“Wat ons het meest afschrikt, ” zegt Sherwin B. Nuland, “trekt ons tegelijk het meest aan. De mens en de dood, het is zoals de mot en de vlam. ” Hij schreef er een dik en gedetailleerd, boeiend en leerzaam, onvergetelijk boek over.

GRIET SCHRAUWEN

Welk is het beste boek dat u dit jaar las ? ” De vraag is vaste prik bij de eindejaarsvraagjes van Humo. “Hoe wij doodgaan, ” antwoordde Miel Dekeyser. Tot nu toe was hij de enige Bekende Vlaming die er zo over dacht, maar dat zal niet zo blijven : How We Die van Sherwin B. Nuland (63) werd binnen de kortste keren een best-seller in Amerika : zeventien weken bij de best verkochten volgens de New York Times, 400.000 eksemplaren de deur uit op een paar maanden tijd, een award voor de beste non-fiction van 1994, sinds kort wereldwijd vertaald.

Hoe wij dood gaan, brengt geen goed nieuws en is niet meteen gezellige lektuur : Nuland beschrijft met ijselijke nauwgezetheid wat er in een menselijk lichaam gebeurt als het sterft. Hij doet uitvoerig uit de doeken wat er zich precies afspeelt als wij ten prooi vallen aan één van de meest voorkomende killers in westerse landen : kanker, ouderdom, Alzheimer, ongevallen, hart- en vaatziekten, hersenbloedingen en aids.

Sherwin B. Nuland : Ik ben zelf stomverbaasd over het sukses van mijn boek. Ik ben geen schrijver, maar chirurg en docent geschiedenis van de geneeskunde. (aan de universiteit van Yale, nvdr.) Een uitgever vroeg me ziekteprocessen te beschrijven waaraan wij sterven. Er zijn veel boeken over de dood, vrijwel zonder uitzondering zijn ze bedoeld om mensen te helpen bij het verwerken van het trauma dat het stervensproces en de nasleep ervan voor de omgeving meebrengt. De details van de lichamelijke aftakeling worden daarin zelden belicht, beschrijvingen van de verschillende ziekten die onze vitaliteit bestoken en ons uiteindelijk van het leven beroven, vind je enkel in medische vaktijdschrifen.

Te midden van uitzaaiende kankers en ventrikelfibrillerende of kamerfladderende hartkleppen, is de lezer niet langer zichzelf, maar een zwoegende machine die het laat afweten : stilvallende bloedsomloop, ontoereikende zuurstoftoevoer, haperende hersenfunktie, falende organen, de vernietiging van de vitale centra…

Nuland : Dat zijn de wapens van iédere ruiter van de dood. De ziekten die ik beschrijf, zijn de meest bereisde paden naar de dood, maar ze worden door iedereen betreden, hoe zeldzaam je ziekte ook is. Altijd is er dezelfde oorzaak en hetzelfde verschijnsel : een tekort aan zuurstof in de hersenen. Maar wie zou vermoeden dat een leek daar belangstelling voor zou hebben ? Eén reden kan ik bedenken : wat ons het meest afschrikt, trekt ons ook het meest aan. De mot en de vlam, de mens en de dood : het is precies hetzelfde. De dood stoot af en fascineert tegelijk. Misschien meer dan ooit, omdat de dood steeds meer verstopt en onzichtbaar gemaakt wordt, door die te verbannen naar ziekenhuizen. Onze beschaving maakt toch alles schoon ? We schrobben alles. Ons lijf, onze kleren, zelfs de dood moet proper zijn. Wij willen niets dat raar ruikt of raar klinkt. En nu worden mensen nieuwsgierig en ze willen de dood weer zien, maar niet van te dichtbij.

Dichters en filozofen hebben vaak geschreven over de dood, zonder hem ooit te hebben gezien. De weinige mensen die hem wel ontmoetten, zeggen er niets over of hun blik is vertroebeld door emoties. Artsen en verpleegkundigen daarentegen, hebben er dagelijks mee te maken, maar vertellen ons er niets over. Nu schrijft u, als oudere chirurg met bijna 40 jaar ervaring, een gids over ziekte en sterven.

Nuland : De afgelopen maanden kreeg ik duizenden brieven van mensen die schrijven hoezeer mijn boek hen heeft geholpen. Ze blijven vaak ontredderd achter als iemand overleden is, ze zijn teleurgesteld, voelen zich schuldig. Na lezing van How We Die begrijpen ze beter wat er gebeurd is. Ik wilde mensen meer vertrouwd maken met ziekte en dood. Ik ben ervan overtuigd dat de waarheid kennen en erop voorbereid zijn, de beste manier is om angst te overwinnen. Michel de Montaigne, de zestiende-eeuwse Franse moralist, schreef al dat doodgaan het makkelijkst is voor wie er het meest over heeft nagedacht. Niet weten wat je te wachten staat, is één van de meest beangstigende dingen. Als ik bijvoorbeeld met een patiënt praat over het verloop van zijn ziekte, over de bijwerkingen van een behandeling, is dat voor de patiënt een opluchting.

U bent uw hele leven samen geweest met stervenden. Niet enkel in uw beroep, maar ook in privé-leven : uw moeder stierf toen u pas elf was.

Nuland : Uitgezonderd de eerste jaren van mijn leven was niet enkel de dood, maar vooral ziekte altijd in de buurt. Mijn tante, die ook bij ons woonde, stierf twee jaar voor mijn moeder. Bubbe, mijn grootmoeder met wie ik jaren één kamer deelde, stierf toen ik 18 was en zij 92. Ze stierven alle drie na een lange ziekte of aftakeling. Onbewust was dat zeker de drijfveer voor mijn verdere leven : ziekte was zo afschuwelijk en angstaanjagend dat ik ze wou bestrijden. Ziekte, en niet de dood, is de vijand waarmee we de konfrontatie moeten aangaan. De dood is gewoon het einde van het leven. Het is een drama in een mensenleven, maar een kleine gebeurtenis in de eindeloze ritmische kadans van de natuur.

U bent niet mals voor de medische stand die ziekten enkel ziet als iets dat overwonnen moet worden. Wat dat betreft, spaart u ook uzelf niet.

Nuland : Genezen is mijn job en mijn plicht, maar ik geef toe dat het voor artsen een obsessie wordt. Het is ook belangrijk dat mensen weten hoe dokters denken en oordelen. Een arts is zo sterk op diagnose en behandeling gefixeerd dat hij niet meer met een patiënt bezig is, maar met een zieke nier of een zieke lever. Dié gaat hij te lijf, tot het bittere einde, zelfs ten koste van de patiënt. “Het is je laatste kans, ” zegt een arts, en verkwanselt op die manier een rustig einde voor een hoogst onzekere toekomst, met nog meer lijden. Ook ik deed goede dingen, maar ongetwijfeld ook veel verkeerde. In de geschiedenis van de geneeskunde bewijst elke volgende generatie dat de vorige het bij het verkeerde eind had. In 30 jaar praktijk heeft niemand me ooit tegengesproken, maar het kan toch niet anders dan dat ik me in die lange tijd vergiste ? Ik maakte ongetwijfeld medische fouten, maar zeker ook menselijke.

Zoals met Hazel Welch ?

Nuland : Inderdaad. Mrs. Welch was 92 en versleten, ze had leukemie en wilde zich niet laten opereren toen ze nog gangreen kreeg aan een teen. Ik overtuigde haar, maar achteraf was ze heel boos : ze had veel pijn geleden en alle vertrouwen in mij verloren. Twee weken later, na een beroerte, weigerde ze elke nieuwe ingreep. Mrs. Welch wilde dood, maar ik dwong haar te blijven leven. Dat was verkeerd : ik wilde enkel mezelf bewijzen en hield geen rekening met haar. Voor sommige mensen weegt wat langer leven niet op tegen de lichamelijke en emotionele prijs die ze ervoor moeten betalen.

Van nodeloos rekken van de doodsstijd moet worden afgezien, schrijft u. Zou u nu sneller zeggen : “Laat maar doodgaan” ?

Nuland : Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Het zou me zeer benieuwen of ik mijn ideeën uitvoer of opnieuw aan het redden sla. Ik nam een jaar vrijaf om mijn boek te schrijven, daarna ging ik enkel weer lesgeven. Het hektische leven van een chirurg ligt achter me : altijd snel handelen, rennen van hot naar haar, geen tijd om stil te staan, ook niet bij de resultaten van je werk. Ik vraag me af of ik de moed zou hebben te doen wat ik denk, maar ik vrees dat ik mezelf voor de gek houd en dat ik opnieuw hetzelfde zou doen. Artsen staan zwaar onder druk om te doen wat ze fout vinden, en ik ben niet sterker dan een ander om daaraan te weerstaan. Hoe zou jij reageren als je kollega’s zeggen : “Nuland, laat jij een oude vrouw klinische beslissingen nemen ? Zou je niet beter je job doen, man ? ” Ook in mijn laatste jaren praktijk dacht ik nog steeds vooral aan genezen, in plaats van aan helpen of troosten. Mijn broer Harvey stierf aan dikke-darmkanker een jaar voor ik aan How We Die begon. Ik wist dat hij ten dode opgeschreven was, maar toch stelde ik alles in het werk om hem te redden, tegen beter weten in. In mijn onvermogen hem de waarheid te vertellen, aanzag ik mijn dwaling voor hoop. Door mijn toedoen heeft hij veel meer geleden dan nodig was.

Het is verontrustend : wie een loodgieter nodig heeft, vertrouwt op zijn vakmanschap. Maar het is en blijft riskant om je met huid en haar aan artsen over te leveren, zelfs al is die dokter met alle respekt je bloedeigen broer. Welke keuze rest ons ?

Nuland : Geen. Wat zou je anders doen ? In een ziekenhuis word je meteen in de rol van patiënt gedrukt. Ze nemen je je kleren af, stoppen je in bed en doen een armbandje rond je pols met daarop jouw naam en die van je dokter. Het lijkt wel een eigendomsbewijs. En dan wandelt de arts in kwestie de kamer binnen met tien studenten in zijn kielzog, iedereen in witte jassen en met stetoskopen rond de nek. Wie durft daar iets tegen te doen ? Artsen zijn dus heel belangrijk en iedereen doet wat zij zeggen. Ze zijn vanzelf al een apart ras. Paternalisme en overheersing zijn hen niet vreemd, ze twijfelen nooit aan zichzelf. Als ik een behandelingsschema voorschrijf, ben ik overtuigd van mijn gelijk. Anderen zijn dat ook, al gaan ze heel anders te werk.

Dat klinkt alsof dokters alles over hebben om een mensenleven te rekken tot zij goedvinden dat de patiënt sterft. Maar de hoofdpersoon in het drama is toch de mens in het sterfbed, en niet de arts in zijn rol van reddende held ? Tussen de regels houdt u een fel pleidooi ter opwaardering van huisartsen om die medische verbetenheid in de hand te houden.

Nuland : In Europa hebben jullie nog huisartsen, en dat is een geluk. Eerst ga je naar de huisarts die je doorverwijst als het nodig is. In grotere steden van de Verenigde Staten zoals waar ik woon, New Haven met 150.000 inwoners, is er geen enkele huisarts. Iedereen raadpleegt een specialist, wie een griepje heeft, gaat naar een internist. Om een wond te laten hechten, gaat men naar een chirurg of een plastisch chirurg. Zo’n gespecializeerde arts is niet alleen veel duurder, hij heeft ook minder voeling met de patiënt. Het is erg belangrijk om een relatie op te bouwen met je huisarts. Dan is er toch nog iémand die je kent in de anonimiteit van een ziekenhuis. De medische wetenschap ging de laatste decennia met ontzettend grote sprongen vooruit. Vroeger werden ziekte en dood geaccepteerd, nu denken we dat we alles de baas kunnen. Maar méér kennis vereist ook nederigheid : uiteindelijk wint de natuur altijd en die is sterker dan wij. De dood is de wet der dingen. Zonder vervangbaar te zijn, moeten wij vervangen worden om de wereld in leven te houden. Ondanks zijn unieke talenten is het mensdom evengoed onderdeel van het ekosysteem als andere botanische of zoölogische levensvormen, en de natuur maakt geen onderscheid. Wij leven dankzij de triljoenen levende wezens die ons vooraf gingen en vervolgens stierven, in zekere zin voor ons. Op onze beurt gaan wij ook dood om anderen te laten leven. Maar sterven is nu zo gemedikalizeerd dat het bijna tegennatuurlijk lijkt. In geen enkele overlijdensakte staat bijvoorbeeld te lezen dat iemand overleed wegens ouderdom. Iedereen krijgt altijd een doodsoorzaak opgeplakt. We leven wel langer dan vroeger, maar breken geen rekords. Er zijn aanwijzingen dat het leven zijn natuurlijke grenzen heeft. Als die grens bereikt is, sputtert het kaarsje van het leven uit, ook al zijn er geen aanwijsbare ziekten. Oude mensen doen er soms even lang over om te sterven dan om op te groeien.

Als u vertelt over uw oma of andere mensen die u lief waren en doodgaan, schrijft u plots niet meer in termen van de mens als obligaat-aëroob : een wezen dat zuurstof nodig heeft. U schrijft er integendeel heel gevoelig over. Voor het overige zegt u : sterven is a messy business : een morsig gebeuren. Waardigheid in het sterven bestaat niet, volgens u.

Nuland : Misschien in de laatste momenten wel. Dan is er vaak rust, maar wat daaraan voorafgaat… De dood wordt meestal geromantizeerd. Hoe sterven in de bioskoop wordt voorgesteld, klopt langs geen kanten. Daar zie je een prachtige vrouw die de hand van haar minnaar vasthoudt, ze geven elkaar een laatste zoen voor zij de geest geeft. Of opa aait over de bol van zijn kleinkindjes en geeft hen nog wat laatste, onsterfelijke words of wisdom mee. Vergeet het maar, zo gaat het niet. Die Hollywood-toestanden wil ik ontmytologizeren. Wie zo’n sereen en genadig einde verwacht, komt bedrogen uit. Het bestààt, maar is slechts voor een handjevol gelukkigen weggelegd. De grote meerderheid sterft pas als het lichaam vernietigd is door een langdurig aftakelingsproces met lijden en pijn, met open wonden, gewichtsverlies en inkontinentie. Het lichaam inkasseert aanslag na aanslag tot het niet meer kan en uitgeput de pijp aan Maarten geeft. De dood is het einde, dat komt als het uitputtend gevecht verloren is. Wie verwacht dat de dood vredig zal zijn, wordt teleurgesteld, voelt zich schuldig en denkt te kort te schieten. Niet alleen de naastbestaanden maar ook de zieken zelf hebben die negatieve gevoelens : waarom gaat het bij hen niet zoals het hoort ? Maar een terminale ziekte is zo overweldigend, zo krachtig dat niemand er tegenop kan. Zowel voor stervenden als voor hun dierbaren, is een realistisch verwachtingspatroon de beste garantie voor een vredig heengaan.

Bij het lezen van How We Die werd het idee bevestigd dat ik heb over de overeenkomst tussen geboren worden en doodgaan. Niet enkel komen we strijdend in het leven en gaan we er met veel moeite weer uit, zijn we in beide gevallen niet bij bewustzijn, ook wat dat “morsig gebeuren” betreft, zijn er gelijkenissen. Na de geboorte van je eigen kind of na de dood van iemand die je liefhebt, blijft je weinig of niks bij van rommelig en morsig.

Nuland : Exactly. Ik heb er nog nooit zo over gedacht, maar zo is het helemaal. Een bevalling is ook een messy business, maar tegelijk een prachtige ervaring. Van de geboorte van mijn kinderen herinner ik me geen mess, wél de heiligheid van dat moment. Bij dood is dat hetzelfde : wie ermee begaan is en accepteert dat dit leven eindigt, ziet die lichamelijke dingen niet. En dàt bedoel ik met waardigheid. Dat is wat iedereen wil in het uur van zijn dood. Maar als ik overreden word en mijn ingewanden liggen op straat, is dat niet erg stijlvol of waardig. Maar ook als ik kots, inkontinent ben en sterf, ontneemt dat me mijn waardigheid niet. In vroegere tijden geloofde men in de ars moriendi, de kunst van het sterven. Ik geloof in de ars vivendi : de kunst van het sterven ligt in de kunst van het leven. Waardigheid is wat je in je leven bereikt. De boodschap die onze nabestaanden meekrijgen, wordt niet opgesteld in onze laatste weken, dagen of woorden, maar in de tientallen jaren die eraan voorafgaan. Je dood ligt in je leven. Wie waardig geleefd heeft, zal waardig sterven. Eerlijkheid, geven aan anderen, ook zelfopofferend, liefde uitdrukken, dàt geeft waardigheid. En die herinnering blijft overleven, lang nadat jij dood bent.

Als u zou kunnen kiezen, hoe zou u dan willen sterven ?

Nuland : Ik kan niet kiezen, daarover maak ik me geen illuzies. Mensen zeggen soms dat ze graag plots willen sterven, in hun slaap of een fataal hartinfarct, zodat ze er zelf niks van merken. “Leuk voor jou, ” denk ik dan, “maar voor wie achterblijft ? ” Ik wil noch meteen verdwijnen, noch jarenlang aftakelen. Ik wil het liefst van al toch een tijdje lijden, als dat betekent dat ik niet plots weg ben en tijd krijg om afscheid te nemen.

Iedereen heeft een eigen idee over wat er gebeurt met je bewustzijn na je dood. Sommigen geloven in reïncarnatie, anderen gaan naar de hemel, nog anderen geloven dat alles dan afgelopen is. Mensen met bijna-doodervaringen vertellen stuk voor stuk gelijkaardige dingen : ze treden uit hun lichaam, zien wat om zich heen gebeurt, daarna komen ze in een donkere tunnel met aan het andere eind licht, waar vrienden en familie zijn die ze weerzien. Wie zo’n ervaring had, zegt niet meer bang te zijn voor de dood.

Nuland : Gek toch dat wij ons zorgen maken over wat er met ons gebeurt na onze dood en dat niemand zich echt afvraagt waar we waren voor we geboren werden. Is dat niet vreemd ? Ik beschouw bijna-doodervaringen zeker niet als nonsens : zoveel mensen vertellen gelijkaardige dingen dat het niet anders kan dan waar zijn. Maar daarom zie ik het nog niet als een bewijs van een volgend leven of een hiernamaals. Die beelden hebben lichamelijke oorzaken. Als je dicht bij de dood bent, vinden er lichamelijke veranderingen plaats. Het bloed circuleert trager, organen krijgen minder bloed en dus ook minder zuurstof. Als dat onvoldoende wordt, raak je buiten bewustzijn of krijg je hallucinaties. Bijna-doodervaringen zijn medisch te verklaren, maar dat neemt niet weg dat het fantastisch is : het maakt sterven gemakkelijker, de angst verdwijnt en je krijgt rust.

Volgens mij gaat mijn bewustzijn nergens naartoe, ik denk dat het gewoon eindigt. Ik verwacht het niet, maar het zou natuurlijk heerlijk zijn als dat hiernamaals er was, zoals anderen dat voorstellen : sereen en mooi en met liefhebbende vrienden. Maar ik geloof het niet, en als het wél zo is, zoveel te beter. Van één ding zal ik in dat geval spijt hebben : dat ik niet terug kan komen om het jullie te vertellen. (lacht)

Sherwin B. Nuland. Hoe wij doodgaan bespiegelingen over het einde van het leven. Anthos, Baarn. 320 blz. 690 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content