Rolls-Royce lanceerde onlangs een nieuwe Corniche in Palm Springs. Over luxe en kitsch, the American way. “De woestijn in, chauffeur!”

Ik ben van Charles De Gaulle naar Malpensa gevlogen, van Malpensa naar LAX, en vandaar over een eindeloze zee van lichtjes naar Palm Springs International Airport. Het is al laat als we voor het hotel worden afgezet. De nacht ruikt zoet naar zand en azalea’s. In het duister staan drie auto’s te blinken, één blauwe Rolls-Royce en twee zalmkleurige.

Merv Griffin’s Resort Hotel & Givenchy Spa, een van de leading hotels of the world, is tegelijk ook het speeltje van een voormalige, legendarische quizmaster. De luxe lijkt soms van boordkarton, de bellboys zijn een uit La Cage aux Folles geschrapte grap.

Van de receptie worden we met golfcaddies naar onze kamer gereden. Die van mij is groot, mijn bed buitenmaats, zelfs naar Amerikaanse normen. Het televisietoestel, ook al reusachtig, staat zo ver weg dat ik vanuit bed alleen schimmen zie. De minibar is leeg en het uitzicht triest: een rij struiken en daarachter een parkeerterrein.

Het hotel past bij de omgeving, maar tegelijk ook niet. De Romeinse zuilen en de rozentuin hebben iets van Las Vegas, net als de eindeloze, onredelijk brede highway naast de deur. Af en toe zoeft er een auto over Palm Canyon Drive, geruisloos bijna.

Rolls-Royce presenteert een nieuwe versie van de Corniche en daarom heeft het merk uit Crewe in Groot-Brittannië een dertigtal vertegenwoordigers van de Europese pers naar Palm Springs gehaald om ons collectief onder te dompelen in de extravagante levensstijl van de gemiddelde Rolls-eigenaar. Ik kan een massage krijgen, of twee. Ik kan golfen, kleiduifschieten met een wapen van Holland & Holland, en champagne drinken van Krug, als het moet tot ik erbij neerval, maar daar heb ik geen zin in, want ik houd niet zo van champagne. Ik houd, eerlijk gezegd, ook niet bepaald veel van auto’s. Als kleine jongen was ik geterroriseerd door de gedachte aan verkeersongelukken en nu word ik er alleen maar ziek in, doodmisselijk vaak. Maar een Rolls is natuurlijk meer dan alleen een auto: het is een statussymbool op wielen, een rijdende mythe.

“We verkopen geen auto”, zegt Richard Charlesworth van Rolls-Royce. “We verkopen een droom en een ervaring.” Prijs van de nieuwe Corniche: zo’n vijftien miljoen frank.

Palm Springs is een belangrijke afzetmarkt voor het merk, in het bijzonder voor de modellen met inklapbaar dak. De oase in de woestijn, zo’n tweehonderd kilometer van Los Angeles, is sinds de jaren dertig een van de uitverkoren weekendverblijven van Hollywoodsterren en andere miljonairs.

De omgeving was, en is, fantastisch. In het westen torenen de San Jacinto Mountains, die de smog en de wolken uit LA weghouden. In het zuidwesten ligt een andere bergketen, de Santa Rosa Mountains. De vallei ligt bezaaid met oasen van palmbomen en dadels, de woestijn in de verte is met haar gele en roze tinten als een psychedelisch visioen.

De streek bleef lang ongerept. De indianenstammen van Coachella Valley verstopten hun woningen in de rotsen van de canyons, en de Spaanse conquistadores en missionarissen raakten nooit voorbij het gebergte dat de vallei afschermt van de rest van Californië.

Pas omstreeks 1850 kwamen de eerste avonturiers. Een ondernemer liet een irrigatiekanaal graven en stichtte de Palm Valley Land and Water Company, maar de man ging na elf jaar failliet (er was al die tijd niet één regendruppel in zijn kanaal gevallen). Vanaf de jaren twintig kwamen de eerste weekendtoeristen. Ten minste tijdens de wintermaanden, want ’s zomers hield niemand het er uit van de warmte, en airconditioning moest nog worden uitgevonden. In de winter leefden er nauwelijks meer dan tweehonderd mensen.

Toen al verzorgde Palm Springs zijn imago. Wie een huis wilde bouwen werd verplicht om met een architect te werken, en fabrieken werden op een afstand gehouden. De straatnamen stonden op rotsen geschilderd, zoals in de tekenfilms, en paardrijden was lang de belangrijkste activiteit van bezoekers.

Hollywood dreef op de beurscrash van 1929: terwijl heel Amerika de bioscoop invluchtte om de crisis te vergeten, trokken acteurs, actrices en studiobonzen naar Palm Springs. Al Jolson, Jack Warner, Harold Lloyd en Darryl Zanuck bouwden er woningen, op dat moment nog in hoofdzaak ranches in Spaanse stijl. In 1938 werd Palm Springs officieel een stad. In het centrum waren hotels, tennisclubs en discotheken verrezen, er was zelfs een shopping center in de open lucht, aangelegd rond een parkeerterrein, een geheel nieuw concept destijds.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging alle aandacht naar het leger. Er werd een vertrek- en landingsbaan aangelegd voor de luchtmacht en generaal Patton kwam er tankoefeningen leiden alvorens naar Europa te trekken. Het mooiste hotel van de stad, El Mirador, werd enige tijd getransformeerd tot ziekenhuis.

Na de oorlog brak voor Palm Springs een gouden periode aan, onder meer voor de architecten. De Spaanse stijl, alomtegenwoordig in Zuid-Californië, werd verdreven door moderne bungalows met platte daken en enorme schuiframen, amoebevormige zwembaden en lichtgewicht stalen frames. Rond golfterreinen en country clubs werden gated communities aangelegd, fors beveiligde woonwijken in een groene omgeving. Bob Hope en Bing Crosby keken uit op de Thunderbird Country Club. Net als Lucille Ball en haar man Desi Arnaz, en de latere president Gerald Ford. De villa van Frank Sinatra, met een zwembad in de vorm van een vleugelpiano, lag op de terreinen van de Tamarisk Country Club. Dwight en Mamie Eisenhower woonden in de Eldorado Country Club. Tussen de andere beroemde inwoners van Palm Springs flikkeren de namen van Cary Grant, Clark Gable, Jack Benny, Randolph Scott, Eva en Zsa Zsa Gabor, William Powell, William Holden, Frank Capra, Dinah Shore, Kirk Douglas en Liberace.

Behalve filmsterren en andere celebrities vestigden zich ook duizenden anonieme gezinnen in de woestijn. Zoals een leger ex-GI’s. Als soldaat hadden ze de stad tijdens de oorlog leren kennen, en ze waren aangetrokken door het klimaat en de goedkope grondprijzen. Al die nieuwkomers hadden architecten nodig. Voor een handvol ambitieuze jongemannen was de woestijn een gedroomd canvas. In de oase leek elke opdracht interessant, van duur buitenverblijf over supermarkt tot eenvoudige gezinswoning.

Palm Springs kan worden beschouwd als een beknopte handleiding tot de Amerikaanse architectuur van het midden van de twintigste eeuw. Enkele prachtige woningen in de vallei zijn ontworpen door architecten die destijds al een zekere reputatie hadden, zoals Rudolf Schindler of Richard Neutra, die het Kaufmann House bouwde voor de man die eerder Frank Lloyd Wright de opdracht had gegeven voor Fallingwater, het beroemde huis op een rotspartij aan een rivier.

Anderen hadden een succesvolle praktijk in Los Angeles, zoals Paul Williams, A. Quincy Jones, Craig Ellwood, Welton Becket en John Lautner, die een spectaculaire woning bouwde voor Bob Hope en zijn vrouw Dolores. De bijzonderste gebouwen zijn van lokale architecten: Albert Frey, John Porter Clark, E. Stewart Williams en William F. Cody hebben de stad getransformeerd. Ze deelden een obsessie: nieuwe manieren van leven en wonen ontwikkelen in het zachte klimaat van Californië. De vier werkten vaak samen, bijvoorbeeld aan de officiële gebouwen op de centrale verkeersader van de stad, Tahquitz Canyon Way, waar ze het stadhuis, het politiekantoor en het Civic Center bouwden.

Albert Frey is de beroemdste van de vier. Zijn woning voor de Franse designer Raymond Loewy en zijn twee eigen huizen kunnen worden beschouwd als mijlpalen in de geschiedenis van de moderne architectuur. Frey, die vorig jaar overleed, mist in zijn eigen stad wel de erkenning die hij zonder meer verdient. De conciërge van Merv Griffin’s Resort Hotel & Givenchy Spa heeft nog nooit van Frey gehoord. Zijn Palm Springs is niet dat van vooruitstrevende villa’s, maar dat van de cocktail- en golfcultuur, die dan wel met de architectuur is verbonden, maar er tegelijk ook los van staat.

Mijn 48 uur van Palm Springs beginnen ’s ochtends, na een uitgebreid ontbijt, met een rit in de nieuwe Corniche. Ik rijd niet zelf: wie Rolls zegt, zegt chauffeur, vind ik, en het liefst een chauffeur in uniform. Bovendien heb ik geen rijbewijs, al kan ik wel rijden (er wordt tijdens ons verblijf overigens niet naar papieren gevraagd). De rol van chauffeur wordt afwisselend gespeeld door twee collega’s, een Belg en een Fransman. We krijgen ook een begeleider mee, een Brit die op het Amerikaanse hoofdkwartier van Rolls-Royce werkt. Dat is gevestigd in New Jersey, wat enigszins afbreuk doet aan de glamour van het merk.

Onze convertible heeft de kleur van gerookte zalm, gemengd met die van roze champagne. Het dashboard is met duur hout afgewerkt, de tapijten aan onze voeten zijn van lamswol. De fauteuils, die verwarmd kunnen worden, zijn uitgevoerd in bleek leer, besteld bij Connolly. Achterin is weinig plaats. Geen probleem voor de chauffeur, maar misschien wel voor zijn Meester.

De auto lijkt mij een log monster, maar de man van Nice Matin, een autojournalist, is zeer enthousiast. Ik word niet misselijk, en voor mij is dat de grootste verdienste van de auto. Voor alle duidelijkheid: Rolls-Royce nodigde met opzet nauwelijks autojournalisten uit op het evenement in Palm Springs, dat meer over glamour zou gaan dan over techniek.

Als we voorbij Frank Sinatra Drive rijden, zegt de man van Rolls dat hij eigenlijk meer gesteld is op Bentley, het andere merk uit Crewe. Op dat ogenblik begin ik me af te vragen waarom we eigenlijk zijn uitgenodigd, en of er achter het officiële evenement misschien een verborgen agenda schuilt. In 2003 wordt de merknaam Rolls-Royce eigendom van BMW. De nieuwe Corniche is het laatste model dat door de Britten volledig zelf wordt gemaakt. Na 2003 blijft alleen Bentley eigendom van wat nu nog voluit Rolls-Royce & Bentley Motor Cars Limited heet en een onderafdeling is van Volkswagen.

We eindigen de proefrit op mijn verzoek voor het stadhuis van Palm Springs, dat ontworpen is door Frey. De journalist van Nice Matin en de man van Bentley zijn niet onder de indruk.

Achter de receptie zit een vrouw die na enig aandringen een stuk papier te voorschijn tovert waarop Frey zelf een plan heeft getekend van de stad, met daarop al zijn verwezenlijkingen: zijn eigen woningen, een pompstation, een supermarkt, de villa voor Loewy en 101 andere gebouwen. Met de Corniche kunnen we er niet naartoe: in het hotel staan nog andere journalisten te wachten voor hun ritje.

Voor de lunch begint, is er een kort gesprek met de mensen van Rolls-Royce. “We weten nu al voor zo’n 75 procent wie de Corniche zal kopen”, zegt de marketingdirecteur, Richard Charlesworth. “Een op de drie klanten is een vrouw. De auto wordt meestal alleen gebruikt voor bijzondere gelegenheden, een rit naar de country club of naar het restaurant. Er wordt doorgaans minder dan 8000 kilometer per jaar mee gereden.”

Negen procent van de bezitters van een Rolls is met pensioen. Niet eens vijf procent van hen “weegt minder” dan één miljoen dollar. Zeventig procent bezit een tweede woning in een ander land, 45 procent heeft een boot of yacht, 25 procent bezit een privé-vliegtuig. Zeven procent heeft in de garage behalve een Rolls ook een Bentley staan. Nog meer cijfers: Bentley is momenteel goed voor zeventig procent van de omzet, Rolls-Royce voor dertig procent.

“Volkswagen is de beste eigenaar die we konden wensen”, zegt Charlesworth over de toekomst van het bedrijf. “Onze vorige eigenaars konden zich de ontwikkelingen niet veroorloven die wij vooropgesteld hadden. Nu is ons groeipotentieel veel groter.”

Waarom in allerijl nog een nieuwe Corniche? “Business”, heet het. “Maar we beschouwen onszelf ook als goede bewakers van het merk. Er is een emotionele reden. We won’t let the lady down.” De Silver Shadow is het populairste model van Rolls-Royce. Er werden sinds de jaren zestig 16.000 exemplaren van verkocht. De Corniche, een convertible, werd gelanceerd in 1967. Vier jaar later werd Corniche een serienaam, van de verschillende versies werden ruim 5000 stuks verkocht.

“Hier in de Verenigde Staten zijn de Sunshine States, Californië en Florida, de belangrijkste afzetmarkt”, besluit Charlesworth. Mijn beste vriend, die ooit polokampioen was en in Palm Springs nog aan wedstrijden heeft meegedaan, zegt dat de Corniche er zo populair is omdat je in zo’n reusachtige open auto gemakkelijk polosticks en golfcaddies kwijt kunt. Logisch, natuurlijk, maar zelf was ik er niet opgekomen.

Na de lunch kunnen we kiezen uit een gevarieerd programma: kleiduifschieten, een golfpartij of een massage. De begeleider van het kleiduifschieten ziet eruit als een al te strenge wiskundeleraar en ik houd liever geen wapen in mijn handen, zelfs als het alleen wordt gebruikt om voorwerpen van een paal te schieten. Voor de massagebeurt is de wachtlijst lang: ik denk niet dat de rich and famous, van wie we verwacht worden de levensstijl te simuleren, ooit langer dan vijf minuten in een rij staan.

Dan simuleer ik liever enige kapsones en vraag de conciërge om een fiets. Met mijn Belgische collega maak ik een lange rit door de stad, een kopie van het door Frey getekende stadsplan is onze gids. Eerlijk is eerlijk: de fietstocht is stukken opwindender dan de rit in de Rolls. Palm Springs is perfect voor tweewielers.

Ik maak een tussenstop in een tweedehandszaak en koop een das voor de avondmaaltijd: in het programma staan jacket & tie voorgeschreven. Een pak heb ik wel bij mij, maar geen das. Ik koop een smal zwart exemplaar voor vijftig dollarcent. Het past perfect bij het hemd dat ik erbij neem, van Charvet op place Vendôme.

Enkele uren later sta ik, in black tie en met mijn schoenen in het natte gras, mijn best te doen om een wedstrijd crocket te winnen. Ik verlies.

De volgende ochtend maak ik van Merv Griffin’s Resort Hotel & Givenchy Spa mijn eigendom. Ik huppel van jacuzzi naar openluchtzwembad, zwem twintig baantjes en plof op een ligstoel. Het is elf uur ’s ochtends. Er is niemand te zien. De zon schijnt, een handvol palmbomen werpt gekartelde schaduwen op het water. In de verte rijzen de bergen. Ik spoel de smaak van Krug weg met een blik Dr Pepper uit de automaat in het fietslokaal.

Dan is het tijd om te vertrekken. Warren Beatty, zijn vrouw Annette Bening en hun gevolg worden elk moment in het hotel verwacht. Wij zijn miljonair af.

Terwijl ik wacht op de verlate vlucht naar Los Angeles, lees ik in de krant dat een divisie van het Amerikaanse leger naar Palm Springs onderweg is met een nieuw radarsysteem. Het oude is defect, de veiligheid van het luchtverkeer is niet langer gegarandeerd.

Ons vliegtuig blijkt een volgepropt sardineblik. Ik zit helemaal achterin. Er is geen lucht en mijn benen zitten driedubbelgevouwen, terwijl ik nochtans niet bijzonder groot ben. De hele vlucht is een nachtmerrie. Als de Rolls eenmaal is ingereden, begin ik te sparen voor mijn Falcon Jet en de bijbehorende piloot.

Palm Springs Modern – Houses in the California Desert, Rizzoli International Publications, 1999, ISBN 0-8478-2091-2.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content