De triomf van twintig jaar Maison Martin Margiela, een collectief Afrikagevoel, en een smaak voor franje : een verslag van de modeweken van Milaan en Parijs.

De financiële crisis hing als een dreigende wolk over de modeweken van Parijs en Milaan. Maar op de catwalks was van eventuele rampspoed weinig te merken. Integendeel : luxe wordt nog extremer. Een beetje begerenswaardig jasje van Balmain, wellicht het hipste luxemerk van het moment, dankzij de jonge Franse ontwerper Christophe Decarnin, kost algauw drieduizend euro. Prêt-à-porter krijgt met andere woorden steeds meer de allure van couture.

Zowel in Parijs als Milaan zagen we hier en daar kleine uitingen van onrust. Bijvoorbeeld het gebrek aan champagne voor de shows van enkele grote huizen. Of het abrupte ontslag van ontwerpster Alessandra Facchinetti bij Valentino. Bij de meeste luxemerken was er toegenomen aandacht voor bijzondere schoenen. Chic schoeisel is weliswaar duur, maar toch gemakkelijker verteerbaar, voor een gemiddeld budget, dan dito handtassen. In Milaan werd de naaldhak onverwacht een heus symbool van de labiele toestand van de textielsector. Nooit eerder zoveel modellen zo spectaculair zien struikelen, het opvallendst bij Prada (ook bij Miu Miu, het in Parijs showende zusje van Prada, ging een model tegen de vlakte).

Hussein Chalayan, vorig seizoen benoemd tot creatief directeur van sportartikelengigant Puma, verwees als enige ontwerper naar de actualiteit, zij het onrechtstreeks. Zijn weergaloze collectie, een van de beste van het seizoen, was geïnspireerd door beelden van autocrashes. De show eindigde oorverdovend, met het lawaai van brekend glas. In de aanpalende sporthal van het complex van Bercy speelde op datzelfde moment de jetsetcrooner James Blunt. Een bewijs dat de wereld, ondanks alles (zélfs James Blunt), gewoon voortdraait.

Een les modegeschiedenis

Het indrukwekkendste defilé van het seizoen was, strikt genomen, een retrospectief : Maison Martin Margiela vierde zijn twintigste verjaardag met een memorabele stoet in het gigantische voormalige hoofdkwartier van de Parijse uitvaartdienst.

De show opende met drie versies van Margiela’s allereerste jasje uit de zomercollectie van 1989 : wit geverfd, in plaaster gegoten, en als foto gedrukt in negatief op een satijnen jurk. Andere voor de gelegenheid herwerkte versies van Margiela’s greatest hits : een fabuleuze bodysuit, gemaakt van twee plastic winkeltassen (1990) ; een vintage jeansjasje geherinterpreteerd als cape met piekschouders (2003) ; een oversized uitvoering van Margiela’s iconische aids-T-shirt, allicht de belangrijkste bijdrage van een modeontwerper aan de strijd tegen de epidemie (in productie sinds 1993) ; asymmetrische catsuits (1997) ; en oversized hemden (2000). De modellen droegen maskers van vleeskleurig nylon of synthetische pruiken. Af en toe werden ze op een karretje over de catwalk gereden, als een precieus, bijna middeleeuws tableau. De show werd afgesloten met een aantal in discospiegeltjes uitgevoerde verjaardagsstukken, die volgende zomer in beperkte oplage worden uitgebracht, en een Chinese draak vermomd als monochrome verjaardagstaart.

De show was niet alleen een grote les in mode, maar ook in het belang van integriteit, koppigheid en visie : karaktertrekken die werden en worden gedeeld door de grootste ontwerpers, van Yves Saint Laurent tot Raf Simons, om twee andere cruciale modepioniers te noemen. Jammer dat de vrolijke fanfare in de finale werd overstemd door de luid gonzende geruchten over een mogelijk vertrek van Margiela uit zijn eigen huis. Ach, schamperde Renzo Rosso, de eigenaar van Diesel en huisbaas van MMM, zonder veel zin voor tact in de International Herald Tribune : “Margiela ontwerpt in feite al jaren niet meer.” Tja.

Eveneens jarig

Een aantal andere merken op de kalender was eveneens jarig. Cacharel (dat sinds vorig seizoen samenwerkt met het Londense duo Eley Kishimoto) werd vijftig, Zucca (een Japanse gevestigde waarde) twintig. In Milaan deed Salvatore Ferragamo nog beter : tachtig ! Sonia Rykiel mocht veertig kaarsjes uitblazen tijdens een povertjes georganiseerde hommage in een tent op het domein van Saint-Cloud, op kilometers afstand (letterlijk, maar toch vooral figuurlijk) van haar geliefde Saint-Germain-des-Prés. Met als hoogtepunt enkele Rykieleske jurken van collega’s. De beste was die van Margiela : een immense rosse pruik.

Brandend huis

Margiela bleef wegen op de rest van de week. Het contrast van zijn radicale aanpak en die van de traditionele luxehuizen was nooit zo groot. Er was een tijd dat die huizen de avant-garde aan hun boezem koesterden (in de jaren negentig, toen Hermès Margiela inlijfde als ontwerper van de damescollecties), maar anno 2008 wordt een veel conservatievere koers gevolgd.

Karl Lagerfeld bouwde een huis. Of tenminste : een levensgrote, boordkartonnen kopie van de gevel van het hoofdkwartier van Chanel in rue Cambon, opgesteld in het Grand Palais. Toen op de klankband een stem zong dat Paris is burning, kon je verwachten dat de façade in vlammen zou opgaan (precies zoals op de uitnodiging voor de presentatie van Brussels ontwerper Christophe Coppens : in de mode is alles met elkaar verbonden). Maar zo ver dreef Lagerfeld het niet. Zijn collectie was typisch Chanel : een weloverwogen mix van commerciële erfgoedmode en flauwe grapjes (een spuuglelijke zigeunerjurk, een reeks ironische, in leder uitgevoerde winkeltassen).

Bij Dior waren de feestjurkjes vanzelfsprekend mooi en knap gemaakt. In feite was er niets op aan te merken. Behalve misschien dat ze louter terugkeken. Met de eenentwintigste eeuw met vrouwen van nú, laat staan met die van morgen hadden ze weinig te maken.

Voor de luxehuizen is een defilé in eerste instantie een show. De collecties dienen hun imago, het zijn driedimensionale advertenties. Geen wonder dat de shows van onafhankelijke ontwerpers realistischer lijken, meer in de werkelijkheid geworteld.

Terug naar Afrika

Galliano’s collectie voor Dior had tribal chic als thema en loenste zeer duidelijk naar Afrika voor inspiratie. Met als resultaat onder meer de beeltenis van een primitieve vruchtbaarheidsgod als hiel van een paar schoenen.

Het zwarte continent bleek, om onduidelijke redenen (een onbewuste hommage aan Saint Laurent, misschien), de absolute ster van het seizoen. Te beginnen met Jil Sander in Milaan, waar Man Rays beroemde foto uit 1926 van een mannequin en een Afrikaans masker op een muur werd geprojecteerd. Raf Simons herinterpreteerde franje, gaf er een moderne draai aan, zoals Miuccia Prada deze winter met kant. Franjes waren in Parijs en Milaan bij een dozijn ontwerpers te zien.

Prada noemde haar nieuwe collectie primitief en archaïsch (we onthouden gekreukte stoffen), en Alberta Ferretti verwees, net als Sophia Kokosalaki in Parijs, zowel naar Egypte als naar het oude Griekenland (bij de laatste : een rokje afgeleid van graftekeningen, een patroon gebaseerd op hiërogliefen, en veel goud en lapus lazuli). Het Afrikaanse tromgeroffel klonk vaker in Parijs dan in Milaan. Soms gedempt, zoals in de uitstekende collectie van Véronique Leroy, en soms veel luider. Zoals bij Bernhard Willhelm, al jaren het stamhoofd van tribalchic, of bij Junya Watanabe, die felgekleurde Afrikaanse waxstoffen combineerde met stukken in afgewassen jeans. Veel merken en ontwerpers kozen voor een middenweg. Zoals de legendarische Azzedine Alaïa, of Alber Elbaz bij Lanvin (luipaardprints, raffia en python), of nog Marc Jacobs bij Louis Vuitton (luipaardtassen). Jacobs zette nog eens het toegenomen belang van schoenen in de verf : hij gaf zijn favoriete stylistes een paar cadeau en verzekerde zich op die manier van de nodige vroegtijdige buzz.

Een aantal ontwerpers voer nog verder, naar India, met Ann Demeulemeester op kop : veel rood, fuchsia en zalmroze bij de anders zo op zwart gefocuste ontwerpster. Gek dat ook een diametraal tegenovergestelde ontwerper als Giorgio Armani kraaljuwelen in zijn collectie verwerkte. Ook Tsumori Chisato speelde met spiegelkraaltjes, voor een bonte maar mooie collectie. Dito Manish Arora, een zeldzame Indiase ontwerper op de Europese kalenders, met een vrolijke Bollywoodmode en technicolorbling.

Bij Hermès en Gucci keken Jean-Paul Gaultier en Frida Giannini dan weer westwaarts, respectievelijk Club Tropicana (met palmboomprints) en Wild West (met franjes, en Naomi Campbell en Stephanie Seymour als in het oog springende squaws).

Chic, zonder meer

Dries Van Noten hees een tent over de binnenplaats van Palais Royal, met een koppel fonteinen van de Belgische beeldhouwer Pol Bury in het midden van de catwalk. De show, met Serge Gainsbourg op de geluidsband en Catherine Deneuve op de eerste rij, was Franser dan we van Van Noten gewend zijn, en een groot succes, met opulente degradés van blokjesprints en schitterende kleuren (blauw, roze, geel), en een reeks geborduurde gouden ensembles. Van Noten liet zich inspireren door de Russische constructivistische schilder Kasimir Malevitsj, de man van het zwarte vierkant, maar tegelijk had de collectie ook iets Afrikaans, geen onontgonnen terrein bij Van Noten. Misschien zaten de Nijlkleuren er voor iets tussen.

De collectie integreerde daarnaast ook de belangrijkste andere trends van komende lente : lichte materialen, vloeiende vormen, transparantie, geometrie, klatergoud, en printmixes. Van Noten is op dit moment de standaard. Hij leidt de dans.

Door Jesse Brouns Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content