Als sekssymbool schopte ze schandaal in het katholieke Vlaanderen van de jaren zestig. Hoge hakken, rode lippen, zwarte netkousen, krullend haar. Pikante dame, ondeugende meid. Wie kon vermoeden dat de achterkant van dat plaatje er heel anders uitzag ? Een ontnuchterende ontmoeting met Annie Heuts, alias Zwarte Lola.

Als ik de Savarin, haar uitverkoren tearoom, binnenstap, valt mijn blik meteen op haar. Groot, donker, felle ogen. Knalrood mantelpak met blinkende knopen. Nog steeds is het onmogelijk haar niet te zien, niet op te merken. Nog steeds zuigt zij alle blikken naar zich toe. Nog steeds draaien mannen én vrouwen zich naar haar om, de dappersten komen haar persoonlijk groeten. Nog steeds is zij Zwarte Lola.

“Ik ben geboren in Maastricht, tijdens de grote crash van 1929. De crisis woedde en de werkloosheid was groot. Mijn ene grootmoeder had tweeëntwintig kinderen, mijn andere oma stierf op het veld, bij de geboorte van haar elfde kind. Wij – mijn vader, moeder, zus en ik – woonden in een nette buurt, maar leefden in stille armoede. Mijn moeder behoorde tot de verarmde adel, en deed naai- en poetswerk om de eindjes aan elkaar te knopen. Mijn vader was werkloos, en ging turf steken. Als kind had ik veel joodse vriendinnetjes die tijdens de oorlog één voor één verdwenen en nooit meer teruggekomen zijn. ( slikt) Vermoord.”

“In die periode werd mijn zus ook verliefd op de verkeerde man : Hans, een Duitser. Een lieve jongen, heus, al behoorde hij tot het vijandelijke kamp. Later werd hij opgepakt en naar Amerika gedeporteerd. Ook mijn zus werd zwaar aangepakt : haren afgeschoren, een hakenkruis op haar kale schedel en vijf jaar gevangenisstraf. Gelukkig is ze, wegens suikerziekte, al na enkele maanden vrijgekomen. Ze is nu tachtig jaar, woont in Keulen en is nog steeds getrouwd met Hans.”

“Studeren en schoollopen was niets voor mij, dansen was mijn passie. Zelf was ik dol op ballet, maar tijdens de oorlog stepdanste ik voor de Amerikaanse soldaten. Ik herinner me nog zo’n moment net na de slag van Bastogne. Met mijn orkestje stond ik daar in de sneeuw te wachten, klaar om te gaan optreden in ruil voor een stukje cornedbeef. De sneeuw lag hoog, maar was rood doordrenkt van het bloed. Overal om ons heen stonden uitgebrande tanks, en uit een grote hangar in de verte klonken negergezangen : gospels en spirituals. ( fluistert) Dat gezoem, die stemmen, die liederen van de Amerikaanse zwarten, door merg en been ging dat, en midden in de sneeuw stond ik te huilen. ( herpakt zich) Spreek mij niet over Bush, maar over de Amerikanen die ons na de oorlog bevrijd hebben, kan ik geen kwaad woord horen.”

“Soit, ik sprak geen woord Engels toen, maar op een goede dag leerde mijn zus mij één zinnetje dat ik, na een dansvoorstelling, tegen een hoge Amerikaanse legerbons moest debiteren : ” Dear sir, my sister has diabetes, and she has no insuline. ” Zo gezegd, zo gedaan. Ik koos de Amerikaan met de meeste sterren op zijn uniform, Colonel Hampstead, en sprak dat ene zinnetje uit. En kijk, de volgende dag kwam die man met een legerarts naar ons huis, liet mijn zus onderzoeken, lette niet op haar kale schedel en gaf haar insuline. En aan mijn ouders vroeg hij of hij mij, een kind nog, mocht meenemen naar een speciale legerbriefing in een nabijgelegen klooster. In een zwart rokje en een bloesje gemaakt uit parachutestof ging ik met hem mee naar een bomvolle zaal, waar wij aan een grote, ronde tafel aanschoven : naast generaal Patton en Ike Eisenhower, een persoonlijke vriend van Hampstead. Stel je voor, daar zat ik dan, een sjofel meisje, zij aan zij met de groten van de wereld. En op mijn eentje at ik alle donuts op. ( combattief) En wie mij niet gelooft, kan in de archieven van Maastricht het bewijs terugvinden. Het gebeurde vlak na het Ardennenoffensief.

Na de oorlog heb ik een tijdje als tandtechnicus in een laboratorium gewerkt. Later heb ik vaak gedacht : was ik maar tandtechnicus gebleven, dat had mij veel miserie bespaard. Enkele jaren later kwam ik in België terecht, waar ik, in 1953, mijn man leerde kennen. Hij was heel knap, en het was liefde op het eerste gezicht. ( toont mij een foto) Kijk, net Rhett Butler uit Gone with the Wind. Sexy, hé ? Weet je waarom ik voor hem viel ? Omdat ik gewend was dat alle mannen naar mij keken, en precies hij zag mij niet staan. In 1954 zijn we getrouwd. Ik droeg een geel jurkje met zwarte streepjes, een echte bruidsjurk konden we ons niet permitteren. Ik was al zwanger toen, een schande in die tijd, maar dat hebben we niet aan ons hart laten komen. Straatarm waren we, maar in zekere zin waren het de gelukkigste jaren van ons leven.”

“Samen met een ander meisje zong ik in die tijd duetjes. Heel braafjes en deftig. Begeleid door een orkestje traden we op als de Olympiazusjes, en zongen we liedjes als Witte rozen uit Athene, Waarom, Ik zie de witte wolken gaan, Jij bent altijd in mijn gedachten. En natuurlijk ook Mijn souvenir, een liedje dat later door Elvis Presley gecoverd werd : My happiness. Intussen hadden André en ik drie kinderen, een autootje op afbetaling en woonden we in een kleine, sociale woning. Breed hadden we het niet, en toen het ook nog bergaf begon te gaan met de Olympiazusjes en één van mijn kinderen polio kreeg, kwamen we helemaal in nauwe schoentjes te zitten. Dus gingen we in 1967, bij wijze van laatste reddingsboei, bij Johnny Hoes aankloppen, een bekende Nederlandse producer bij wie je toen, op Radio Luxemburg, een programma kon opkopen. ‘Maar meid toch,’ zei die man meteen,’waarom ben jij niet eerder naar mij toegekomen ?’ Prompt pakte hij zijn gitaar en begon te improviseren :

Ik ben Lola, Zwarte Lola,

Ik ben Lola uit de stripteasebar.

‘O God, zoiets durf ik nooit te zingen’, fluisterde ik ontzet tegen mijn man. Maar met een zorgenkindje dat ons handenvol geld kostte, was de beslissing snel genomen. En zo kwam Zwarte Lola tot leven, een formule die, tot onze eigen verrassing, een gigantisch succes werd.”

“In het begin trad ik in een stom soepjurkje op, en zong van :

Rode lippen, zwarte nylons,

en een massa krullend haar.

Tot een prachtig uitgedoste Zuid-Amerikaanse zangeres mij, na een optreden in een Amsterdamse concertzaal, even apart nam. ‘Ben je gek ?’ fluisterde ze mij streng toe. ‘Zo braaf en netjes kleedt Zwarte Lola zich toch niet ?’ Sinds die dag heb ik mijn outfit grondig aan de tekst van het liedje aangepast :

Willen de heren zich amuseren ?

Sta ik altijd voor ze klaar.”

“( triest) Maar terwijl Zwarte Lola bij het grote publiek ontzettend in de smaak viel, werd ik door de pers verguisd. ( boos) Als een hoer hebben sommige bladen mij afgeschilderd. Als een ontaarde moeder werd ik opgevoerd, een vrouw die haar kinderen verwaarloosde. Wat als een sprookje begon, werd plots een nachtmerrie. ‘Houdt meer van geintjes dan van kleintjes !’ titelde een krant. Of nog : ‘Zwarte Lola en echtgenoot veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf.’ Maar ze vertelden er niet bij dat het over één van de vele prostituees ging die zich in die tijd Zwarte Lola noemden. Stel je voor, iedereen dacht dat wij de gevangenis in moesten. En hoe zet je zoiets recht ?”

“( zucht) Dergelijke schandalen hebben mij kapot gemaakt. Nochtans had ik slechts goede bedoelingen. Ik was de drijvende kracht achter allerlei liefdadigheidsinitiatieven, de Boemerangactie bijvoorbeeld, en zorgde op de bühne voor onschuldig vertier. Tot groot plezier en jolijt van het gewone volk huppelde ik wat rond in dat gekke pakje en die zwarte netkousen. O ja, de gewone mensen hielden van mij. Vanaf drie uur ’s middags zaten ze soms al in de zaal te wachten, boterhammetjes gesmeerd, kindertjes op de schoot. Aandoenlijk hoor. Hoeveel baby’tjes heb ik na een voorstelling niet geknuffeld ? Al die jonge moeders wilden een foto van mij met hun baby in mijn armen.”

“Weet je, een mooie man kan zich veel permitteren, een mooie vrouw daarentegen wordt al snel veroordeeld. Nu denk ik vaak : ze hebben van mij geprofiteerd, mij uitgezogen, uitgescholden, van mijn schoonheid misbruik gemaakt. Op het podium was ik een stralende dame, maar na het optreden was ik de ongelukkigste vrouw ter wereld. Achter de schermen ging ik stilaan kapot aan mijn imago. Iedereen dacht dat ik een heel leuk en ondeugend leven leidde, maar in werkelijkheid was het keihard werken. Ook voor mijn man, want die ging overal met mij mee. Om acht uur begon hij op de Ford te werken, daarna reisde hij met mij heel Vlaanderen en Nederland rond. Elke dag de baan op, kilometers vreten, urenlang optreden, de vrolijke meid spelen, tot laat in de nacht de boel animeren, en dan uitgeput naar huis.”

“Tijdens mijn optreden speelde ik de stoute meid, en ging ik meestal een man uit het publiek halen. Heel wat vrouwen kwamen mij vooraf zelfs vragen hun echtgenoot uit de zaal te plukken. Dan fluisterde ik die man streng toe : ‘Geen geintjes met mij. Handen thuishouden, want ik ben aan het werk.’ Op het podium liet ik hem dan op een stoel zitten, en vleide ik mij op zijn schoot. Geschrokken riep ik dan uit : ‘Ach mijnheer, wat voel ik toch ? Waar zit ik op ?’ Dan brulde de hele zaal. ‘Ik geloof dat ik op uw stekskesdoos zit’, zei ik dan. Daarna nam ik zijn hand en legde die op mijn been. ‘Niet hoger, wel lager’, verwittigde ik hem dan hardop, en opnieuw brulde de zaal. Het was een act die ik speelde, tussen mijn liedjes door.”

“In die tijd moest ik alles zelf zingen, elke avond opnieuw, er werd nooit geplaybackt. Soms was de geluidsinstallatie zo miserabel dat ik ’s ochtends geen stem meer had. Dan moest ik een liter cola drinken voor ik opnieuw enig stemgeluid kon uitbrengen. Later, toen we het ons financieel konden permitteren, hebben we zelf een hele goede geluidsinstallatie gekocht.”

“Op een dag zei ik tegen Johnny Hoes : ‘Toe, laat mij toch ook eens een mooi nummer zingen.’ Ik wilde zo graag andere nummers brengen, ik schreef ook zelf gedichten. ( triest) Over mijn vermoorde vriendinnetjes bijvoorbeeld. Als ik die teksten herlees, moet ik altijd huilen.

(diept een blad op en leest voor)

… op hun kinderkleedjes straalde de davidsster

hun lijden is al lang voorbij

maar ’s nachts in vele dromen

zijn ze weer bij mij.

Maar de dingen waar mijn hart naar uitging, mocht ik niet zingen. ‘Dat past niet bij jouw image’, zei Johnny Hoes mij elke keer. Triest hoor.”

O ja, op den duur verdiende ik veel geld. Natuurlijk niet zoveel als de artiesten van nu, maar we boerden behoorlijk goed. Na een tijdje hadden we zelfs een villa in Calpe, in Zuid-Spanje. Toegegeven, wij hebben fouten gemaakt, onze kinderen rotverwend, hen veel te veel gegeven, luxe tot en met. Dat heeft onze relatie vertroebeld. Zeker weten, als ik mijn leven kon overdoen, zou ik Zwarte Lola de deur wijzen. Zij heeft ons veel succes en mooie momenten bezorgd, maar à la limite nog veel meer ellende en miserie. Voor haar heb ik een veel te hoge prijs betaald.”

“Weet je, voor velen was ik in die tijd een sekssymbool, maar zelf hebben wij nauwelijks een seksleven gehad. Van seks wisten wij niets af, sterker nog, dat woord durfden wij zelfs niet uit te spreken. In die tijd waren er ook nog geen voorbehoedsmiddelen, je moest altijd voor het zingen de kerk uit. De katholieke kerk heeft daar trouwens een vuile rol in gespeeld. Van op de preekstoel verkondigden de priesters dat er elk jaar een kind moest bijkomen. Dat kwamen ze ook thuis prediken, stel je voor, ook bij de arme mensen die aan de lopende band kinderen kregen. Zelf was ik heel vruchtbaar. Mijn man hoefde, bij wijze van spreken, zijn broek maar aan het bed te hangen en ik was zwanger. Dat legde een enorme druk op onze relatie, want ik was doodsbang om te eindigen zoals mijn oma met haar 22 kinderen. Onze jongste dochter is in ’63 geboren. Daarna heb ik wel even de pil genomen, maar die verdroeg ik niet.”

“Eerlijk waar, ik weet eigenlijk niet wat seks is. Voor de meeste mensen van mijn generatie was het niet meer dan als een haan op een kip springen. Effe vlug erop, en gedaan. En van een voorspel hadden we ook nog nooit gehoord. Bovendien waren we te moe van al dat werken. ‘Mijn hobby is slapen’, zei ik altijd. Toch benijd ik de jongere generaties niet. Nu gaan de mensen veel te gemakkelijk vreemd, en wordt het heel moeilijk voor jongeren om nog een fatsoenlijk meisje of jongen te vinden. Ook op tv zie je steeds meer seks en bloot. ( beslist) Ik hoef dat echt niet allemaal te zien.”

“Tien jaar geleden kreeg mijn man een hartinfarct en ben ik in een diepe put gezakt. De idee hem te verliezen bracht mij aan de rand van de afgrond. Toen de dokters mij kwamen vertellen dat hij het wellicht niet zou halen, heb ik God gesmeekt dat hij erdoor zou komen. Nog steeds bid ik elke avond in bed het onzevader. Anders kan ik niet slapen, echt niet. Zonder mijn man kan ik niet leven, dat weet ik wel zeker. Dan pleeg ik zelfmoord. ( blij) Maar gelukkig heeft hij het gehaald. We hebben het nu goed samen, maar hebben sindsdien wel enkele afspraken gemaakt. We willen niet aftakelen. We willen samen sterven, alles is geregeld. Zo betalen we elke maand al een deel van de begrafeniskosten. Weet je, op den duur raakt je leven zo verstrengeld dat je niet meer zonder elkaar verder kunt. ( koket) Hoewel ik nog steeds een heleboel mannen kan krijgen…”

“Na de hartoperatie van mijn man ben ik steeds minder gaan optreden. Ik wilde niet meer, ik kon niet meer. Eddy Wally heeft me nog uitgenodigd om, samen met hem, in Miami te komen zingen : drie maanden lang in een groot hotel. Maar ik heb geweigerd. Nog steeds probeert hij mij te overhalen. ‘Ben je nou gek, Eddy ?’ zeg ik hem dan. ‘Ik ben 73 jaar. Dat kan ik echt niet meer.’ In Leuven ben ik nog eens opgetreden, in het Stellagebouw. ‘Wees op je hoede,’ verwittigde de organisator mij, ‘want het publiek gooit telkens met eieren en tomaten.’ ‘Dat zullen we nog wel eens zien’, zei ik koppig, en die avond heb ik het grootste varken op het podium gevraagd en duchtig met hem rondgehost. ( triomfantelijk) En ze hebben niet gegooid ! Maar na mijn optreden zakte ik als een plumpudding in elkaar. Later heb ik nog een keertje in Gent gezongen, in de Vooruit. Vier bodyguards kreeg ik toen. ‘Waarom ?’ vroeg ik aan de organisatoren. ( fier) Hun antwoord luidde : ‘Omdat Zwarte Lola een monument is.’

Annemie Struyf / Foto Lieve Blancquaert

“Iedereen dacht dat ik een leuk en ondeugend leven leidde, maar in werkelijkheid was het keihard. Elke dag kilometers vreten, de vrolijke meid spelen tot laat in de nacht, en dan uitgeput naar huis.”

“In die tijd waren er nog geen voorbehoedsmiddelen en ik was heel vruchtbaar. Mijn man hoefde, bij wijze van spreken, ‘zijn broek maar aan het bed te hangen’ en ik was zwanger.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content