CHINA ZOALS HET WAS

Zuid-China op zijn fotogeniekst : karstformaties weerspiegeld in het water. © PHILIPPE BERKENBAUM

Zuid-China onderscheidt zich van de rest van het land door zijn talrijke etnische minderheden. De geïsoleerde lokale gemeenschappen onderhouden hun tradities en wonen in stille dorpen te midden van adembenemende berglandschappen. Toch is ook hier het toerisme aan een opmars bezig.

In het stachanovistische China verandert alles vandaag razendsnel. Via grote wegen en snelwegen wordt ook het bergachtige en afgelegen zuiden elke dag een beetje meer ontsloten en worden dorpen en steden steeds bereikbaarder. Bruggen, tunnels en viaducten maken pijnlijke wonden in het landschap. Ze behoren tot de hoogste in Azië, zo niet in de wereld, en bieden ongeziene vergezichten aan de steeds talrijker wordende toeristen. En zo gaat de lange mars van de beschaving verder.

Tot nu toe wordt dit gebied vooral door de Chinezen zelf bezocht. De meeste westerse toeristen beperken zich nog altijd tot de klassieke circuits, te beginnen bij Peking en de Grote Muur, Shanghai en de waterrijke steden van de Yangtze-delta, of Xi’an en het terracottaleger.

HET RODE LAND

Toch hebben heel wat wereldreizigers inmiddels ook de provincie Yunnan ontdekt. Het is een van de belangrijkste poorten naar het ‘andere China’. In dit gebied, grenzend aan Vietnam en Laos, in het uiterste zuiden van het land, wonen veel etnische minderheden. Volgens officieuze cijfers zouden het er meer dan vijftig zijn. Jammer genoeg is de ontwikkeling en de verstedelijking al zo ver opgerukt dat de streek veel van haar authenticiteit – en misschien wel haar ziel – verloren heeft.

We verkennen dit gebied via Kunming, de 7 miljoen inwoners tellende provinciehoofdstad, gekenmerkt door een woud van kranen. “Een middelgrote stad voor dit grote land”, zegt Yen, onze Franssprekende gastheer die hier een lokaal reisbureau runt. Het Smaragdmeerpark, dat in de zeventiende eeuw werd aangelegd door een keizer van de Qing-dynastie, is alvast een oase van rust in het hart van deze bruisende metropool met zijn mix van traditie en moderniteit. Honderden mannen en vrouwen, jong en oud, concentreren zich in kleine groepjes op de beoefening van tai chi of andere bewegingskunsten zoals qi gong, ze zingen of dansen, leggen een kaartje of spelen mahjong. Glimlachend nodigen ze ons zelfs uit om mee te doen, met een warmte die we nog vaak zullen ervaren tijdens onze reis door de drie zuidelijke provincies.

Maar de mooiste verrassing die Yunnan te bieden heeft, is natuurlijk het platteland. In het noordoosten voert de Sichuanweg ons door een uniek landschap, een prachtvoorbeeld van een door mensenhanden getemde natuur. Gelukkig is dit gebied nog vrij onbekend. Het is alleen toegankelijk langs kleine kronkelwegen en er zijn bijna geen noemenswaardige hotels, al wordt ook hier alweer een nieuwe weg aangelegd.

Het rode land van Luoxiagou, op 1800 tot 2600 meter hoogte, ontleent zijn naam aan het ijzeroxide waaraan de geerodeerde bodem zo rijk is. Spectaculair is ook de terrasbouw met zijn eindeloze veldjes, van helemaal boven in de bergen tot beneden in de canyons. Op de terrassen wordt niet alleen rijst gekweekt, maar ook aardappelen, koolzaad, bloemen, maïs en veel andere granen. Het kleurenpalet van de velden vormt een betoverend schouwspel, nog versterkt door de nevel die in dit vochtige, subtropische klimaat voortdurend verstoppertje speelt met de zon. En dat alles tegen de achtergrond van de eeuwig besneeuwde toppen van de Jiaozi. Sommige fotografen zijn hier weken aan de slag, om toch maar alle kleurennuances te kunnen vastleggen.

HOUTEN DORPEN

Het iets verder gelegen Guizhou heeft een soortgelijk klimaat. Met uitzondering van het geannexeerde nabijgelegen Tibet is het de armste provincie van de Volksrepubliek China. Maar het is ook een van de mooiste. Het gebied bestaat voor 96 procent uit bergen, heuvels en indrukwekkende karstformaties. Precies daardoor bleef het lange tijd geïsoleerd van de aangrenzende provincies, tot het via een spoorlijn werd verbonden met Yunnan, Sichuan en Guangxi.

Officieel telt deze provincie 37 van de 55 door Peking erkende en ondersteunde etnische groepen. In werkelijkheid zijn het er meer dan 80. De meeste leven er met behoud van hun gewoonten, hun folklore en klederdracht zowel als hun traditionele levenswijze. En hun gastvrijheid is legendarisch. “Dit is het moment om deze streek te verkennen”, benadrukt Hua’Ey, een uit de stad afkomstige jonge vrouw die een zenbar opende in het bekoorlijke plaatsje Dong Zhaoxing. “Binnen enkele jaren is alles hier verknoeid door het massatoerisme.” Ze is amateurfotografe en toont ons foto’s van de rivier die door het dorp stroomt, net onder haar raam. Nauwelijks twee jaar geleden zwommen hier nog kinderen, vandaag drijft er overal afval in het water. En toch blijft dit een charmante plek. Maar hoelang nog ?

Dit is de provincie ‘waar de zon kostbaar’ is, zoals de Chinese naam van de hoofdstad Guiyang letterlijk zegt. “Er wordt verteld dat de zon hier nooit meer dan drie opeenvolgende dagen schijnt”, zegt Yen. Maar de mensen komen hier natuurlijk niet om te zonnebaden. De Chinese toeristen zijn vooral geïnteresseerd in heiligdommen zoals Huangguoshu, ‘de waterval van de boom met de gele vruchten’. Dit indrukwekkende watergordijn van 74 meter hoog wordt bewonderd via een in de rotsen uitgehouwen pad. De hoogste waterval van Azië valt vooral op door het contrast tussen de grijze omgeving en de vele kleurrijke paraplu’s.

Het ‘kleine bos van steen op water’ is de naam van het aangrenzende park, waar talloze rotspieken zich uit het water verheffen. Een magische plek, ook al is het er best druk. De mensen lijken hier op water te wandelen, alsof ze zweven. We zouden niet verrast zijn mochten we een draak te zien krijgen, ‘de meester van wind en regen’, zoals hij in de lokale overlevering heet. Maar de grootste bezienswaardigheid blijken wijzelf te zijn : van alle kanten worden we gefotografeerd.

TUSSEN STEILE TERRASVELDJES

De uit de bergen afdalende velden worden fascinerender na elke bocht. In deze landelijke provincie, waar zowat alle inwoners landbouwers zijn, heeft elk dorp zijn eigen gebruiken en zijn eigen bouwstijl. De houten huizen rusten hier op betonnen funderingen of palen. De oude noria’s of waterraderen zorgen voor de irrigatie.

Een voettocht van Tang’an op de bergtop naar Zhaoxing in het dal duurt zo’n drie uur. De rijstvelden maken een onvergetelijke indruk, net zoals de typische Dongbouwwerken : de talrijke bruggen, en torens met stapeldaken die het gebied van een dorpsclan markeren. Ouderen en jongeren verzamelen hier regelmatig rond het vuur, om een pijpje te roken en wat te praten, zich te vermaken met gezelschapsspelletjes of… hun windinstrumenten te bespelen. In een hoek staat vaak een televisietoestel of hangt een portret van Mao. En elke bezoeker die passeert, leidt tot glimlachende gezichten.

We verlaten Guizhou en trekken verder naar Guangxi, de autonome regio van de Zhuang-minderheid, die uit verschillende volkeren bestaat. Deze provincie staat vooral bekend voor de streek van Guilin, met haar mistige landschappen bezaaid met enorme karstrotsen, aan weerszijden van de rivier Li. Een streek die ons een wonderlijke epiloog zal bezorgen. Maar eerst ontmoeten we nog de Zhuang en de Yao. Opvallend bij de Yao-vrouwen zijn de rijkelijk geborduurde kleren, maar ook het lange haar dat op meesterlijke wijze is opgestoken en dat wanneer het loshangt tot op de grond zou reiken.

Een van de meest imposante plekken van dit grootse land is de Longji, een waterval van heuvels vol rijstvelden waarvan de opeenvolging de ruggengraat van een gigantisch dier oproept. Geen wonder dat de Chinezen dit ‘de ruggengraat van de draak’ noemen. Wandelen is hier de boodschap, op en neer, uren of zelfs dagen, langs rijstvelden en dorpen, via valleien en belvedères met poëtische namen zoals de ‘negen draken en vijf tijgers’ of ‘vijf sterren met de maan’. We vertrekken voor dag en dauw om dit natuurfenomeen bij zonsopgang te aanschouwen : zodra de eerste zonnestralen door de ochtendnevel priemen, leggen de eeuwige bergen langzaam hun sluier af. Bij zoveel schoonheid kan een mens zich alleen maar oneindig klein voelen.

TEKST & FOTO’S PHILIPPE BERKENBAUM

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content