Gewoonlijk ben ik in juli met vakantie. Dit jaar ging ik al in juni op reis, vanwege het werk en omdat er een nieuwe kleindochter op komst was tegen het eind van de maand. Intussen is Luna op 24 juli geboren en het is een bloem van een kind.

Zo heb ik dus ontdekt dat juli eigenlijk een heerlijke maand is om thuis te blijven. Zeker als het echt zomert zoals de vorige dagen. Voor het eerst sinds jaren heb ik de staart van de koopjes meegepikt en dat viel geweldig mee voor mijn portemonnee. En afgezien van het feit dat de bakker en de krantenman in mijn straat een groot stuk van de maand dicht bleven, was ook het boodschappen doen meer ontspannen dan gewoonlijk. Parkeerplaats zat, geen overvolle winkels, volop zomerfruit en zomergroenten. Mensen zijn gewoon anders in de zomer: vriendelijker, rustiger, toegeeflijker. Zelfs op grijze dagen.

Ondanks het feit dat ik meer dan dertig jaar in de stad woon, heb ik me in de afgelopen julimaand meer dan ooit gerealiseerd dat ik niet echt een stadsmens ben. Alle Vlaamse steden en stadjes doen tegenwoordig ontzettend hun best om het volk vermaak te bieden. De stad bruist van de muziek, er zijn circussen en filmvoorstellingen in open lucht. Leuk voor wie daarvan houdt, maar ik blijf veel liever in de avondzon op mijn terrasje zitten met wat goede muziek, een boek en een sorbetje, ook al is mijn buurt nu een beetje uitgestorven, of precies daarom misschien. Ik heb Ć©Ć©n avond rondgedwaald op de Gentse Feesten, maar heb er meteen ook weer genoeg van voor de komende tien jaar. Het gedrang, je voetje voor voetje en met scherpe ellebogen proberen te verplaatsen over volle pleinen en door straten die kolken van het volk. Lawaai dat je barstende koppijn bezorgt. Het is aan mij allemaal niet besteed.

Ik ga in het weekend precies de tegenovergestelde richting uit: weg van de stad. De laatste weekends heb ik op de fiets kilometers gemaald langs de Scheldedijken in de streek van mijn jeugd. Ergerlijk is wel dat er nu zoveel toerbussen rondrijden door die smalle dorpsstraten. Wat vroeger Klein-Brabant was, staat nu wijd en zijd bekend als Het land van Stille Waters.

Terwijl de Notelaar, of zo u wilt: de villa van Vorlat, vorig jaar zesduizend bezoekers kreeg, kwamen er in de eerste helft van dit jaar al veertigduizend. Ik geloofde mijn oren niet, toen ik dat vernam en was een beetje beducht voor de massa toen ik een paar weken geleden voor het eerst weer op de fiets sprong. Maar zelfs op zondagmiddag is het er zalig. Het licht op en rond de Schelde is heel bijzonder, bij stralende zon, maar misschien nog meer als de wolken langs de hemel jagen. EĆ©n zin uit Stille Waters over de Schelde bleef mij bij: “’s Morgens is ze van zilver, ’s avonds is ze van goud.” Het klopt en het was heel lang geleden dat ik mezelf de tijd gunde om daar nog zo intens van te genieten. Maar wat mij bovenal opnieuw verrukt is het gevoel van ruimte als je kilometers en kilometers langs die stroom fietst. Het is de ruimte die ik mij herinner van toen ik als kind op mijn rug lag en naar de wolken keek. Het is een ruimte die je optilt uit je dagelijkse zorgen, een ruimte waarin je kunt nadenken, die de dingen weer in perspectief zet.

Besluit: ik wil weg uit de stad. Terug naar dat landschap dat weer helemaal het mijne is geworden, het landschap dat klopt met mijn gevoel en met mijn hang naar rust. Op de fiets langs de dijken heb ik hetzelfde gevoel als bijvoorbeeld bij een wandeling in de bergen van Sulawesi. Het gevoel om dichtbij de echte dingen te zijn. Er zijn fasen in een mensenleven, die waarin je de wereld wilt verkennen en die waarin je wat meer rust zoekt. Vaak ver weg gaan om uiteindelijk terug thuis te komen. Ik had het nooit gedacht.

Dus zal in de komende weken of maanden een deel van mijn tijd opgaan in de zoektocht naar een huis, van waaruit die bron van rust makkelijk te bereiken is.

TESSA VERMEIREN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content