd stroomlijnen en smaakvol afwerken in neutrale en gesofisticeerde kleuren als grijs en pastel. Maar dat is niet de Ć©chte wereld, daar is kleur de norm. Gewone mensen dragen kleur zonder zich af te vragen of dat van goede smaak getuigt.”

Dat soort authenticiteit, noem het eigengereidheid, is natuurlijk het geheim van zijn succes, weet ook Jacobs, al zegt hij het niet met zoveel woorden : “Mijn werk is niet gebaseerd op modetrends, maar op wat wij Ć©chte kleding plachten te noemen. Ik hou van de echtheid van windjekkers en leggings – dat is de echte wereld, ongeacht wat er al dan niet en vogue is. Het is eigenlijk ironisch : mensen in de modewereld bewonderen vooral mensen die niet om mode geven. Hoe kun je zo stijlvol zijn en het niet eens beseffen, vragen ze zich af.” Of hij van modemensen houdt ? “Laat ons zeggen dat ik op mijn hoede ben.” n

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content