Een levende legende, stokoud en wereldbefaamd. Gevreesd door journalisten, door kunstenaars aanbeden. Even groot als Picasso, volgens kenner Gerard Alsteens, maar ook even onbenaderbaar. Een moeizame, maar exclusieve ontmoeting met Louise Bourgeois, de oppergodin van de New Yorkse avant-garde.

Annemie Struyf / Foto’s Bart Michiels

Maanden geleden heeft Gerard Alsteens (GAL) mij op haar spoor gebracht. Peinzend over wat hem in droeve tijden troost kon bieden, liet hij in één adem twee namen vallen: Pablo Picasso en Louise Bourgeois. Die uitspraak verraste mij. Want Picasso, die man is ongetwijfeld buiten categorie. Zoals Pablo’s maîtresse ooit zei: “God alleen kan Picasso opvolgen.” Maar Louise Bourgeois, pal naast Picasso? “Slechts twee kunstenaars hebben mij zo gefascineerd dat ik hen absoluut wilde ontmoeten”, vertelde GAL. “Zo ben ik, in 1968, naar het Zuid-Franse Mougins getrokken. Ik zie me daar nog lopen, Picasso’s straat in. Een huis in een park. Een hoge muur met een poort. Gesloten. Daar stond ik, met mijn vinger op zijn deurbel, maar ik heb niet aangebeld, verlamd door de gedachte: ‘Wie ben ik? Hij zal mij toch niet willen ontvangen.’ Heel traag ben ik weggegaan, in de hoop toch nog een glimp van hem op te vangen. Vijf jaar later is Picasso gestorven, en nog steeds betreur ik het dat ik hem nooit gezien heb. Na Picasso heb ik nooit zo graag een kunstenaar willen ontmoeten als Louise Bourgeois.”

“Zoals een tiener zijn popidool?” plaagde ik hem.

Mijn opmerking liet hem koud. “Ik kan het niet rationeel verklaren. Ik heb wel enkele video-opnames van haar, maar ik wil zélf zien hoe ze zich gedraagt, hoe ze kijkt, hoe ze loopt. Wellicht speelt er ook een journalistieke reflex: erbij zijn, aanwezig zijn waar iets belangrijks gebeurt.” Misschien hadden we toen al, onuitgesproken, het plan opgevat om te proberen een ontmoeting met deze dame te regelen. In elk geval nodigde GAL mij wat later uit om bij hem thuis kunstboeken over Louise Bourgeois te bekijken.

Op zijn werktafel tref ik een stapel lectuur aan: Dans la maison de Louise, L’aveugle guidant l’aveugle, LB, Album Louise Bourgeois, Chère Louise, Autobiographical Series, enzovoort, enzovoort. Kranten- en tijdschriftartikelen, jarenlang bijeengesprokkeld. “Eenennegentig is ze intussen,” lees ik in een recent stuk, “en naar verluidt nog steeds een kranige, pientere dame, al staat ze bekend om haar onbenaderbaarheid voor journalisten en haar opvliegend karakter.”

Geboren in Parijs op 25 december 1911, maakte Louise Bourgeois niet zo’n beste start. Tot grote ontgoocheling van haar vader bleek het kind een meisje te zijn: Louise in plaats van Louis. In sombere huizen vol tapijten – haar ouders waren tapijtenrestaurateurs – groeide zij op, onder de hoede van een Engels kindermeisje dat openlijk de minnares van haar vader was. In die beladen context voelde zij zich permanent bedrogen, niet geaccepteerd, onbehaaglijk, opgezadeld met thema’s die haar een leven lang zouden achtervolgen: seks, het koppel, het bed, het bedrog van de vader, de affectie van de moeder, borsten en fallussen, stoffen en naalden, tafels en trappen, huizen met geheimen.

“Haar hele oeuvre komt neer op het verwerken van die moeilijke kindertijd”, legt GAL uit. “En het bijzondere is, dat die frustratie tot een explosie van energie en creativiteit heeft geleid. Zwakke persoonlijkheden verwijzen naar het verleden als een excuus om niets te doen; sterke karakters putten er energie uit. Ik, die zo realistisch te werk ga, voel mij aangetrokken tot kunst die gestuurd wordt vanuit het onderbewuste, intuïtief, zonder precieze controle. Daarom vind ik ook Afrikaanse kunst, art brut en het werk van zwakzinnigen zo intrigerend.”

“Maar wat precies maakt Louise Bourgeois groter dan de anderen, volgens jou zelfs even groot als Picasso?”

“Picasso was zo groot vanwege zijn ongenaakbare zelfverzekerdheid, Louise om haar kwetsbare weerbaarheid. Net als bij Picasso, ontroeren en confronteren haar thema’s mij. Huizen en huismensen, als metaforen voor de geborgenheid die ze zelf gemist heeft. Seksualiteit. Zelf heb ik een uiterst strenge opvoeding gehad met seks als ultiem taboe. Het cruciale van de kinderjaren, zo bepalend voor de rest van je leven, herken ik sterk bij Louise Bourgeois. Fallussen, borsten, eieren, vulva’s. En nooit valt uit te maken of ze seks haat of verheerlijkt. Immense spinnen waar je onderdoor kunt lopen, met poten in de vorm van naalden. ‘Waar spinnen zijn, vind je geen muggen’, luidt een Afrikaans spreekwoord. Bij Louise is de spin het symbool van de moeder. Vrouwen in de vorm van kussens. Om op uit te rusten, of om te misbruiken? Trappen die nergens heen leiden. Lopen en lopen om uiteindelijk alleen jezelf tegen te komen. Cellen, volgestouwd met bokalen en lichaamsvochten. Het broeierige van haar verleden. Totems en matrassen. Stel je voor, een vrouw van 91 die nog steeds, en met zo’n suggestieve kracht, haar verleden doorwerkt, dàt is pas à la limite. Vaak zegt men dat de kracht van kunst haar gelaagdheid is: dat je in Grote Kunst altijd meer facetten vindt dan initieel de bedoeling was. Wel, als je bij iemand gelaagdheid kan vinden, is het bij Louise Bourgeois.”

Bladerend in de boeken raak ook ik geïntrigeerd door deze mythe van de hedendaagse kunst. Een hele eeuw heeft deze dame overbrugd, altijd in het middelpunt van de avant-garde, zij aan zij met beroemdheden als André Breton, Le Corbusier en Joan Miro. En toen Parijs, rond de jaren veertig, had afgedaan als kunstencentrum en New York the place to be werd, verhuisde Louise Bourgeois naar Amerika. Daar woont ze nog steeds, en daar, zo neem ik me voor, zal ik proberen haar een bezoek te brengen.

De daaropvolgende weken kom ik haar overal tegen. In bladen, in kranten, op Kassel-Dokumenta, zelfs op het eindejaarsdefilé van de Antwerpse modeacademie duikt haar naam op. Dapper begin ik haar te schrijven, bellen, faxen, mailen. En ja, op een mooie dag heb ik, tot mijn eigen verbazing, Miss Bourgeois zelf aan de lijn. Hoogst Amerikaans en beminnelijk klinkt ze. Al duurt het gesprek erg kort, het is net lang genoeg om mij naar Jerry door te verwijzen. Dat ik haar vijftig jaar jongere vriend (man? minnaar?) moet proberen te overtuigen, spreekt tot mijn verbeelding, en op mijn allerliefste toon probeer ik Jerry van mijn eervolle bedoelingen te overtuigen. Ettelijke telefoontjes en faxen later heb ik een uitnodiging op zak voor een van de zondagse kunstenaarssalons die Louise Bourgeois bij haar thuis organiseert. Met één groot voorbehoud weliswaar: ” You must understand that Louise may not agree to talk with you or to have her portrait taken on that day. We give no guarantees about this and ask for your understanding and agreement with her decision that day.”GAL stikt van jaloezie en grootmoedig stel ik hem voor met mij mee naar New York te gaan. “Oké”, zegt hij zonder aarzelen, en zo komt het dat ik Jerry helemaal opnieuw moet bewerken om een tweede uitnodiging te bemachtigen.

New York, zaterdagavond.

Zover zijn we, klaar om Louise te ontmoeten, gewapend met een berg chocola – de fijnste Belgische pralines, in combinatie met het betere werk van Côte d’Or en Galler -, enkele te signeren kunstboeken, een recent exemplaar van ons lijfblad en natuurlijk een waslijst vragen. Maar plots slaat de schrik ons om het hart. Stel dat we uitgescholden of weggestuurd worden, zoals menig bezoeker al is overkomen. Of dat we louter als toeschouwers geduld worden en geen enkele vraag mogen stellen. Of, erger nog, dat ze gewoonweg niet komt opdagen wegens te moe, geen zin, te warm, te oud. Op het gunstigste scenario – een gemoedelijke babbel met een beminnelijke, hoogbejaarde dame – durven we niet te hopen. Ook Bart, onze New Yorkse fotograaf, kan ons niet geruststellen. Bourgeois’ reputatie – één verkeerd woord kan haar woede opwekken – is hem maar al te goed bekend. Dus spreken we elkaar moed in en nemen ons voor haar minstens één vraag te stellen. Ongeacht of ze die wil beantwoorden of niet.

New York, West 20th Street, zondagmiddag drie uur. Met z’n vijftienen zitten we wat ongemakkelijk in Miss Bourgeois’ werkkamer: een stoffig vertrek met ongemakkelijke, tot op de draad versleten zetels. Aan de muren: vergeelde posters, knipsels en affiches van lang vervlogen vernissages en tentoonstellingen. Vaalrose poppenbeentjes en oude videocassettes. Boeken, boeken, rommel, rommel. Drukkend warm is het in de kamer en de kunstenaars die hun werk aan Louise zullen tonen, vegen het zweet van hun voorhoofd. Er hangt stress in de lucht, en dat verbetert er niet op als Pouran Esrafily ons de laatste instructies toeblaft: “Geen foto’s, geen taperecorder. Volledige aandacht en concentratie. Niet praten, geen commentaar. Niet opstaan, rondlopen of de kamer verlaten. Zwijgen en luisteren tot Miss Bourgeois zelf een vraag stelt.”

Met opgetrokken wenkbrauwen kijken GAL, Bart en ik elkaar aan. Pouran blijkt een Iraanse cineaste te zijn die sinds acht jaar (!) filmmateriaal over Louise Bourgeois verzamelt. In al die jaren heeft ze nog nooit een artist salon gemist, wat haar blijkbaar de status van tuchtmeesteres heeft opgeleverd. Zuur vraagt ze naar onze precieze bedoelingen, en uiterst beminnelijk vertel ik haar dat we helemaal vanuit Europa naar New York zijn gekomen om een reportage over de kunstenares te maken. Het laatste Knack-exemplaar met – toevallig – een foto van een werk van Bourgeois én een reportage over Iran doet wonderen. Ik krijg een stoel naast die van Louise toegewezen; Bart en GAL mogen tussen de kunstenaars plaatsnemen. Enige tevredenheid en een sprankel hoop liggen nu in onze blik.

Het wordt muisstil als Louise de kamer binnenschuifelt, de ogen strak op haar enorme werktafel gericht. Piepklein en graatmager is ze, met honderdduizend rimpels in haar ernstige gezicht. Geïntrigeerd neem ik haar op en verbaas me over haar vreemde voorkomen. Lange, dunne, grijze haren. Opvallend grote borsten, laag op haar lichaam. Zwarte nylonkousen tot net boven de knie. Zwart, versleten onderjurkje met een kanten boordje, wit T-shirt, fel roze pulletje er overheen. Traag hijst ze zich op haar stoel tot haar voeten een eind boven de grond bengelen, en knikt dan naar een donkere man die meteen naast haar komt zitten. Pas later verneem ik dat dit Paulo Herkenhoff, de curator van het MoMA (Museum of Modern Art) is. De New Yorkse Jan Hoet, zeg maar. Daarna wijst ze, nog steeds woordeloos, een verlegen kerel aan en gebaart hem tegenover haar plaats te nemen.

“Toon je werk en vertel er iets over”, sneert Pouran.

Trillend en zwetend laat David zijn schilderijen zien en stamelt dat het over melancholy, inadequacy, beauty and happiness gaat. Zweet druipt in stralen langs zijn rood gekleurde slapen.

What are you writing?” klinkt plots Louises stem, streng en koel. Ik kijk op en tref, tot mijn schrik, haar scherpe blik. “Grijp je kans”, denk ik, en meteen vertel ik haar dat ik, zonder taperecorder, wel notities moét nemen. Maar veel liever nog, zou ik haar enkele vragen willen stellen. Enkele seconden kijkt ze me doordringend aan en zegt dan droog: ” Later on.” ” Yesss!” denk ik bij mezelf, en ook GAL en Bart knikken me bemoedigend toe.

I l n’est pas bon“, hoor ik Louise tegen Paulo fluisteren, terwijl ze een knappe Italiaan – Angelo is zijn naam, en zo ziet hij er ook uit – viseert. Die springt enthousiast recht, neemt Davids plaats in en toont een kralensculptuur die hem zesduizend rode pareltjes, negen maanden arbeid à rato van zes werkuren per dag en vijfhonderd dollar aan materialen heeft gekost. Louise zet haar bril op om het kunstwerk beter te bekijken, maar mompelt Paulo intussen alweer nieuwe instructies toe: ” Le suivant.”

Rebecca is nu aan de beurt, een jodin uit Chicago die, als telg van een uitgeversfamilie, tussen de boeken is opgegroeid. Fijne snippers heeft ze uit verschillende boeken geknipt, om die later, met lijm en engelengeduld, als papieren draden tussen de verschillende werken te spannen. “Dit project gaat over weghalen en samenvoegen, verbinding en afwezigheid”, legt ze vurig uit. “En vooral over respect voor boeken.” Bij die laatste woorden veert Louise recht. ” Respect for books?” roept ze verontwaardigd uit. ” But you are destroying them!” Rebecca slaat bleek uit en mompelt dat ze die boeken ergens in Frankrijk gevonden heeft, klaar voor de versnipperaar. “Fransen gooien nooit boeken weg”, gaat Louise onverbiddelijk door. Het moet gezegd, Paulo doet zijn best de pil te vergulden. Minzaam praat hij nog wat met Rebecca over de talmoed en de ‘metaforische betekenis’ van haar werk, maar de vrouw is zo ontredderd dat zelfs Pouran medelijden – of is het gewoon dorst? – krijgt. “Zullen we een fles champagne bovenhalen?” stelt de Iraanse aan Louise voor. Die haalt onverschillig haar schouders op, terwijl Rebecca gedecideerd ‘neen’ schudt, en de anderen dit heerlijke vocht aan hun neus zien voorbijgaan.

Zo gaat het nog een tijdje verder. Elena uit Brazilië haalt een indrukwekkende vaginal construction in grafiet boven, en legt er zes bollen in, als eieren zo groot. Irene, een Nederlandse die in Spanje woont, toont de aquarellen bij die ze tijdens haar reis door India heeft gemaakt. Ernesto uit Argentinië heeft metalen poppenbeentjes meegebracht. Aandachtig tikt Louise de voorwerpen tegen elkaar, en glimlacht bij het metalen getinkel. O ja, zijn werk bevalt haar, en ze vraagt om meer. Dus laat hij haar een reeks fotogrammen zien: Charming girl in the process of falling. Lange tijd bekijkt Louise het werk, terwijl ze koekjes eet en met een rietje uit een blikje cola drinkt. Mijn ogen dwalen af, niet voor het eerst, naar haar onderjurkje dat steeds meer naar boven schuift, zodat haar zwarte kousen een steeds groter stuk bovenbeen laten zien. Een beetje pikant, een beetje dissonant. Dan raapt Ernesto al zijn moed bijeen en neemt, tegen alle afspraken in, het woord. “Wat vindt u van mijn werk?” vraagt hij dapper. Doodstil is het nu in de kamer, alleen Pouran klakt afkeurend. Maar Louise blijft rustig en mompelt zacht: ” Quite interesting.” Op wolkjes loopt de man terug naar zijn plaats, en precies dit moment kiest GAL uit om recht te veren, naar Louise Bourgeois toe te stappen en haar, in zijn beste Frans, te begroeten. Een meesterzet, zo blijkt, want haar ogen lichten op en verrast aanvaardt ze zijn geschenk: een bundeling van zijn werk. Snel leg ik nu ook mijn chocoladevoorraad op haar werkblad, en breed glimlachend zucht Louise: ” Délicieux, les chocolats belges.” Haar enthousiasme werkt ontladend, iedereen lacht en Pouran roept dat ze meteen wil proeven.

Zichtbaar aangeslagen zit GAL intussen te wachten op wat komen gaat. Mooi om te zien hoe een gerespecteerd kunstenaar, een 62-jarige man die niets meer te bewijzen heeft, zich zo klein en kwetsbaar kan tonen. Bladerend in zijn boek vraagt Louise hem wie hij is en wat hij doet. ” Votre travail est excellent,” zegt ze tenslotte, en ze klapt in haar handen.

“Slechts één vraag, madame Bourgeois”, pleit GAL dringend. Louise knikt en kijkt naar Pouran: ” Could we tape this?” Meteen veert de Iraanse recht in haar regisseursstoel, slikt de praline door, grijpt de camera en focust op Louise en GAL. Lang en ingewikkeld is de vraag die hij formuleert. In Bourgeois’ werk meent hij een opvallende evolutie vast te stellen: van voeten en benen, over de geslachtsdelen naar het hoofd. Louise luistert aandachtig naar zijn woorden, maar als hij haar ten slotte vraagt of deze evolutie bewust en gewild is, kijkt ze hem lang aan en zegt dan ernstig: “Herhaal je vraag.” GAL begint opnieuw, doet zijn best en wacht geduldig op haar antwoord. Na alweer een eindeloze stilte antwoordt Louise simpelweg: “Non.”

Later vertelt Paulo dat precies dàt antwoord de hoogbejaarde kunstenares typeert: een vrouw die niet meer over zichzelf wil praten, en met een minimum aan woorden op haar leven terugblikt. Anderen wil ze nog wel een duwtje in de rug geven, maar haar eigen verhalen zijn tot de essentie herleid: korte antwoorden waarin alles vervat ligt. Wie in haar persoon of werk geïnteresseerd is, moet maar een van de vele boeken of video’s over de kunstenares bekijken.

Hoe dan ook, GAL is een gelukkig man, en de rest van de namiddag verloopt verrassend ontspannen. ” Very nice, quite interesting“, klinkt het vaker dan voorheen. Af en toe rinkelt de telefoon. Dan neemt Louise rustig op en verwijst steevast naar de afwezige Jerry.

Ana, een 78-jarige Uruguayaanse, toont haar zelfportret: ” That’s me, eating a banana in a museum, seated naked.”

“Stelt die banaan een fallus voor?” wil Pouran weten.

“Ja,” klinkt het simpel.

“Waarom dan geen fallus afbeelden?” vraagt Pouran scherp.

Probably I was too shy,” zegt de vrouw, en met een lachje: ” and I didn’t have a model.”

“Een applaus voor deze dame”, vraagt Louise, en als zij ook nog haar schoenen uitschopt, is het voor iedereen duidelijk dat het artist salon – na een vier uur durende, ononderbroken sessie – afgelopen is. Ik zit nog op hete kolen, en dat weten ook Louise, Paulo, Pouran en alle anderen. ” Une seule question“, begin ik beleefd en Louise slaat haar agenda open en leest mijn naam hardop voor. ” Allez-y“, zegt ze dan. Meteen stel ik die ene vraag waarop ik graag haar antwoord horen wil: “Wat doet de ouderdom met een mens? Toen Brancusi bejaard was, vond hij dat het genoeg was geweest en maakte geen beelden meer. Picasso daarentegen bleef doorwerken tot zijn laatste dag. Wat doet de ouderdom met u?”

Lange tijd kijkt ze mij peinzend aan en zegt dan traag: “Oud worden is niet moeilijk of makkelijk, niet goed of slecht. Ik voel bitterheid noch opluchting. Voor mij is oud worden gewoon: verder werken, elke dag opnieuw. Pleasurable, dus. Niet meer, maar ook niet minder.”

De volgende dag brengen we in het nieuwe MoMA-Queens door. Aan de hand van Paulo Herkenhoff lopen we tussen de reuzen van het impressionisme, expressionisme, kubisme, fauvisme en surrealisme. Tussen Matisse en Giacometti kuieren we, tussen Mondriaan en Brancusi, Pollock en Duchamps, Bourgeois en Picasso.

“Is het waar dat Louise nog steeds zeven dagen op zeven werkt?” vraag ik ongelovig. “O ja”, antwoordt Paulo beslist. “Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, alleen ’s namiddags doet zij een dutje. Ze verlaat zelden haar huis, maar tekenen en beeldhouwen doet ze de hele tijd. What keeps her alive, is her art. Zelf probeer ik naar elk kunstenaarssalon te gaan dat Louise organiseert, omdat het mij de kans geeft in haar buurt te zijn. Gisteren was de kwaliteit van de werken niet bijzonder, maar soms zijn er echte revelaties. ( lachje) En jij, jij hebt gisteren een flinke portie geluk gehad. Want als er één thema is dat haar absoluut niet bevalt, is het wel: haar leeftijd, de ouderdom. Ze wil niet als een old person bekeken worden. Toen iemand haar onlangs respectvol the grandmother of modern art noemde, vloog hij meteen aan de deur.”

Van 8 oktober tot 24 november loopt in Parijs een tentoonstelling over leven en werk van Louise Bourgeois.

Palais de Tokyo, 13 avenue du Président Wilson, F-75116 Paris.

+33 1 4723 5401. Info: Contact@palaisdetokyo.com

Contact@palaisdetokyo.com

www.âleisdetokyo.com

www.palaisdetokyo.com

“Il n’est pas bon”, fluistert Louise. Ze zet haar bril op om het kunstwerk beter te bekijken, maar mompelt intussen alweer nieuwe instructies: “Le suivant.”

Haar onderjurkje schuift steeds meer naar boven, zodat haar zwarte kousen een steeds groter stuk bovenbeen laten zien. Een beetje pikant, een beetje dissonant.

Louise Bourgeois werkt nog steeds zeven dagen op zeven. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, alleen ’s namiddags doet zij een dutje. Ze verlaat zelden haar huis, maar tekenen en beeldhouwen doet ze de hele tijd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content