Wie de mythische aantrekkingskracht van Gaudí weerstaat, ontdekt in Catalunya een veelheid aan modernistische bouwwerken : baksteen, mozaïeken, rondbogen, smeedijzer, heftige kleuren. Geniaal of kierewiet : dat maakt ieder na een rondreis voor zichzelf uit.

Een huisgevel zonder religieuze tekens : niets laat vermoeden dat ik moet binnenstappen, maar als ik met Maria del Mar Vives het kerkje van Jesús i Maria betreed, trekt het altaar meteen de aandacht : “Het enige academisch werk van Gaudí dat rest. Hij verlegt normen, dit is nieuwe kunst.” Het marmeren altaar is versierd met engelen als herinnering aan de middeleeuwse gotiek. Koningskronen, een zuil voor de Heilige Geest, medaillons voor de evangelisten, kandelaars en bloemmotieven die almaar complexer worden : “Een spiritueel werk vol metaforen. Dat blijft een waarmerk van de katholiek Gaudí.” Op zoek naar modernista architectuur in Catalonië is Gaudí overal, maar Tarragona is met z’n Romeins verleden, kathedraal en veertien moderne gebouwen ‘de stad van drie architecten’. In het stadhuis is het mausoleum voor vorst Jaume I gemaakt door Domènech i Montaner. Er is de overdekte markt met blauwe glasramen, er zijn een bakstenen school en een voormalig slachthuis. Bijzonder is het Teatre Metropol dat Josep Maria Jujol heeft ontworpen : op het dak glinstert een waterkaraf als symbool van het modernisme. Muren met golvingen en afgebroken hoeken hebben de vorm van een boot. Het blauwe gewelf is de zee met schelpen en vissen, algen, golven, de maan en wilde sterren. Ook de trappen zijn met maritieme elementen versierd, licht valt binnen door dieprood glas. De theaterzaal is als het schip op de golven, gesmukt met decoratief smeedijzer, zuilen en balkons. “Het is een poging kunst toegankelijk te maken voor de arbeiders, opdat ze zich thuis zouden voelen. Modernisme is ook een sociale beweging.”

Keuzes maken

Het zal niet de laatste keer zijn dat ik verwonderd opkijk naar zoveel eigenzinnige bouwkunst. Het Catalaans modernisme is een variant op art nouveau en Jugendstil, maar particulier in z’n uitingsvormen. Met nieuwe technieken, materialen en structuren als smeedijzer en baksteen, asymmetrische lijnen, plantaardige motieven, lokale symbolen, sculpturen en kleurrijke mozaïeken is el modernisme hoogst origineel, maar ook doordesemd van het middeleeuws verleden. Het is verknocht aan het industrieel tijdperk en de werkende mens maar ook elitair, het is hedendaags maar ook nostalgisch en nationalistisch. In de laatste decennia van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw groeit die artistieke en sociale beweging uit de opgang van Barcelona, met zo’n duizend bouwwerken de hoofdstad van het modernisme. Rondom ontstaan industriële sites, badplaatsen met zomerverblijven en thermen, een kerkhof, wijnkelders, villa’s, arbeidershuizen en fabrieken, winkels en apotheken, fonteinen en lantaarns, parken, hospitalen, concertzalen, kloosters en kerken. Voor die bloeiperiode klinken naast en, al te makkelijk, achter het postuur van Gaudí namen als Lluís Domènech i Montaner, Josep Puig i Cadafalch en Josep Maria Jujol. Het aanbod is immens : de reiziger moet keuzes maken.

Stil eerbetoon

Tegenover de toeristische dienst van Reus staan twee bakstenen huizen van Lluís Domènech i Montaner : Casa Gasull en Casa Rull, met mozaïeken en bas-reliëfs, wapenschilden en balkons. Het ene een olijvenfabriek met residentie van een gegoede familie, het andere met wetboek en initialen de woonst van een notaris. Met bus 21 en Mònica Cruz Tarrida rijd ik naar het Institut Pere Mata uit 1897. Achter de muren, bezet met faiences, schuilen een tuin en paviljoenen voor mentaal zieken. Het gebouw van Domènech is in gebruik als psychiatrische instelling, maar één vleugel is open voor bezoekers. Onder de spitsbogen van paviljoen zes is alles versiering : fabeldieren, de vrouw als muze, engelen als beschermers, Arabische elementen. Een oriëntaalse pauw, meubilair op maat, ceramiek op het plafond, de muren handgeschilderd, elegante lusters : alles is artisanaal. Schitterende biljarttafel, hier wil ik graag een tijdje ziek zijn. Strijklicht dwarrelt binnen, zachtjes opdat de zieken beter zouden genezen. In de kamers van de patiënten zijn vloer en plafond geïndividualiseerd. Decoratie is meer dan versiering, ze zoekt harmonie en rust. Dit is modernisme als humane bezieling. Terug in de stad gaan we op zoek naar wat een geboortehuis heet, al blijft de vraag of Gaudí in Reus dan wel in het nabije dorp is geboren. ‘Gaudí adolescent’ staat bij een beeld in de straat. ” Es una disputa“, geeft de gidse toe. “Er is geen document van geboorte of doopsel. Tijdens z’n kinderjaren woonde hij hier, daarna studeerde hij in Reus. We zullen het nooit weten. Spijtig is dat we geen bouwwerk hebben.” Dan maar naar Riudoms : aan de rand van het dorp is dat tekort gecompenseerd met een miniversie van de Sagrada Família.

Elisabet Mateu laat me binnen in wat het geboortehuis kan zijn, terwijl een plaquette het bescheiden houdt op ‘ouderlijke thuis’. Aan een indrukwekkende stamboom bengelt het twijgje van Antoni, geboren in 1852. Vader was koperslager, in het atelier staat nog een authentieke koperpot. Op de eerste verdieping van het museum zijn huiskamer, slaapkamers en keuken een stil eerbetoon aan de mythische status die Gaudí in het pantheon van de architecten heeft verworven.

Religieuze beeldspraak

In een groen landschap blakert baksteen, door de zon gekleurd in rode en zwarte vlakken : de Ermita de la Mare de Déu de la Riera, of de rivier zonder water. “Een bedevaartskerk met een dertiende-eeuws Mariabeeld, maar ook een plaats om te trouwen”, zegt Josep Pamies Freixas die zich in de bouwkunst van Les Borges del Camp heeft verdiept. “Tijdens de burgeroorlog is de hermitage totaal verwoest. Dit is het enige modernistische gebouw dat is heropgebouwd.” Zoals kerken zijn de middeleeuwse kloosters tekens in het landschap : tussen de heuvels pronkt een immense vesting met torens en kantelen. Santa Maria de Poblet is zoals Santes Creus en Vallbona de les Monges een cisterciënzer klooster. ” Son benedictinos, pero un poco mas austeros“, knipoogt de gids als we door de kloostergang dwalen. ‘Streng’ is een juist woord : romaanse eenvoud wordt trotse gotiek. Een fontein prevelt gebeden, de schim van een monnik glipt voorbij. In deze verloren wereld vonden de architecten inspiratie : zoals de jonge Gaudí door Poblet gefascineerd was, zo beïnvloedden kerkjes in de Pyreneeën de denkbeelden van de Catalaanse modernisten. Al past religieuze beeldspraak ook bij wereldse bouwwerken : wijnkelders heten ‘kathedralen van de wijn’. In L’Espluga de Francoli loodst Jaime Caballé Bové me door de coöperatieve met hoge gewelven, spitsbogen en bakstenen muren. “Dit is de oudste modernistische bodega uit 1903. Hier rijpt onze appellation, de Conca de Barberà.

Langs de weg plukken seizoenarbeiders druiven, tractors rijden aan en af, ze kieperen de oogst in de technologische infrastructuur van de coöperatieve van Sarral. Ook hier zuilen in baksteen en gewelven als in een kathedraal. “De modernistische wijnhuizen zijn een gevolg van phylloxera, de druifluis die alle wijndomeinen heeft vernield”, zegt Carme Tarras. “Om de landbouwers te helpen zijn de coöperatieven gebouwd.” Zo gaat het gewone leven verder. In de vooravond zet ik me op de Plaza Mayor van Montblanc, een stadje dat zich nestelt binnen middeleeuwse muren. De kerk heeft geen toren, omdat pest en oorlogen de voltooiing hebben verhinderd. Mensen zitten op banken, kinderen spelen, ik bestel een glas wijn en rond halfzeven steekt de marinada op, de zeewind die vocht over de wijnranken draagt.

Knaap met draak

Een lelijk stuk industrieel Catalonië brengt me naar Terrassa, met fabrieken en vapors of door kolen en stoom aangedreven textielateliers. Met de spoorweg uit Barcelona begon de groei van de stad. Te midden de industrie koos de burgerij voor modernistische gebouwen, vooral van Lluís Muncunill, een leerling van Gaudí. De Mercat central, een huis met zonnewijzer en een roos als symbool van Catalaanse onafhankelijkheid, een glasraam in de stijl van Mackintosh, een apotheek met ceramiektegels. Of de Masia Freixa, een sierlijk huis met parabolische bogen en arcades, een golvend dak en een toren als een minaret. Opvallendst is het Museu de la Ciència i de la Tècnica de Catalunya, dat huist in een van de oudste textielfabrieken van Europa. Het bakstenen dak golft door de hemel, sierlijk deint het ijzerwerk op en neer, de ramen laten noorderlicht binnen in de ateliers. Er is nauwelijks versiering, de architectuur spreekt voor zich. Het is een van de paradoxen van deze stijl, die soms extravagant en nutteloos lijkt maar bezield is met een sociale dimensie. Dat blijkt vooral in het werk van Domènech i Montaner. In de badplaats Canet de Mar staat zijn huis-museum. “We willen zijn werk in het daglicht stellen”, zegt Mar Osorio bij z’n werktafel. “Iedereen holt naar Gaudí, maar Domènech is zeker zo belangrijk. Hij koos voor een nationalistische architectuur vol reminiscenties aan het romaans, de gotiek en de Arabische erfenis, maar zijn stijl is meer dan eclecticisme. Het gebruik van nieuwe materialen, vormen en structuren is zeer geavanceerd. Hij was ook graficus, historicus en politicus, hij was boekontwerper en heeft een geschiedenis van Poblet geschreven. Hij is het prototype van het Catalaans modernisme.” Met die boodschap reis ik door naar Mataró. Overal wappert in geel en rood de Catalaanse vlag. Op een bakstenen gevel pronkt een knaap met draak, een allegorie voor Catalonië en het dreigende Madrid. Met Gemma Rubí Garcia loop ik langs het geboortehuis van Josep Puig i Cadafalch, de derde grote naam van het modernisme, tot we halt houden voor de Casa Coll i Regàs. Het huis van een rijke ondernemer is bezet met symbolen die naar de industrie verwijzen : een konijn met een stuk kledij, een kat met woldraad, vlinders en kevers. Binnen is de ornamentiek nog dwingender, met tegels, glasramen en gestileerde deurstijlen rond een atrium, een uitdaging voor de zintuigen.

Eeuwige puberteit

In een ovaal ben ik door Catalonië gereisd, het is tijd voor Barcelona. Met de helft van meer dan tweeduizend bouwwerken staan nergens ter wereld meer modernistische gebouwen dan in de Catalaanse hoofdstad. Onontkoombaar stoot je op Gaudí en zijn kerk : je kan het immense bouwwerk, begonnen eind negentiende eeuw en nog altijd onvoltooid, zien groeien. Ik heb het laatste kwarteeuw de bouw van de Sagrada Família in verschillende fasen gezien en telkens is ze anders, iets meer voltooid. Bij ieder Barcelona-bezoek hoort een korte visite aan de onmogelijke kerk. En dan zijn er de klassieke trekpleisters : symbolen als Casa Battló en Casa Milà, het Parque Güell met de sprookjesachtige figuren, huisjes en zitbanken. Of buiten de stad de Colonia Güell, een arbeidersdorp rond een fabriek als sociale utopie, met een crypte die even bizar als vernuftig is, met bakstenen gewelven en zuilen als scheve boomstammen die op virtuoze wijze de constructie dragen, wat onmogelijk is tenzij de architect een genie is. Maar deze keer lokken andere adressen, ik ga op zoek naar Domènech : het Palau de la Música Catalana is een licht- en kleurrijke concertzaal met glasramen, sculpturen en sublieme vormen. Als lichttempel vol symbolen en allegorieën is het een juweel, qua structuur gedurfd maar ook het eindpunt van een vreemde kunstrichting. Toch bezoek ik nog Domènechs grootste project, het Hospital de la Santa Creu i Sant Pau : voorbij de monumentale ingang van het ziekenhuis heerst de rust van een dorp met tuinen, van polychrome paviljoenen die door onderaardse gangen met elkaar verbonden zijn. Alles is op maat gesneden menselijkheid. De geschubde dakpannen en koepels, beeldhouwwerken en motieven van planten en dieren ogen weliswaar fantasievol, maar de sfeer is gericht op de genezing van patiënten. Kunst als therapie. Het Hospital is het uithangbord van het Catalaans modernisme, het is een vrolijke correctie op het stratenplan van de Eixample, de negentiende-eeuwse uitbreiding van de stad die in een dambord van haaks op elkaar staande straten is verstikt. Het autoverkeer raast voorbij en het modernisme zal wel altijd een omstreden stijl blijven. Critici ontlokt het in het beste geval een meewarige glimlach, voor adepten zijn de bouwwerken getuigen van een ongebreidelde fantasie. Ook dat is een sterk punt : ieder maakt het voor zich uit. Als ik in een ziekenhuis opgenomen moet worden dan liever Sant Pau, als ik op een dakterras van de stad mag genieten dan de Casa Milà, als ik wijn degusteer waarom dan niet in een van de wijnkathedralen, als ik muziek beluister dan in het Palau en als ik een eredienst zou bijwonen waarom dan niet in de Colonia Güell ? Voor mij is die architectuur een variant op Brels vers dat hij oud zonder volwassen wil worden : ze is zoiets als eeuwige puberteit die is verrijkt met het warme leven. n

Tekst en foto’s Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content