Wat doet een min of meer bekend architect-meubelontwerper in zijn vrije tijd ? Geen idee. Wat Carlo Mollino zoal bezighield, wist ook niemand, tot men na zijn dood de vruchten van zijn hobby ontdekte : massa’s vrijpostige foto’s van vele, vele prostituees.

* Carlo Mollino, ‘Polaroids’, 288 p., Arena Editions, verkrijgbaar bij Copyright (Antwerpen en Gent), 65 euro.

Het vorig jaar door Arena Editions uitgegeven boek Polaroids, een bundeling van CarloMollino’s verborgen foto’s, is nu een hit. Het staat op de plank naast La vie sexuelle de Catherine M. van Catherine Millet, omdat ook dat een andere kijk verschaft op het leven van een respectabel en prominent figuur, en vanzelfsprekend omdat het ook over lang verzwegen erotische praktijken gaat. In het geval van Mollino gaat het niet echt om confessies, want wie weet zeker of hij zijn foto-oeuvre ooit voor de publieke eeuwigheid heeft bedoeld.

Mollino staat alvast voor de volgende generaties geboekstaafd als de man wiens zolder bestrooid lag met onbetamelijke prentjes, en dat is jammer. Gelukkig is zijn reputatie als bouwheer en vooral als meubelontwerper verzekerd, zeker bij veilingmeesters, want postuum gaan stoelen en tafels van zijn hand voor exuberante bedragen onder de hamer. Als designer maakte Mollino (Turijn, 1905-’73) organische, door surrealisme bedwelmde meubelen, in tegenstelling tot zijn Italiaanse tijdgenoten, die vlijtig aan hun versie van het strakke modernisme sleutelden.

Mollino hield van vormen uit de natuur, van de curven van het lichaam en van ornament, zij het vanuit spirituele overwegingen. Mollino was geen atelierrat : hij frequenteerde literaire salons, scheurde in snelle wagens en maakte zich op latere leeftijd zelfs lid van occulte verenigingen. Geparkeerd tussen de wereldoorlogen en het computertijdperk, belichaamde hij het soort Italiaanse way of life dat intussen mythisch is geworden, vrijzinnig, luxezuchtig, excentriek, dichter bij Fellini dan bij De Sica.

Mollino had dat typische mediterrane fenomeen overleefd, de familieterreur, door zich openlijk te distantiëren van de functionele ontwerpstijl van zijn vader, ook al een architect. Hij bekleedde interieurs met balen fluweel, droeg een ontwerp voor een spiegel op aan de Venusvan Milo ( Milo, 1937), maakte een stoel (voor Gio Ponti) in de vorm van een uitvergrote (satanische ?) gespleten hoef en voor Zanotta creëerde hij tafels en stoelen die glas en leer boud lieten balanceren op puntig gesneden hout.

Ook na zijn werkuren liet Mollino zich graag opmerken, een playboy met trekjes van een homo universalis. Van tijd tot tijd waagde hij zich aan het ontwerpen van theater- en filmdecors en bijbehorende kostuums, maar die pogingen schuiven zijn geschiedschrijvers liever onder het tapijt. Meer succes had hij met auto’s en vliegtuigen. Zelf kon hij pronken met een diploma als stuntvlieger, maar zijn echte trots was zijn zelfontworpen racewagen Osca 1100, die in 1954 de bolidewedstrijd van Le Mans won. Hij liet tevens villa’s optrekken, op bestelling en ook voor zichzelf. In het centrum van Turijn stond casa numero uno, een adres waar hij klanten en vrienden ontving. Numero due lag hogerop, in de bergen, en was bedoeld als een privaat oord.

Vlak na Mollino’s dood, in 1973, vonden de erfgenamen daar restanten van allerlei hobby’s, schilderijtjes, schrijfsels, knutselwerkjes. En verborgen achter de wand van een kast, een aantal kilo’s snapshots. Deze prenten maakten duidelijk waarmee Mollino zich tijdens de laatste tien jaar van zijn leven had vermaakt : honderden straatmadelieven, stuk voor stuk als solitaire, enigszins gebroken godinnen gefotografeerd. Op zich was dat geen misdaad, en ook geen schande, gezien de fluitende levenswandel van Mollino. Wel was het vreemd dat hij zijn fetisj voor de buitenwereld had verzwegen. Ze waren onversneden, zijn polaroids, maar ook artistiek en dwingend.

Doordat Mollino nergens een voetnoot heeft bijgeschreven, blijven zijn polaroids bovenal mysterieus. Niemand weet precies hoe de beelden tot stand zijn gekomen, noch of het een arbeids- dan wel een liefdesproject betrof. Mollino deed niet aan pornografie, het gros van zijn modellen trekt niet eens alle kleren uit. De anonieme vrouwen zitten op stoelen, leunen tegen de muur, laten zich verlichten door een zwakke lamp boven hun hoofd. Ze doen hun job, volgens een mondelinge afspraak, en doen niet eens hun uiterste best hun klant, de fotograaf, te plezieren. Mollino heeft ze lingerie aangetrokken, en outfits die hij zelf heeft verzameld, en het is hen allemaal best. Soms beelden ze een erotische fantasie uit, soms dienen ze als versiering van Mollino’s zelfontworpen huisraad.

Het zijn donkere, intimistische foto’s, vol gloed en gouden licht, maar er hangt ook iets onheilspellends rond. Levenslust, zelfs geilheid lijken te ontbreken, de poses zijn studieus en de meisjes glimlachen liever niet. Misschien is dat de reden waarom Mollino zijn polaroids liever onder zijn hoofdkussen hield. Zijn publieke leven roetsjte en buitelde, maar teruggetrokken van de mensheid koos hij uiteindelijk voor afstand en de eenzame spanning van contractuele liefde. Wel was Carlo M. klaarblijkelijk altijd aan het werk, zelfs tijdens momenten die anderen veeleer als stoomaflatend zouden omschrijven. En dus kunnen zijn prachtige polaroids vanaf nu gerust in zijn officiële biografie.

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content