De populariteit van het bijberoep neemt toe. Werknemers die zich naast hun vaste job toeleggen op meubels, blijken vooral voldoening te halen uit het concrete resultaat van hun handenarbeid. Een blik in drie ateliers.

SĆøndag Rustdag wordt werkdag

De fabrikant die een mooie overall voor vrouwen op de markt brengt, heeft meteen een klant aan Hanna Simons (26). “Nu ligt hier al een hele stapel kleren vol verfvlekken en die stapel groeit”, lacht ze. “Als ik maandagochtend op het werk aankom, is de kans dat mijn collega’s verfvlekken op mijn handen zien ook groot.” Die vlekken verraden dat zondag sinds een paar jaar ook werkendag is voor Simons en haar vriend Ali Osman Tugla (27). Vandaar de naam van hun designmerk : SĆøndag. “Ach, zondag is vooral een heerlijke dag”, aldus Simons. “Die dag is het back to basics. Dan trekken we naar ons atelier en gaan we aan de slag met hout. Ideaal dat ik dit kan combineren met mijn hoofdberoep.” Dat hoofdberoep is een baan als stafmedewerker bij C-mine in Genk. Tugla werkt als verkoper bij Massive /Philips Light Gallery en droomt soms van een voltijds bestaan als meubelmaker. “Van een ontwerp beginnen en naar een resultaat werken ; dat geeft zoveel voldoening.” Om dat gevoel nog vaker op te roepen, volgt Tugla opleidingen houtbewerking en meubelmaken.

Ondertussen is bestaande meubels aanpassen het handelsmerk van SĆøndag. Dat werd het toen Simons en Tugla gingen samenwonen en hun stek duurzamer wilden inrichten. “We kozen voor tweedehands spullen die we een hedendaagse toets gaven.”

Dat ze dat nu ook voor anderen doen, betekent wel dat ze ’s avonds vaak urenlang websites met tweedehands materiaal afspeuren, op zoek naar wat ze kunnen gebruiken. Simons : “Je zult zien dat je nooit vindt wat je op dat moment nodig hebt. We stappen daarom liefst zonder specifieke opdracht een kringwinkel binnen. Dan begint de creativiteit echt te knetteren.”

Al gebeurde dat ook toen een dame met Afrikaanse roots vroeg om haar woonkamer onder handen te nemen. “Onze stijl is meestal nogal strak,” vindt Simons, “maar we slaagden erin om van die woonkamer een mooi geheel te maken, zonder de Afrikaanse elementen uit het oog te verliezen. Dat we die dame daardoor gelukkig maakten, daar doen we het voor.” Dat ze zo ook andere families een hart onder de riem steken, is mooi meegenomen. “In onze zoektocht naar oude meubels komen we vaak terecht bij families die iemand hebben verloren. Die vinden troost in het feit dat de spullen van het overleden familielid een tweede leven krijgen.”

Maarten Verbert – Lassen zonder lessen

Het eerste werk van kunstenaars wordt later vaak meer waard. Daar wees Maarten Verbert (38) zijn ouders al een paar keer lachend op. “Want als ik het wandmeubel zie dat ik zo’n vier jaar geleden voor hen maakte, merk ik dat het toch niet zo goed is als de stukken die ik vandaag in elkaar las”, vertelt hij. “Mijn ouders zijn er toch nog altijd heel trots op. En, zo slecht is dat werk ook weer niet in elkaar gezet.”

Verbert had nochtans nooit eerder lasmateriaal in handen gehad toen hij zijn ouders in een enthousiaste bui beloofde om zelf te proberen een meubel op maat voor hen te maken. Laat staan dat hij ooit laslessen gevolgd heeft. “Er was wat parket over van mijn ouders hun nieuwe woning. Omdat ik de planken niet wilde verzagen, moest ik de breedte wel respecteren. Dus besloot ik errond te lassen. Het enige dat ik daarvoor nodig had, was een goedkope laspost.”

Die laspost is ondertussen vervangen door een beter exemplaar, de overschotjes parket door planken die Verbert uitzoekt bij een lokale schrijnwerker. Ook een btw-nummer heeft hij ondertussen op zak. Alleen de laslessen kwamen er nog niet van. “Voor je het weet, loopt zo’n hobby uit de hand. Je maakt eens een tafeltje voor een nichtje, wat stuks voor het restaurant van vrienden en de bal gaat aan het rollen. Dan moet je wel in bijberoep gaan werken om je klantenbestand uit te kunnen breiden.”

Ongeveer Ć©Ć©n stuk per maand verlaat het magazijn waar Verbert een werkruimte huurt. Als productieverantwoordelijke bij chemiebedrijf Evonik werkt hij in ploegen, waardoor er de rest van de dag vaak wat tijd overblijft om achter het lasmasker te kruipen. Dat doet hij nog altijd liefst om wat te experimenteren.

“De opdrachten die anderen me geven, zijn fijn om uit te werken, maar mensen vragen vaak hetzelfde. Voor je het weet, werk je dan toch weer een beetje aan de lopende band.” Dat wil hij buiten zijn werkuren zo veel mogelijk vermijden. “Bij Evonik is het vaak druk, maar op de momenten dat alles goed loopt, is het soms wat saai in de controlekamer. In het lassen kan ik mijn creativiteit kwijt. Het resultaat daarna ook delen met anderen is altijd spannend. Maar als zij er enthousiast op reageren, voelt dat aan als een enorme schouderklop.”

Atelier Van den Bogaert Niets stoffigs aan

Claire Van den Bogaert (56) herinnert zich nog goed hoe ze tien jaar geleden voor de zoveelste keer gefrustreerd in de wagen zat. Ze leidde toen voor Esprit Benelux de ploeg visual merchandising en had zich net vastgereden in de zoveelste file. “Na twintig jaar had ik het eigenlijk wel gezien in de confectiesector. Ik kon dus niet anders dan kiezen voor een nieuwe wending in mijn carriĆØre. Waar ik vroeger met nieuwe spullen werkte, zijn het nu oude materialen die door mijn handen gaan.”

Van den Bogaert legt zich in haar atelier namelijk toe op de (her)stoffering van meubels. Net nog bekleedde ze vier zetels met een oud wandtapijt dat speciaal voor de meubels werd gerestaureerd. “Die oude voorwerpen zijn zo kwalitatief”, merkt Van den Bogaert. Gemakkelijker wordt het daardoor niet. “Aan een driezit ben ik wel even aan het trekken en sleuren voor die opnieuw gestoffeerd is. Stofferen is een baan waar je veel uren voor nodig hebt”, vertelt ze.

Toch combineert ze het stofferen met een administratieve functie in de palliatieve thuiszorg. Dat zorgt voor zekerheid, geeft ze toe, maar brengt tegelijkertijd ook evenwicht. “Werken in de sociale sector vult een ander facet van mijn persoonlijkheid in. Bovendien zie ik daardoor meer mensen, in mijn atelier zit ik vaak alleen.” Tegelijkertijd brengt dat Van den Bogaert ook rust. “Terwijl je met je handen werkt, heb je tijd om na te denken. Voor je het weet, ben je klaar en staat er een concreet resultaat voor je neus.”

Al kruipt ook in stofferen zelf het nodige denkwerk omdat elk stuk maatwerk is. Daar zit Van den Bogaert niet mee in. De zaken die ze minder aangenaam vindt aan haar bijberoep probeert ze gewoon te vermijden. Zo is de regel bijvoorbeeld : liever stofferen dan transporteren. Klanten moeten dus zelf zorgen dat hun meubels de weg richting Willebroek vinden.

“We moeten allemaal al zo lang werken, dan is het zoveel leuker dat je focust op wat je graag doet”, vindt Van den Bogaert. Daarom is ze ook zo opgetogen dat veel jongeren zich in bijberoep toeleggen op nieuwe zaken. “Zo brengen ze vernieuwing in heel wat sectoren. Dat is goed, want nu is het hun beurt. De babyboomers hebben het laken lang genoeg naar zich toe getrokken.”

Tekst Sjoukje Smedts & Foto’s Fred De Brock

“Een enthousiaste reactie voelt als een enorme schouderklop”

“Focussen op wat je graag doet, is zoveel leuker”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content