Dat hij gechoqueerd is door het weerzien met Brussel, zegt mijn neef uit AustraliĆ«. Hij is 84, maar heeft een wakkere geest en komt nog om de vijf jaar licht gepakt zijn familie bezoeken. “Vroeger zag je het ook veranderen, geleidelijk, maar het valt op hoe groezelig het nu is geworden.”

Yes“, zeg ik lijdzaam, en ik denk aan de dakloze die ik bij het Noordstation zag pitten onder een dekbed met smurfen. Ik stelde mij voor hoe het is om te ontwaken tussen sigarettenpeuken en gehaaste hoge hakken. In een portiek, nabij het centrum, ligt een berg blikken en pampers al zolang dat niemand het zou merken mocht zich daar een middelgroot zoogdier in schuilhouden.

“En dan hoor je dat Brussel er over tien jaar een kwart miljoen inwoners bij zal hebben”, zegt Joe. “Dat wordt nog aangenaam toeven.”

Ik heb dat nieuwsbericht ook gezien op de publieke omroep. Tussen neus en lippen werd er als ‘duiding’ aan toegevoegd dat de nieuwkomers “vooral internationale ambtenaren zullen zijn”, waarop sfeerbeelden volgden van goed in het pak gestoken mannen die van op een zonnig terras naar de camera toostten. Alsof het dĆ”t soort joligheid is die we van een bevolkingsexplosie van het verpauperde Brussel mogen verwachten.

“Zoveel haveloze, gesluierde, ongeschoolde, zieke, behoeftige, de taal onmachtige, onaangepaste en vooral zo zichtbaar niet in het arbeidsproces ingeschakelde mensen”, schudt Joe. “Een land dat het economisch al moeilijk heeft, kan dat toch niet blijven slikken ? Ik vraag me niet af of de sociale zekerheid zal ineenklappen, maar wanneer dat zal gebeuren.”

“Bij jullie, down under, zijn ze geloof ik een stuk strenger op die dingen ?” vraag ik hem, het verhaal indachtig van een vriendin die er ondanks haar werk als model niet slaagde een verblijfsvergunning voor AustraliĆ« te bemachtigen. Een andere kennis, genezen van kanker, moest dan weer het onmogelijke doen om te bewijzen dat hij niet van plan was te gaan teren op de Nieuw-Zeelandse sociale zekerheid. “We hebben ook onze zorgen”, zegt Joe, en mompelt iets over IndonesiĆ«rs en drive-by shootings in de straten van Sydney.

Maar in het algemeen vindt hij het bij ons stukken onherbergzamer. Tijdens zijn bezoek van vijf weken werd hij dan ook getrakteerd op een cocktail van corrupte politie in Hasselt, een bank die gered moest worden door de belastingopbrengst van de komende generaties alvast te verpanden en de diepzinnige Joyce De Troch die een emmer met ijswater over Jan Hoet liet uitkieperen. Een mens zou voor minder twijfelen aan het stralende voorland van een samenleving. Maar de meeste indruk maakte toch blijkbaar ‘de vijfde kolonne’.

“Je kent de uitspraak van Houari Boumedienne misschien”, zegt Joe, “de vroegere president van Algerije : de buik van onze vrouwen zal ons de overwinning bezorgen. Dan zal het er vast minder verdraagzaam aan toegaan en kun je het recht op vrije meningsuiting wel aan de kapstok hangen.”

Zo beland je op dat punt waar gesprekken tegenwoordig al te vaak belanden, in die schemerzone tussen terechte bezorgdheid en angst voor het vreemde. Het domein ook van de vooroordelen, die je helaas zo regelmatig bevestigd ziet dat ze op gezond verstand gaan lijken.

Ik denk niet graag aan koele krijgsverrichtingen via kraambed en arbeidskamer. Liever zie ik de wereld in het verhullende licht van een achterkeuken. Het vriendinnetje, dat het kleurboek dat ik van mijn dochter krijg met dezelfde trots aan haar Turkse mama overhandigt : Dag slakje in de schelp / dag krab achter de steen / dag kikker op het blad / dag vriendjes naast elkaar. En allemaal lachende gezichtjes & wuivende scharen & handjes.

Toch laten Joes woorden mij niet onberoerd. Omdat hij, met zijn vijfjaarlijkse bezoeken, wel iets als een overzicht heeft. Omdat hij geen bange blanke man is maar een dappere duivel die met open vizier de halve wereld heeft afgereisd en zowel het verroeste oorlogsmaterieel op de stranden in Duinkerke zag als de paradijselijke kust van Vanuatu. Zijn memoires lezen als een avonturenroman waarin hij door Tiefflieger wordt beschoten, het lichaam van een ongerepte mooie jonge vrouw moet bergen en later in dienst gaat bij Pan Am. Als er op 15.000 voet een motor vuur vat en de stewardess in paniek door de cabine rent, bewaart hij zijn aangeboren kalmte.

“Misschien is het jouw beurt om aan emigreren te denken”, lacht hij, en hij slaat mij op de schouders. ” Just kidding.” Maar zijn ogen verraden opluchting omdat hij terug mag naar zijn berg bij Brisbane. Net op tijd om op de radio de professor niet te moeten horen die ouders met kinderen extra stemmen wil geven bij de verkiezingen, om behoudsgezinde 65-plussers politiek de mond te snoeren.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content