Het Palais Galliera zet de Tunesische topcouturier Azzedine Alaïa in de kijker met een eerste Parijse retrospectieve waarin zeventig tijdloze creaties alle modes overstijgen. Een portret van een flamboyante modeontwerper.

Net als veel vermaarde figuren, cultiveert Azzedine Alaïa het mysterie over zijn leeftijd, zijn jeugdjaren én zijn lichaamslengte. Wat telt, is zijn creativiteit, zijn vakmanschap, zijn virtuositeit en de stempel die hij heeft gedrukt – en nog drukt – op de geschiedenis van de mode. Nu wordt hij eindelijk gelauwerd in een museum in Parijs, een première met een grote symboolwaarde. Het Palais Galliera en zijn directeur Olivier Saillard verwelkomen de ontwerper en zeventig van zijn iconische creaties. De openingstentoonstelling in het vernieuwde Musée Galliera baadt in een decor van Pompeji-rode muren, donkere lambriseringen en prachtig versierde plafonds, met als extraatje de Matissezaal in het Musée d’Art Moderne aan de overkant. Een grootse hulde aan de modeontwerper die steeds gekleed is in een zwart Chinees pak, een utilitair kledingstuk waarvan hij driehonderd exemplaren bezit.

Alaïa werd al geëerd met enkele retrospectieven, in Hasselt in 1998, in het Groninger Museum in Nederland, in het Guggenheim in New York in 2000 en twaalf jaar later opnieuw in Groningen. Nu wordt het dus Parijs. In die stad belandde zijn leven als couturier in een stroomversnelling. Een rijk gevuld leven, gekenmerkt door zijn liefde voor de actrice Anna Magnani, de couturiers Rei Kawakubo en Cristobal Balenciaga, de kunstenaar Julian Schnabel en de ontwerper en vriend Martin Szekely. Die laatste is verantwoordelijk voor de minimalistische scenografie van deze “Alaïa”, met aandacht voor alles waar hij voor staat : zijn volumineuze ontwerpen en rankje jurken, ritsen en rijggaatjes, zijn nadrukkelijke stiksels, zijn mousseline, zijn leren en zwarte creaties, zijn sculpturen.

ZO OUD ALS DE FARAO’S

“Hij heeft zeker niet meteen ‘ja’ geantwoord op mijn voorstel voor een tentoonstelling”, vertelt Olivier Saillard. “Uiteindelijk gaf hij toe en meteen stuurde hij een persbericht rond om te melden dat hij geen collectie zou uitbrengen omdat hij zich wou concentreren op zijn retrospectieve. Mooi toch ? Als hij met een project start, geeft hij zich helemaal.” Daarom zet hij ook pas een defilé op als hij er klaar voor is, zonder rekening te houden met de modekalender. In 1993 (toen al !) brak hij met het systeem van de seizoengebonden shows. Hij werd versleten voor een dwaas, maar kreeg uiteindelijk gelijk.

Alaïa wordt geboren in Tunis tussen 1935 en 1940, zo bewust vaag staat het in zijn biografie. En hij doet er graag nog een schepje bovenop : “Ik ben zo oud als de farao’s”. Hij groeit op tussen de vrouwen, gaat in bad met zijn grootmoeder, kijkt met bewondering naar zijn mooi opgedirkte tantes. Hij draagt schoenen in zwart-wit veulenleer van de bekende Franse schoenenontwerper André Perugia. Het is zijn eerste paar mooie schoenen, die hij krijgt van zijn tante Rouhia. Hij assisteert Madame Pineau, de vroedvrouw die hem ter wereld heeft geholpen, tijdens de bevallingen van de vrouwen in de wijk. En hij doorbladert samen met haar de postordercatalogi van La Redoute en Galeries Lafayette en kiest haar kleren. Hij gaat schone kunsten studeren, afdeling beeldhouwkunst, tegen het advies van zijn vader in maar met de zegen van Madame Pineau. En als werkstudent zoomt hij jurken voor de naaister van de buurt.

KAMERCOUTURIER

In de late jaren vijftig arriveert Azzedine Alaïa in Parijs. Hij werkt vijf dagen in het atelier van Christian Dior en twee seizoenen bij Guy Laroche, doet ‘naaiklussen’ voor de markiezin de Mazan, is babysitter voor de kinderen van Gravin Nicole de Blégiers en ontwerpt al snel kleren voor de Parijse beau monde, van actrice Claudette Colbert en barones Cécile de Rothschild tot Simone Zehrfuss, de vrouw van de bekende Franse architect Bernard Zehrfuss. “Alaïa is altijd de kamercouturier geweest van een selecte clientèle”, benadrukt Olivier Saillard. De nauwe contacten met die vurige vrouwen hebben hem gevormd. Als je Garbo, Arletty en Vilmorin aankleedt, ontwikkel je vanzelf een aristocratische stijl. Die vrouwen waren zijn echte leermeesters en namen hem onder hun vleugels.

Pas in 1979 brengt hij zijn eerste eigen collectie uit. Hij stelt ze voor in zijn appartement, rue de Bellechasse 60. Zonder franjes, spektakel, juwelen en muziek. Alleen superslanke modellen, met lichamen getransformeerd tot sculpturen. Zijn vriend, Thierry Mugler, wist hoe talentvol hij was en spoorde hem aan om de sprong te wagen. Azzedine bedankt hem nadien uitdrukkelijk op het einde van een van zijn defilés. Niet veel later verschijnt op het ‘achterwerk’ van de Parijse bussen een close-up van een derrière van een vrouw, in een strakke rok van Alaïa, speciaal voor 3 Suisses…. Het wordt een weergaloos succes voor de postordercatalogus én voor Azzedine. De jaren tachtig worden zijn decennium. In 1982 verovert hij zelfs de VS, met een defilé georganiseerd door de Bergdorf & Goodmanwinkels in New York. In 1985 mag hij in de Opéra van Parijs, live uitgezonden op de Franse televisie, twee mode-awards voor zijn hele carrière in ontvangst nemen. Grace Jones, getooid in een opzienbarende latex jurk met capuchon, overhandigt ze. En in 1989 ontwerpt hij, ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van de Franse Revolutie, een kleed in de kleuren van de Franse vlag voor zangeres Jessye Norman. Het is zijn hymne à l’amour.

“Azzedine is een ambachtelijke selfmade man”, zegt Olivier Saillard. “Door altijd hetzelfde jasje te herwerken, maakt hij er een meesterwerk van. En hij kan daarbij altijd steunen op zijn vakkennis en op zijn kennis van het vrouwelijk lichaam. Hij beheerst alle fasen van de realisatie van een kledingstuk. Hij weet hoe je kleren moet ontwerpen, modelleren, draperen, naaien en knippen. In de modegeschiedenis zijn boegbeelden Madeleine Vionnet, Cristobal Balenciaga, Madame Grès en Azzedine Alaïa de architecten, de beeldhouwers van de mode.”

“Wat ik zo mooi vind bij Azzedine, is dat hij goed beseft dat hij de kleren maakt en de vrouwen de mode. Kijk naar zijn creaties en je ziet heel wat nauw aansluitende, sexy kleren, maar toch vooral een staalkaart van bijna klassieke, sobere creaties. Geklede mantels, witte hemden, strak geknipte zwarte pantalons, bijna generiek allemaal. Zijn meesterschap over zijn materialen is subliem : van leer, dat hij behandelt zoals crêpe of mousseline, maakt hij couturemateriaal.”

ZIENER EN PAUS VAN SEXY LOOK

1999. Azzedine Alaïa distantieert zich van de op hol geslagen modewereld. In Le Nouvel Observateur bekent hij kleur : “Er zijn te veel collecties. Wat voor zin heeft het om zo veel kleren aan te bieden ? De mode overmeestert alles.” Drie jaar later zegt hij in Le Vif Weekend : “Produceren, produceren, produceren, defileren en opnieuw produceren, dat is niet mijn doel, ik heb geen ambitie noch het personeel om op die manier te werken. Hoe kan je met vijf of zes collecties per jaar nog iets nieuws brengen ? Als je één goed idee hebt per seizoen, is dat al fantastisch. Snij het in zes stukken, en er blijft niets van over. Een stylist is geen machine.”

Oog voor schoonheid heeft hij in ieder geval. “Een mooi achterwerk bepaalt een kledingstuk”, verklaarde hij lang geleden al. Geen wonder dat de Crazy Horse hem vraagt zich te ontfermen over de rondingen van de meisjes van het beroemde Parijse cabaret. Pin-upsterren Lova Moor, Capsula Pop en Rita Cadillac zullen het zich vast nog herinneren. Maar vanwaar komt die feeling voor kledingstukken die vrouwen als gegoten zitten ? Van de brave zusters van Notre-Dame de Sion in het toen nog kosmopolitische Tunis ? En waarom niet ? “Hun witte kappen, hun sandalen, hun lange gewaden die alleen de enkels bloot lieten, de riem met het op hun heupen bengelende kruisbeeld…, het suggereerde een idee van puurheid, en was tegelijk heel sexy.” (in Le Vif Weekend, 6 september 2002)

Een andere passie is die van collectioneur. Zijn eerste verzameling : pasfotootjes. Hij is nog geen tien jaar oud als hij met zijn grootvader, die politieagent is, mee mag naar het politiebureau. Daar krijgt hij alle ongebruikte pasfoto’s, die hij rangschikt per genre. Brunettes, blondines, mannen met een snor, mannen met een baard,… Sindsdien is hij een echte verzamelaar, en dat is een extra troef bij het opzetten van een overzichtstentoonstelling, want zowat alles komt uit zijn eigen archieven. “Alles is in uitstekende staat”, zegt Olivier Saillard, “hij gaat met de grootste zorg te werk, en hij verzamelt ook stukken van andere modeontwerpers uit de twintigste en eenentwintigste eeuw, zoals van Madeleine Vionnet, Jacques Fath, Charles James, Cristobal Balenciaga en Nicolas Ghesquière. In de afdeling designmeubelen zien we Martin Szekely, Marc Newson en Jean Prouvé.”

Pittig detail : toen Alaïa pas in Parijs was, logeerde hij in een kamertje, ingericht met meubelen van Prouvé, al wist hij dat toen nog niet. Hij heeft alvast veel verloren tijd ingehaald.

2013 is zijn jaar. Het jaar van zijn ontwerpen voor opera’s Les Noces de Figaro en Les Nuits, het jaar van zijn overzichtstentoonstelling in het Palais Galliera in Parijs, en van de opening van zijn winkel in de rue de Marignan in het 8ste arrondissement. En ondertussen wordt in de laboratoria van Beauté Prestige International in het grootste geheim aan zijn eerste parfum gewerkt.

Alaïa, in het Palais Galliera, Musée de la mode de la ville de Paris, avenue Pierre Ier de Serbie 10, Parijs, van 28 september 2013 tot 26 januari 2014. www.galliera.paris.fr

ANNE-FRANÇOISE MOYSON

“Als je één goed idee hebt per seizoen, is dat al fantastisch. Snij het in zes stukken, en er blijft niets van over”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content