We kennen de naam uit de geschiedenisboeken, als het geboorte-eiland van Napoleon Bonaparte. Maar Corsica is veel meer dan dat. Een eiland vol kontrasten : lieflijk en ruw, gastvrij en ontoegankelijk.

HILDE VERBIEST

De warme lentezon priemt met moeite door het dikke gebladerte van de majestueuze platanen die de Place Saint-Nicolas omzomen. Op dit rechthoekige plein in het hartje van Bastia heerst een gezellige drukte : op de terrasjes genieten jong en oud van de koele schaduw van de bomen, jongeren hangen rond het standbeeld van Napoleon, terwijl kinderen op rollerskates en skateboards het leven van wandelaars een tikje ingewikkelder maken.

Vanop de terrasjes kijk je uit op de Middellandse Zee en de nieuwe haven van Bastia, waar de ferry’s uit Marseille aanleggen. Voor vele toeristen is deze stad dan ook de poort naar Corsica. Sommigen rijden meteen door, recht naar hun plaats van bestemming. Anderen verwijlen een tijdje in deze historische stad. En wie de moeite neemt om gewoon de Place Saint-Nicolas over te steken, kan in het Maison Mattei meteen kennismaken met allerlei Corsicaanse streekprodukten. Mattei is een oud bedrijf dat hoofdzakelijk aperitiefdranken vervaardigt : de Cap Corse, een vermout die al sedert 1872 wordt aangemaakt, de Cedratine en de Myrtthei zijn hun bekendste produkten. De fabriek Bastia is overigens de enige stad met industriële aktiviteit bevindt zich uiteraard buiten de stad. Het Maison Mattei aan de Place Saint-Nicolas was oorspronkelijk bedoeld als etalage voor de Mattei-produkten. Vandaag prezenteert men er ook andere streekgebonden produkten : van koekjes, snoepjes en keramiek, tot honing met hazelnoten of amandelen ; konfituur van vijgen, kastanjes, mirte en sinaasappelen ; patee van everzwijn of merel ; terrine van spreeuwen en Corsicaanse wijn.

Corsica is in vele opzichten een merkwaardig eiland. “Een berg in de zee, ” zo noemde Guy de Maupassant het. En dat is het ook : het gebergte beheerst het eiland en splijt het in twee. Alleen aan de kust wordt het wat vlakker. De kuststrook werd in het verleden bovendien vaak ingenomen door “vreemden” : de strategische ligging van het eiland bekoorde zowel de Genuezen als de Fransen. En de oorspronkelijke bevolking trok zich dan ook steeds meer terug in de bergen. De geschiedenis en de konstitutie van het eiland hebben in grote mate de aard van zijn bewoners beïnvloed. Hier vind je geen uitbundige zuiderlingen. Corsicanen zijn veel meer een volk van de bergen. Wat afstandelijk en teruggetrokken, trots en op zichzelf, laten ze slechts zelden een vreemdeling in hun keuken kijken. Als toerist wacht je geen uitbundig welkom, je wordt er veeleer getrakteerd op gereserveerde, wat ongeïnteresseerde blikken hoewel men je vriendelijk te woord zal staan.

Corsicanen hebben niet de naam grote zeevaarders en avonturiers te zijn. Uitzondering daarop zijn de Cap Corsicanen, die de Cap Corse bewonen, het noordelijke schiereiland dat werkelijk als een berg uit het water verrijst. Dorpen vind je er vooral aan de kust of tegen een bergflank geplakt. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw trokken velen naar Zuid-Amerika om er hun geluk te beproeven en fortuin te maken in de koffie- en teeproduktie of in de goudmijnen. Bij hun terugkeer op Corsica elke Corsicaan keert vroeg of laat naar zijn geboorte-eiland terug bouwden ze grote villa’s in een stijl die herinnert aan Zuid-Amerika : paleizen, teaters, landhuizen… ze werden geheel of gedeeltelijk gekopieerd. Op de Cap Corse zijn momenteel nog zo’n veertigtal maisons américaines te vinden, alle in privé-bezit en vele in verval.

Een van de oudste steden is Bonifacio, gelegen in het uiterste zuiden van het eiland op een kalkrots die als een tong in de Middellandse Zee priemt. Bonifacio dankt haar naam aan graaf Bonifacius van Toscane die er in 828 een vesting bouwde. En dat is de stad nog steeds : een vesting die in de loop der eeuwen talloze aanvallen en belegeringen weerstond. Op het Point du Timon, het uiterste puntje van de landtong net voorbij het Cimetière Marin en zo’n 60 meter boven de zee uitstekend, zie je de recentste verdedigingslinies : de Batterie Saint-Antoine is een grote betonnen bunker. Een snerpend koude wind en enkele meeuwen zijn hier vaak je enige gezelschap, maar bij helder weer heb je een uitstekend zicht op Sardinië dat ongeveer twaalf kilometer verderop ligt.

Aan de andere kant van de bovenstad ligt een restant van de oude verdedigingslinies : het Bastion de l’Etendard is een zestiende-eeuws fort, gebouwd door de Genuezen precies op de plaats waar de Fransen drie eeuwen eerder ook al een vesting bouwden. In het Bastion is een piepklein museum ingericht met onder meer een kopie van de Dame van Bonifacio (het origineel bevindt zich in het museum in Lévie), de oudste menselijke resten die men op Corsica heeft teruggevonden, daterend van ca. 6900 voor Kristus.

Zoals elders in Corsica is ook hier de Italiaanse invloed zichtbaar. De rosette in de façade van de kerk Sainte Marie Majeure, een van de zeldzame gotische kerken op Corsica, verraadt Piseriaanse invloeden. De loggia ervoor was de plaats waar de burgemeester van de stad vergaderingen belegde en belangrijke mededelingen deed een traditie die nog steeds in ere wordt gehouden. De kerk deed overigens dienst als waterverzamelaar. In de kalklagen onder de stad bevond zich immers geen natuurlijke bron. Een groot ondergronds waterreservoir moest de stad in noodsituaties van het nodige water voorzien : via de luchtbogen van de kerk werd het regenwater opgevangen, om dan via een buizensysteem naar het reservoir te worden gevoerd.

In een klein straatje tegenover de ingang van het Bastion herinneren twee plakaten aan het verblijf van twee beroemde figuren uit de geschiedenis : in 1541 verbleef Karel V in deze stad, en ruim tweehonderdvijftig jaar later logeerde Napoleon Bonaparte hier enkele dagen naar verluidt om een aanval op Sardinië voor te bereiden. Niet voor niets kreeg dit straatje de naam Rue des deux Empereurs.

Minder oud dan de Dame van Bonifaco, maar daarom niet minder interessant is Filitosa. Midden in de groene, glooiende Taravovallei trof archeoloog Roger Grosjean een prehistorische site aan. De grote megalitische stenen (ca. 1500 voor Kristus) waarin een gezicht werd uitgehaald, zijn een merkwaardige vondst. Ooit was het een heiligdom. Vandaag staan de stenen al lang niet meer op hun oorspronkelijke plaats, maar wanneer de rode middagzon lange schaduwen werpt, is het nog steeds een mysterieuze plek.

Corsica telt ongeveer 250.000 inwoners, waarvan de helft ook van geboorte Corsicaan is. Het merendeel van de Corsicanen leeft echter op het vasteland hoofdzakelijk in Frankrijk. Jongeren trekken ernaartoe om te studeren en te werken. Allemaal hebben ze één uitdrukkelijke wens : begraven worden op Corsica. Dat vertelt ons Père Joseph, een Vlaamse franciskaan die al zestien jaar in het klooster Saint-Damien in Sartène woont en er samen met zes konfraters de pastorale zorg voor 36 parochies op zich neemt. “Tradities worden hier erg gewaardeerd, ” vertelt hij. “De mensen houden aan de feestdagen van de parochie, dat is echt een feest waar de hele omgeving bij betrokken is. ” Een van de belangrijkste tradities in Sartène is de jaarlijkse boeteprocessie op Goede Vrijdag. In stoet wordt een houten kruis met zware ijzeren ketenen door de stad gedragen. Het is een hele eer om dit kruis te mogen dragen : er bestaat een wachtlijst met daarop zo’n twintig namen. Maar diegene die uiteindelijk die eer te beurt valt, blijft anoniem : dit kruis draag je niet tot meerdere eer en glorie van jezelf. Ter voorbereiding op die moeizame tocht, verblijft hij drie dagen in het klooster in afzondering.

Maar omdat steeds meer jongeren wegtrekken, dreigen tradities verloren te gaan. Zo is Charles Grazi een van de laatste traditionele mandenvlechters. Met zorg selekteert hij het kastanjehout, nodig om de sportello te vlechten : een ovale, bolle mand, die een beetje naar binnen toe neigt en die al sinds mensenheugnis gebruikt wordt om kastanjes te rapen. Alles gebeurt met de hand, zelfs zijn werkinstrumenten heeft hij eigenhandig gemaakt. Terwijl Grazi ons zijn vlechtkunst demonstreert, zet zijn zoon muziek op : I Muvrini, Corsica’s bekendste en populairste groep, die de traditionele Corsicaanse liederen in een modern kleedje steekt. Is de een er weg van, voor de ander is dit tè modern. Zij houden meer van zangers die de oude baladen in een meer oorspronkelijke versie brengen.

Streekeigen produkten. Ze dwingen hoe dan ook respekt af. Zeker de gastronomische specialiteiten. Wat dat betreft, kom je op dit eiland beslist aan je trekken. Corsicanen mogen dan niet de naam hebben grote avonturiers te zijn, ze weten wel te genieten van datgene wat de zee te bieden heeft. Vis en zeevruchten vormen vooral aan de kust een belangrijk onderdeel van de maaltijd. En op alle mogelijke manieren klaargemaakt : een bouillabaisse op de wijze van Bonifacio, bijvoorbeeld. Ook de meren leveren hun lekkernijen : L’Etang de Diane staat bekend om zijn heerlijke oesters, maar zoetwatermosselen op grootmoeders wijze zijn er ook niet te versmaden. In andere gerechten vooral in de bergen speelt de kastanje de hoofdrol : everzwijn met kastanjes, flan de châtaignes en de typische Corsicaanse ham, die zijn biezondere smaak verkrijgt omdat de varkens grootgebracht werden met… jawel, kastanjes. Als je de kans krijgt, moet je het stoofpotje van geit proberen, zeker als het op de traditionele manier is klaargemaakt. En… niet te vergeten : de heerlijk “geurende” geitekaas.

Dit eiland verlaten, zonder op zoek te gaan naar de geboorteplaats van zijn meest beroemde telg, is ondenkbaar. Ajaccio is niet alleen de hoofdstad van Corsica, hier staat het geboortehuis van Napoleon Bonaparte : een eenvoudig pand in de Rue Saint-Charles. Het Maison Bonaparte werd ingericht als museum en is dus toegankelijk voor publiek. Ajaccio eert zijn bekendste burger met nog een tweede museum : het Musée napoléonien. Al is de familie Bonaparte niet weg te denken uit deze stad in de keizerlijke kapel ligt een groot deel van de familie begraven, onder wie de ouders van Napoleon Ajaccio heeft gelukkig nog meer te bieden. Een gezellige markt, bijvoorbeeld, waar je je voorraad streekprodukten kan inslaan ; maar ook een katedraal in renaissancestijl met een geweldige koepel en een beschilderd interieur ; en het Musée Fesch, dat naar verluidt in Frankrijk na het Louvre de grootste kollektie Italiaanse kunst (14de-18de eeuw) herbergt. Toen wij Ajaccio bezochten, bleven de deuren van dit museum gesloten. Jammer.

Gebouwd op kalklagen torent Bonifacio hoog boven de zee uit.

In de koele schaduw onder de platanen is het vaak heerlijk toeven.

De Place Saint-Nicolas in Bastia : voor vele toeristen is deze stad de poort naar Corsica.

De megalitische stenen in Filitosa kregen een gezicht : een merkwaardige vondst.

Een oud ambacht dat verloren dreigt te gaan : Charles Grazi vlecht de traditionele “sportello”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content