JEAN HENKENS IS AL VIJFENTWINTIG JAAR HUISBIOLOOG BIJ CENTER PARCS. HIJ PLANT ER EXOTISCHE BINNENBOSSEN ROND DE ZWEMBADEN. IN DE BUITENBOSSEN ‘PLANT’ HIJ SLAAPPLAATSEN VOOR MENSEN MAAR OOK VOOR EEKHOORNS, VOGELS, MARTERS, EGELS ÉN VLEERMUIZEN.

Hij bezocht bossen over de hele wereld, hij kent planten bij hun Latijnse, Engelse, tropische én zelfs bij hun geuzennaam. Bioloog Jean Henkens ontvangt ons in een indrukwekkende serre in Nederland. Ze is gevuld met “naar schatting een half miljoen planten”, zegt Henkens. Hier stockeert hij de tropische planten die zullen geplaatst worden rond de zwembaden in de diverse Center Parcs. Een kwarteeuw geleden werd hij aangenomen als chef van de groendienst van het vakantiepark Erperheide, waar hij vlakbij woonde. Maar als snel begon de bioloog de parken van A tot Z uit te tekenen.

We hebben er maanden over gedaan om een afspraak met de man te kunnen vastleggen. De ene keer kampeert hij weken in een bos in Frankrijk, om te zien of er plekken zijn die in aanmerking komen voor een volgend Center Parc, dan weer trekt hij een tropisch regenwoud in om er commerciële plantages op te starten.

Dan bent u als huisbioloog bij Center Parcs maar zelden in de parken ?

Jean Henkens : Toch niet. Ik ontwerp zowel het buiten- als het binnengroen. Wij willen voor onze gasten een zo groen mogelijke vakantieomgeving scheppen. Dat betekent dat ik in twee klimaatzones werk : een inheems bos en een tropisch landschap, waar mensen het jaar rond op een ontspannen manier kunnen genieten alsof ze ver weg van huis zijn. Ik creëer dus biotopen. Mijn eerste projecten zijn ondertussen vijfentwintig jaar oud : Het Heijderbos in Nijmegen en De Vossemeren in Lommel. En die zijn nog in perfecte staat.

Maakt u nu andere parken dan toen ?

Ja. Het laatste park, dat midden vorig jaar openging, is het Domaine des Trois Forêts in de buurt van Straatsburg. Het gaat om een enorm terrein van 435 hectare, met heel veel natuur. We zijn er ruim acht jaar aan bezig geweest. In 2001 heb ik er drie weken in een tent geslapen om onderzoek te doen. Zo lang werken we aan een park. Als we een terrein gekozen hebben, teken ik elke bungalow individueel in. Letterlijk. Ik loop dan in het bos met een groot houten raam, ter grootte van een huis, en dat pas ik tussen de bomen in. De bouwfirma’s worden er gek van, want voor hen is het heel moeilijk werken zo. Maar ik wil echt alle bomen die van enige waarde zijn, laten staan. De bouw en de bouwplek zijn ondergeschikt aan de toekomst van het bos en aan het welzijn van de natuur. En aan de toekomst van ons park, want als alle bomen er doodgaan, heeft het park, hoe mooi ook gebouwd, geen toekomst.

Gebruikt u daarvoor bepaalde technieken of architectuurprincipes ?

Onze filosofie zit overal in. Als bouwmaterialen kiezen we uiteraard voor lokaal hout of voor andere duurzame materialen. Zo hebben we meegewerkt aan de ontwikkeling van klinkers uit geperst zandbeton. Grote ramen zijn een klassiek middel om de natuur in huis te halen. Zelf ben ik geen architect maar ik ben wel nauw betrokken bij de architectuur. We maken bijvoorbeeld zo licht mogelijke plafonds, met een reliëf erin, omdat een vlak plafond een bedrukt gevoel geeft. De kleuren van de vloeren moeten aansluiten bij die van het omgevende bos en de gebruikte materialen moeten het buitenlicht absorberen en niet reflecteren. We hangen dus nooit schilderijen met glas. In sommige gevels hebben we de spouwmuur breder gemaakt en invliegopeningen voor vleermuizen gecreeerd. Die dieren zoeken plekken om te overnachten waar de wintertemperatuur redelijk constant is. Overigens hebben we die beestjes nodig, anders zouden we veel last hebben van muggen en vliegen in onze waterrijke parken.

We bouwen de bungalows in een vloeiende lijn ten opzichte van elkaar. Niet volgens rechte lijnen. Ook de paadjes naar de huizen leg ik zo aan, dat het lijkt alsof ze door een reebok getrokken zijn. Ik plan huizen in een bos, ik plan geen bos om de huizen heen. En dat loont. De eekhoornpopulatie in Erperheide is acht keer groter dan in hetzelfde bosgebied buiten de parkgrenzen. De vogelpopulatie in een Center Parc is over het algemeen driemaal groter dan die buiten het park. Bij ons vinden ze een verrijkte leefomgeving, een soort ‘bosstad’ als het ware. Als je op een verantwoorde manier bouwt, hoeft menselijke activiteit niet negatief te zijn. Ik wil Vlaanderen en ook de gemeenten aanraden om eens te komen kijken. Een gemiddeld Vlaams dorp is 10.000 hectare groot en telt 750 huizen. Een gemiddeld Center Parc is 100 hectare groot en er staan 800 huizen. Toch is de natuur er veel rijker.

U plant ook tropische biosferen rond het zwembad. Dat lijkt nog complexer dan een inheems bos ?

In elk park bedenken we een botanisch thema voor het binnengedeelte. Nu zijn we bijvoorbeeld aan het werk aan een nieuw park in Frankrijk, rond het thema Madagaskar. Dan ga ik ginds op zoek naar planten en bomen. Ik bezoek er natuurparken en ga er een aantal weken op jungle-expeditie. Daar bestudeer ik precies hoe die bomen groeien en evolueren, in welke grond en in welke omstandigheden ze staan, met welke planten ze samenleven, welke insecten en andere dieren erop zitten enz. Bedoeling is om een binnenruimte te creëren die een reconstructie is van planten zoals ze ook in de natuur staan. Niet omdat ik dat zo mooi vind, maar omdat ze zo in de natuur voorkomen. Als het dak hoger moet omdat de boom hoger groeit, dan moet dat maar.

BOMEN VAN ZESHONDERD JAAR OUD

Uit jungles en beschermde gebieden haalt Jenkens nooit bomen weg. Wel zaden en scheutjes. “Die laat ik tot plantjes opgroeien in een plaatselijke kwekerij, die we soms eerst zelf moeten oprichten. Ze blijven er drie of vier jaar en worden dan pas, allemaal samen, naar hier getransporteerd. Die kwekerij wordt zo opgezet dat ze ook een toekomst heeft na ons project. In Madagaskar wordt ons project straks een kwekerij van mango- en lycheebomen. Ik probeer dan ook met lokale mensen zo veel mogelijk duurzame boomculturen op te zetten. We stimuleren hen om van monoculturen af te stappen. Dus geen twintig hectare met mangobomen, maar een gevarieerde boomgaard die minder ziektegevoelig is en waar het werk én het inkomen minder afhankelijk zijn van één oogstmoment.

Voor de grote bomen zoeken wij plekken waar grote industriële bedrijven kappen. Van één hectare bos halen zij soms maar drie of vier bomen weg, omdat de andere geen mooie rechte stammen hebben of omdat ze niet als hardhout gebruikt kunnen worden. Of omdat de stammen beschadigd zijn. De rest wordt vaak platgebrand. Soms zijn we net op tijd om enkele bomen te redden. Er zitten erbij die vijftig jaar oud zijn, andere zijn wel zes- of zevenhonderd jaar oud.

Hoe gaat zo’n bomenverhuis in zijn werk ?

Eerst graven we de wortels vrij, vervolgens wordt de boom plat gelegd en begin ik te snoeien en te modelleren. Dan wordt de boom ingepakt in droge bladeren en helemaal ingesmeerd met klei, om de takken en bladeren voor kwetsuren te vrijwaren als we moeten slepen. Dan gaan de bomen naar de kwekerijtjes, waar voor het eerst de wortels worden ingekort en waar water en voeding wordt gegeven. Daar leren ze groeien in een kleine omgeving. Ze blijven er een aantal maanden of soms jaren tot we alle materiaal verzameld hebben en alles in containers naar hier kan komen. De bomen reizen eigenlijk als mummies. Ze hebben vier tot zeven weken lang geen licht, geen water en geen voeding en ze zitten echt op elkaar gestapeld. De enige manier waarop ze dat overleven is als ze in een vorm van rust worden gebracht. Dat is eigenlijk mijn expertise. In die bomen injecteer ik een natuurlatex. Die maakt een waslaag op de bladeren en zo komt de boom in rust. Er gebeurt eigenlijk hetzelfde als bij onze bladhoudende rododendron en onze hulst in de winter. Hier aangekomen in de kassen, neutraliseer ik die latex. Al na vier of vijf uur zie je de bladeren opnieuw tot leven komen en begint de boom weer nieuwe bladeren aan te maken. Ik zorg voor de ideale grond en voeding. In de serres hier staan ze dan opnieuw een aantal maanden in enorme kuipen. Daarna verhuizen ze naar de volle grond, maar die wordt wel dagelijks of wekelijks verrijkt met de nodige voedingstoffen.

DIE EIK IS VAN MIJ !

“Vind je het niet absurd om in een Europees bos een tropisch palmbos te zetten”, vragen mensen mij weleens. “Neen”, is het antwoord. “We zouden het zelfs meer moeten doen. Dan moeten mensen niet naar de andere kant van de wereld vliegen om in de tropen te zitten. Ik heb bijvoorbeeld ook meegewerkt aan het Edenproject in Cornwall. Daar komen massaal veel bezoekers op af. Ik vind dat we veel ernstiger met de natuur als partner moeten omgaan. Niet zoals het nu gebeurt : mensen planten een eik en denken dan dat ze het recht hebben om hem als hun bezit te beschouwen. Inclusief wat in de eik leeft en wat ervan afhankelijk is. In die logica wordt de natuur ondergeschikt en bekeken als een onuitputtelijke bron waar je alles kan uithalen wat jou op dat moment uitkomt. Daar heb ik als bioloog grote problemen mee. Ik heb er ook een uitgesproken, strijdvaardige mening over. Ik werk voor een commercieel bedrijf met miljoenen klanten die ik door een positieve en aangename beleving respect voor de natuur wil meegeven.”

DOOR LEEN CREVE – FOTO’S DIEGO FRANSSENS

“IK PLAN HUIZEN IN EEN BOS, IK PLAN GEEN BOS OM DE HUIZEN HEEN.”

DE TROPISCHE BOMEN REIZEN EIGENLIJK ALS MUMMIES. DE ENIGE MANIER WAAROP ZE DAT OVERLEVEN IS ALS ZE IN EEN VORM VAN RUST WORDEN GEBRACHT.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content