De Amerikaanse computerexpert Clifford Stoll zit al twintig jaar aan Internet, maar is die kunstmatige wereld helemaal zat. Hij schreef een pamflet om de miljoenen gebruikers te waarschuwen. Een gesprek over de leugens en illuzies.

JIM SCHILDER

De valse beloftes, die ronkende taal, hij kan er niet meer tegen. Neem nu een recent handboek als de Complete Reference, dat meldt : “Internet is de grootste en belangrijkste prestatie in de geschiedenis van de mens. ” Daarvan moet Clifford Stoll (44) even overgeven. Want dat hele Internet stelt niks voor. In plaats van een zegen is het een ziekte. Vergelijk het met de aanleg destijds van autosnelwegen. De snelweg zou zorgen voor een betere wereld. Het resultaat ? Oude buurten zijn kapot, en er zijn anonieme slaapsteden en files voor in de plaats gekomen. Hij heeft recht van spreken. Stoll is behalve astronoom ook computerexpert aan de universiteit van Berkely, en werkt al twintig jaar met Internet. Hij is on line met Genie, Compuserve, America Online, MCI Mail, Apple-Link, de WELL, en een zestal plaatselijke netwerken. Uren per dag heeft hij achter het scherm doorgebracht, verbonden met alle uithoeken van de wereld, gefascineerd door de mogelijkheden. Ooit geloofde hij in de nieuwe wereld van de informatiesnelweg, maar naarmate de populariteit van het medium toenam, groeiden zijn twijfels en vooral zijn bezorgdheid. Tijdens gesprekken met vrienden, freaks en kollega’s merkte hij niet alleen te staan. Uiteindelijk schreef hij het op in Silicon Snake Oil Second Thoughts on the Information Highway.

Stoll : “Sommigen hebben vergelijkbare dingen gezegd, maar worden niet serieus genomen omdat ze geen verstand hebben van het medium. Het werd tijd dat iemand uit die wereld zelf eens zijn mond opendeed. “

Hij woont in Oakland, Californië, in de buurt van Silicon Valley, ooit het Mekka van de nieuwe technologie. Zeven jaar geleden trok hij internationaal de aandacht met zijn computerjacht op een stel heuse Duitse spionnen. Het begon met een tekort van 14 frank in de begroting van het netwerk van de universiteit. Dat bleek veroorzaakt door een vreemde gebruiker, die in de bestanden op zoek was naar militair-strategische informatie. Stoll zette in het systeem de achtervolging in, en legde een onweerstaanbaar stukje kaas neer in de vorm van een nepdokument over Starwars. De spion hapte, en bleef via de telefoonverbinding zo lang lezen en kopiëren dat de meewerkende Amerikaanse en Europese veiligheidsdiensten het adres van de indringer wisten te vinden. Het bleek om acht hackers te gaan, die in computers over de hele wereld inbraken om informatie door te spelen naar de toenmalige Sovjet-Unie. Stoll heeft de jacht beschreven in de best-seller The Cuckoo’s Egg.

Wanneer kwam u in aanraking met computers ?

Mijn eerste programma schreef ik toen ik dertien was, in 1963. De school kreeg een IBM 1620-computer. Het was de eerste school in de VS en misschien zelfs in de wereld met een computer. Ik was er meteen gek op. Ik ging drie uur te vroeg naar school om aan die computer te zitten, en na de les bleef ik er aan werken. Heerlijk !

Was u zo’n whizzkid die niet meer met vriendjes speelde ?

Nee, gelukkig niet. Maar ik heb wel gemerkt hoe verleidelijk het is om simpelweg met niemand meer te praten en alleen nog voor dat scherm te zitten. Het is je eigen wereld. Wat je niet bevalt, doe je weg. Staat het gesprek je niet aan ? Hup, andere groep. Het is makkelijker dan kontakt met echte mensen, met echte kinderen.

Als volwassene was ik een van de vroege deelnemers aan het Internet. Ik zag het groeien : van luttele aansluitingen tot zestigduizend deelnemers, tot naar schatting meer dan vijf miljoen gebruikers nu. Eerst was er het Arpanet, een aardigheidje voor academici, dat een verbinding maakte tussen computers verspreid over het land. Later werd het geschikt gemaakt voor e-mail post per computerverbinding en een enkele bestandsuitwisseling.

Arpanet werd Internet. Voor mijn kontakten met kollega’s en vrienden werd ik afhankelijk van e-mail. Het Usenet zorgde voor informatie vanuit alle hoeken van het land. Er ontstond een nieuwe vorm van kommunikatie.

Tien jaar geleden besefte u dat een netwerk niet zomaar een samenstel is van computers en kabels, maar van gemeenschappen op zich.

Internet werd een vriendelijke, gezellige buurt. Via e-mail en babbelboxen raakte je in gesprek met nieuwe kennissen overal ter wereld. Met kollega’s kon ik nieuwe vondsten uitwisselen. Pure pret en een enorme uitdaging. Het werd een nieuw statussymbool. Visitekaartjes en briefpapier werden versierd met een netwerkadres. Op verjaardagen telde je mee omdat je op de hoogte bleek te zijn van de laatste mogelijkheden. Iets wat eerst alleen leek weggelegd voor specialisten, was nu toegankelijk voor iedereen. Maar daarvoor moet een hoge prijs worden betaald. Alleen al om een beetje bij te blijven in deze elektronische samenleving ben je elke avond een paar uur kwijt. Banjerend door archieven op het net, op zoek naar nieuwtjes op het World Wide Web. Steeds meer tijd besteed je aan het opslaan van bestanden en het volgen van diskussiegroepen. De dagen glippen weg tussen je vingers.

Computers en Internet zijn systemen vol beloftes. Beloftes over de voordelen van e-mail. Over de nieuwe kreativiteit. Over de nieuwe scholen. Over het nieuwe spelen. Over de nieuwe biblioteken.

Tja, die e-mail. Wie overdag iets nodig heeft, merkt dat het systeem verrekt traag is. Het gaat vaak sneller als je een velletje tekst print en doorfaxt ; bovendien gebruiken alle faxen dezelfde taal, en kunnen ze overweg met grafieken en met andere lettertekens. Wie de inhoud van een hele cd naar de andere kant van de stad wil hebben, heeft daar via Internet drie dagen voor nodig. Per post duurt het een dag, met de fiets misschien een uur.

En dan de hoeveelheid post die je zo binnenkrijgt ! Het is niet te beantwoorden. Veel brieven zijn amper leesbaar wegens de slordigheden. Het zal wel aan de oppervlakkigheid van het medium liggen dat men weinig aandacht schenkt aan een brief. Maar los daarvan is het natuurlijk ook veel aardiger om gewone post te krijgen, met een handgeschreven adres en op tastbaar papier. De post is ook veel makkelijker als er een fout zit in de adressering. Tik je bij e-mail een verkeerde letter, dan komt het niet aan. Hopelijk wordt dat ook gemeld, maar veel e-mail verdwijnt gewoon.

Dankzij Internet zou een hele generatie beter leren schrijven. Elke literator in de dop heeft direkt een publiek, en dat zou het beste uit iedere schrijver halen. Niet alleen zou er indringend proza door de kabels vliegen, ook over geografie, wiskunde, geschiedenis en wat al niet zouden studenten briljante teksten verspreiden. Universiteiten geloofden in die droom, en kochten soms de duurste computers. Maar wat zie ik via de modem binnenkomen ? Middelmatige teksten, knullige debatten, domme argumenten. E-mail en bijdragen aan netwerkdiskussies zitten vaak vol spelfouten en rammelen van de grammatikale onzin. Tot nu toe is ook niet gebleken dat werkstukken van studenten erop vooruit zijn gegaan. Luister naar de ervaringen van docenten, en je hoort een litanie van klachten. En dat verbaast me niet. Want wat leer je eigenlijk van computergebruik ? Het besturen van programma’s, en het leggen van verbindingen met andere netwerken. Jammer alleen dat kennis van het ene netwerk weinig helpt bij het werken met een ander, want de verschillen zijn te groot. Bovendien veroudert de kennis heel snel omdat er voortdurend nieuwe technieken worden ingevoerd. In tegenstelling tot de ‘gewone’ wetenschappen is er geen algemene basis.

Terwijl iedereen panisch probeert de laatste ontwikkelingen bij te houden, blijft er steeds minder tijd over voor nuttige zaken. Na jarenlang computers te hebben geprogrammeerd, beheers ik meer dan tien computertalen. Maar van mijn kennis van het Chinees, ooit voldoende om met kollega’s-astronomen in China te kunnen werken, is weinig meer over.

U houdt niet van computers in scholen. Waarom niet ?

Ik ben er op zich voor dat kinderen met computers leren omgaan. Net zoals ze moeten leren zwemmen, schrijven en boodschappen doen. Maar het belangrijkste in een klas is de verbinding tussen een goede leraar en een gemotiveerde leerling. Alles wat daar tussenkomt, is slecht voor het onderwijs. Video’s, films, en computers. We belazeren de leerlingen door ze de illuzie te geven dat je van computers kunt leren. Echt leren gaat over echte dingen. Een vriend vertelde entoesiast dat zijn zoon via de computer allerlei vissoorten had leren kennen. Maar ze waren nog nooit naar het enorme aquarium in de buurt geweest. Het jong had nog geen echte vis gezien. In scholen gebeurt hetzelfde. Kinderen leren een namaakwereld kennen. Soms kán een computer handig zijn als hulpmiddel. Maar hij zorgt niet voor ervaring. En hij kan nooit zoiets overdragen als inspiratie, eerlijkheid, betrokkenheid. Of iets klassieks als “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Dat zijn toch zaken die een kind op school moet meekijgen. Maar in plaats van met elkaar om te gaan, staren ze voortdurend naar een scherm.

En dan die spelletjes. Wat er allemaal nodig is voor een simpel computerspelletje ! Hardware, de software, plus eventueel een modem en een telefoonaansluiting. Met een setje kaarten van een paar franken speel je talloze spelletjes ; je verzint er zelf nieuwe, je kunt de regels aanpassen. Kaarten zijn bruikbaar in het café, de auto, op een camping. De spelers ervaren elkaars gelach, de spanning, de woede. Kom daar eens om bij al die gescheiden deelnemers aan een netwerkspelletje. Een verlicht scherm, meer niet. Trouwens, wat is er nog over van spelletjes als Pac Man en Pong ? De drie jaar oude Multi User Dungeons op Internet zijn volstrekt achterhaald. Vergelijk dat eens met poker, voetbal of Monopoly.

Sommige toekomstkijkers beschrijven gedigitalizeerde biblioteken die elk boek via de kabel bij de lezer thuis kunnen brengen. U gelooft niet dat boeken ooit worden vervangen door een versie op computer. Waarom niet ?

Omdat de technologie veroudert. Na verloop van tijd bestaat de apparatuur niet meer om het materiaal te lezen. Er zijn nog talloze super-8-films, maar de projektor wordt niet meer gemaakt. Wat moet je met 8-track-cassettes ? Met je 45-toeren-platen ? Met de magnetische banden waarop data zijn vastgelegd ? Ooit was de ponskaart zo gewoon als water, maar nu is de opgeslagen informatie nutteloos want niet meer te lezen. Binnenkort heb je niks meer aan de 5,25-inch-floppy’s. Hoe lang is de gewone cassetterecorder nog te koop ? Met de cd-rom gaat het dezelfde kant op. Over een jaar of twintig vind je geen cd-romspeler meer waarmee je de cd’s van nu kunt afspelen. Voor de muziek-cd’s geldt dat ook. Misschien duurt het iets langer, maar het gebeurt.

Gelukkig bestaat er een medium dat voor iedereen toegankelijk is, waarvoor je geen gebruiksaanwijzing nodig hebt, dat altijd afleesbaar blijft, en dat eeuwenlang meegaat : het boek. Tot nu toe is dat het enige opslagsysteem voor informatie dat bewezen heeft te werken.

Wat zijn de voordelen van Internet ?

Een verlegen vrouw legt via het net het eerste kontakt met een vriend. Literatuurstudenten bespreken elkaars gedichten. Een vader met een ziek kind krijgt steunbetuigingen en informatie. Ex-verslaafden ondersteunen elkaar. Databestanden van overal ter wereld zijn konsulteerbaar vanachter je bureau.

Internet biedt toegang tot goede naslagwerken : encyclopedieën, woordenboeken, overheidsdokumenten. E-mail is een goedkoop en soms snel middel om boodschappen rond te sturen. Internet is een makkelijk medium voor mensen die een hobby delen en daarover informatie willen uitwisselen : over fietsen, of over het brouwen van bier. Maar ergens over praten, is wat anders dan het doen. Uiteindelijk is het fietsen en het brouwen zelf belangrijker. En voor de meeste beroepen heb je geen Internet nodig en hoef je geen computeralfabeet te zijn. Een serveerster, een loodgieter, een verkoper, allemaal komen ze er wel mee in kontakt, maar ze hoeven geen deskundige te zijn. Ze hebben veel meer aan sociale vaardigheden en vakkennis.

Menig Internet-analfabeet zal blij zijn met uw boek.

Er heerst een enorme sociale druk om on line te gaan en daar geld aan uit te geven. Die druk is verkeerd gericht. We zouden juist moeten stimuleren dat mensen meer in het echte leven met elkaar omgaan. Thuis, in buurten, in gemeenschappen. Het is een taak van computerspecialisten om nu ook eens de nadelen te belichten : dat er on line erg weinig te halen is, dat het hele netwerkengedoe voor de meeste mensen weinig of geen nut heeft. Mensen zonder modem vrezen de aansluiting met de informatiesnelweg te missen. Ten onrechte, want voor hoeveel dagelijkse aktiviteiten heb je eigenlijk een computer of een netwerk nodig ? Koken, autorijden, bezoekjes, wandelen, dansen, eten, klimmen het gebeurt allemaal zonder computer. Je hebt geen toetsenbord nodig om brood te bakken, te voetballen, een gedicht te deklameren of te bidden.

Hoe verklaart u de populariteit van Internet ?

Op dezelfde manier als die van televisie. Het is een perfekt middel om tijd te verspillen. De Internet-gebruiker kan zich zelfs feliciteren en zeggen : kijk eens, het is veel beter dan televisie want ik ben veel aktiever dan voor de tv. Maakt niet uit, het blijft tijdverspilling. Op scholen en op het werk wordt het gebruikt om even te ontsnappen, om te spelen. Wat vreemd is. Als scholieren of werknemers gewoon tv gingen kijken, zou dat niet worden gepikt, maar spelen op het net kan wel. Terwijl het geen van beide nut heeft. Het is een vorm van vermaak die doet alsof hij werk is. Of alsof je er iets aan hebt. Daarom is Internet zo gewild.

Wat betekent die populariteit ?

Dat mensen het prettig vinden sociale kontakten te vermijden. Ze willen ontsnappen, weg, grenzen verleggen. Vroeger was het de oceaan, of de ruimte, of de televisie. Men wil aan deze aardse wereld ontsnappen, op weg naar een vriendelijk universum zonder konflikten. Internet belooft dat. Maar kan het niet leveren.

Voorziet u een leegloop ?

Op den duur zal Internet worden gebruikt voor wat kleine, handige dingen, en de meeste gebruikers zullen beseffen dat het verder weinig te bieden heeft. Langzaam maar zeker wordt het een verlaten, braakliggend terrein, waar veel feiten liggen die niet van nut zijn voor het dagelijks leven.

Hebben de bedenkingen uw leven veranderd ?

Tegenwoordig besteed ik nog maar een half uur per dag op het net. Ik lees de e-mail, beantwoord wat ik belangrijk vind. Maar ik verspil geen tijd meer aan on-lineservices waar ik toch niks aan heb. Ik hang niet meer aan de modem, maar ga veel meer om met familie, vrienden en buurtgenoten. Een tv had ik al niet. Een auto ook niet. Misschien ben ik de enige Amerikaan zonder die twee voorzieningen. Wel heb ik zes computers. En een lokaal netwerkje. Ik trek me langzaam maar zeker terug van het Internet. Omdat ik wel wat anders te doen heb.

Hebt u een fiets ?

Ja. Een 25 jaar oude racefiets van Zwitserse makelij, een Cilo met tien versnellingen. Ik hou van die fiets, en hij houdt van mij.

U kijkt geen tv ?

Al dertig jaar niet meer. Eigenlijk heb ik nooit gekeken. En je hebt geen idee hoeveel tijd je daardoor overhoudt voor andere dingen.

Misschien eist uw dochter op zeker moment een tv.

Dat zal zeker gebeuren. Maar ik koop ‘m niet. Als ze oud genoeg is, kan ze er zelf een kopen. Ik wil niet simpel worden vermaakt. Ik wil lezen, studeren, leren, naar buiten, praten, spelen. Nieuws haal ik uit de krant. En het vermaak komt wel van mijn vrienden. Nee, ik ben geen reaktionair ! Ik besef dat we bij elkaar in de buurt moeten zijn om een prettiger wereld te krijgen. Dat is geen ontdekking.

Mijn probleem met Internet is dat het wordt verkocht als De Toekomst. Zonder e-mailadres en zonder aansluiting op het wereldnet zou je er niet meer bijhoren. Dat is een leugen ! Het werd tijd dat iemand dat eens hardop durfde zeggen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content