De Parijse haute couture heeft zin in feest en luidt de klokken. Wat valt er te vieren? Niets in het bijzonder, of het zou de algemene verjonging binnen de rangen moeten zijn, of de van gezondheid blakende economie.

G ivenchy, maar nog meer huisontwerper Alexander McQueen, heeft gewonnen. Chanel en Dior kwamen erg dichtbij, maar de meeste krantenkolommen, de grootst afgedrukte foto’s en de luidst klinkende brouhaha zijn deze keer dit Franse luxehuis, ooit opgericht door Hubert de Givenchy, ten deel gevallen. De media in verrukking brengen (de ware toedracht van de moderne couture) is altijd al het favoriete spelletje van McQueen geweest, dus moet er na afloop van zijn gevierd defilé een dubbel aantal kratten champagne opengebroken zijn. Een feestje zonder een sisser: het is een tijdje geleden voor Givenchy, het modehuis dat zich voordien steeds overschaduwd zag door concurrenten, ondanks een wild fulminerende McQueen. Een party is dan ook het thema voor winter 2000-2001: het is vooral dat gegeven, eerder dan de outfits, dat de modepers-op-gouden-zitjes doet glimlachen en de fotografen nog sneller dan elders laat flitsen. Celebreren zonder schuldgevoel, uitbundig vieren en niet denken aan de kater: men heeft blijkbaar nood aan een dergelijke eendimensionale boodschap, ter illustratie van de van hoop vervulde tijdgeest.

McQueen ensceneert een videoclipachtige fuif op het podium, als een toneelstuk dat er, uitzonderlijk voor haute couture, bij benadering in slaagt hedendaags over te komen. Er zijn tientallen figuranten, van lallende bierdrinkers tot ontklede spierbundels, loeiharde technodeunen, verdacht veel bedden, omvergegooide asbakken en netjes geacteerde stoute taferelen, maar de VIP-uitnodigingen zijn verstuurd naar een hoop modellen die de allerlaatste Givenchy-creaties dragen. Eentje klopt aan in een anijsgroene avondjurk met een strik op haar schouder, tweemaal zo groot als haar hoofd, een andere in een paarsrode kimono die omsingeld lijkt door zwarte draken. Verder: technicolor-geverfd bont, een asymmetrische japon in apenhaar, een knielang mantelpak in minutieus geplisseerd glansleder en een onzedig transparante, met echte glimstenen bezette catsuit. Het geheel lijkt nog het meest op een evocatie van het eighties-Londen van Steve Strange en Leigh Bowery, wat McQueen achteraf met niet zoveel woorden ook toegeeft. Paris Match vond, niet geheel onjuist, dat de haute couture naar de Love Parade had gekeken.

McQueen had vooral zijn stuivertjes met Galliano gewisseld. Laatstgenoemde is normaliter degene die uitpakt met buitenissige decors, maar deze keer verdiept hij zich in de dada’s van zijn evenzeer Britse Givenchy-collega: seks en chock. Om broodheer Dior qua persaandacht niet teleur te stellen, kiest John Galliano de geschriften van Freud als uitgangspunt en breidt hij er een nattevingerverhaaltje rond, van het kind dat door het sleutelgat kijkt en mammie overuren ziet maken met haar chauffeur. “Van pure verbijstering komt daardoor zelfs het speelgoed van het kind tot leven”, voegt de doortastende designer er op de Franse kabeltelevisie aan toe, enkel zijn eigen “Wat dolletjes!”-logica volgend. En zo geschiedt, helaas: een clown, een soldaatje, een Chinese pop en een porseleinen markiezin trippelen over de catwalk, als garnituren voor een decadent bedoelde parade van een met een korset ingesnoerde priester, een geboeide dame aan de leiband, een met spijkerriemen en zweep uitgeruste dominatrice, en een uit haar verpleegsteruniform gebarsten deerne. Er is natuurlijk ook wat bestialiteit en wurgseks, gebracht met de voorspelbaarheid van een erotische weekendfilm en de subtiliteit van een travestietenverkiezing, waar de show nog het meest van weg heeft. De kleren? Verknipte maar magistraal uitgevoerde toneelkostuums, bestemd voor een vrije versie van The Damned van Visconti, maar beter geschikt voor een op hol geslagen My Fair Lady. Het publiek? Dat onderdrukt een geeuw, achter de rug van Bernard Arnault, LVMH-baas en fervente Galliano-supporter.

Breng redding, O Donatella! En dat doet de Italiaanse peroxide-diva gul en gracieus. De couture van Versace verlaagt de drempel en spaart uit op bombast en extravagantie, maar oogt modern en verleidelijk. Een sexy vrouw neerzetten zonder dat ze een seksobject wordt, is de nieuwe missie van La Donatella; haar fantastische, erg draagbare jurken, broeken en tops fonkelen als vanouds, en toch lijkt het alsof een zelfverzekerde zedigheid doorheen de Versace-palazzo’s is gaan waren. Net zoals in haar prêt-à-portercollecties van de laatste tijd leent ze looks uit de sixties; daarenboven laat ze haar naaiatelier los op Griekse draperingen en losse volumes die weliswaar (het blijft Versace) aan de huid gekleefd zitten. Er lopen blouses voorbij, één schouder bloot, een druipende drapage langsheen een arm, een scherp geknipte jurk in abrikooskleurige alligator, japonnen met alle kanten uitwaaierende plissés en een somptueuze, net niet over de grond slepende mantel in nerts. De Versace-couture is cool en chique, ideaal om erin gefotografeerd te worden op gala’s, maar nog beter om allerlei hoofden op hol te brengen. Donatella tokkelt weer op de snaren der zinnen, en speelt er – voorlopig – niet langer heavy metal mee.

J ean Paul Gaultier neemt ook wat gas terug en maakt zijn toeristische tocht door zijn teergeliefd Parijs op een wandelgangetje. Zijn succesvol gebleken formule verandert hij dus niet: nog steeds vindt hij nieuwe manieren om de Eiffeltoren en Pigalle in meesterlijk vervaardige luxe-outfits te verwerken, en ook zijn vertrouwde variaties op de matrozentrui en het jeansjack krijgen weer een plaats binnen zijn avontuurlijke couture. Zijn enge jurken met de beeltenissen van Franse filmsterren krijgen de meeste punten, net als zijn mantel met camouflagemotieven, die misschien niet meteen door een prinses uit het Midden-Oosten besteld zal worden.

Valentino gokt zoals steeds op de officieuze koninklijke familie van Hollywood, hoewel hij toch moet bedenken dat daar heel wat twintigers en jonge dertigers tussen zitten. Zijn onberispelijke couturekleren zijn volgens de regels van het vak gemaakt, maar missen de nodige sprankel. Valentino, zowat het enige nog niet met veel vertoon opgepoetste luxehuis, kan vast wat tips gebruiken van Karl Lagerfeld. Stop die twee in dezelfde kamer en er volgt misschien een ludiek hanengevecht, maar toch: Lagerfeld is met zijn tijd mee, en dat loont, tegenwoordig ook voor de haute couture. Zijn collectie voor Chanel is erg simpel en gebruiksvriendelijk: rechte, korte tailleurs met een lichtjes bollende rug en een ceintuur hoog op de buik (très fifties- Balenciaga), halflange doorkijkjurken in jaren-dertigstijl en overal een dot tule, aan een lintje als schouder- of heupversiering, of in kwantiteiten, voor imposante mantels en avondrokken.

Yves Saint Laurent, ook oude, vertrouwde garde en ook nog flink bij de pinken, houdt nog steeds niet van modernige dingen en gebruikt zijn potlood maar nog meer zijn gom om de perfecte, door niets aantastbare cape, smoking of militair aandoende tailleur te tekenen. Deze keer zijn zijn couturedames strenger en vinniger aangekleed, in zwart leder en zwart fluweel. De serie avondensembles bevatten jurken die de Galliano’s van deze wereld straffend terug naar af sturen: een zandloperjapon met een stola in gladde zilveren veren bijvoorbeeld, of een wolk minipluimpjes die God weet hoe een kledingstuk rond het lichaam van de regale mannequin vormen.

De weerbarstige haute couture van Viktor & Rolf doet twijfelen. Hun show is prachtig en het basisidee is ook sterk: in een met dichte mist gevulde zaal doemen modellen op, uitgedost in kleren volgenaaid met goudkleurige, klingelende bellen en klokjes, zodat je ze eerst hoort en dan pas ziet. Maar eenmaal het verrassingseffect samen met de mistpluimen wegdrijft, zien de items er te robuust en rudimentair uit. Bovendien, zo merkt een immer schrandere collega op, kleren met rinkelbelletjes eraan, kennen we dat niet van Mac & Maggie? Hoe dan ook, voor concurrentie uit het thuisland hoeft het Nederlandse duo niet te vrezen: Keupr/ Van Bentm, verse producten van de Arnhemse modeschool, doen voor het eerst ook een gooi naar couturestardom, maar de meeste haute-watchers zien hun werk, half absurdisme, half kleuterschool, liever bedekt met de mantel der liefde.

Niet dat afwijkende modevisies niet kunnen binnen de haute couture. Zie de late debutant Jean-Charles de Castelbajac, die op zijn bekende cartoonwijze hommages aan de popcultuur brengt. Regenboogkleurige, bewust kinderlijke odes aan Bambi, Jimi Hendrix en Mercedes Benz dus, of aan André Courrèges, in zijn geval jammer genoeg via een spuuglelijke oranje overall met een rode clownsblouse. Hier en daar, dat moeten zelfs diegenen toegeven die Castelbajac steevast onderaan de hiplijst zetten, werkt zijn hardnekkig positivisme wel: een mini-jurkje is gemaakt uit het soort gaas voor borduur-het-zelvers en het erop afgebeeld herderskoppeltje verklaart elkaar eeuwige trouw via tekstballonnen in roze en blauwe pailletten.

Ook nieuw en gedoodverfd koddig zijn Seredin & Vasiliev, die Gaultier en Dolce & Gabbana in een blender duwen en de brij nog nabruisend serveren. Hun naïeve ontwerpen veroveren vele persharten, en het feit dat ze uit het couture-arme Rusland komen, is daar niet helemaal vreemd aan. Want in het ooit zo besloten couturewereldje geldt meer dan ooit: welkom, welkom, mogelijke redder en mediabeschermer van de naaikunst.

Peter De Potter / Foto’s Etienne Tordoir

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content