Als John F. Kennedy zei dat hij naar huis ging, dan bedoelde hij daar Cape Cod mee: het schiereiland ten zuiden van Boston, rijk aan ongerepte stranden, stoere vuurtorens boven glooiende duinen, spiegelgladde vennen en charmante dorpjes met verweerde houten huizen en spitse witte kerktorens.

J ack’s on the right track“, galmt Frank Sinatra’s stem door de luidspreker als het toeristische trammetje kreunend de helling neemt naar Beacon Hill, Boston op z’n Bostonachtigst. Het is het refrein van High Hopes, het oude Kennedy-campagnelied uit 1960. Het korte, dramatische leven van Amerika’s vijfendertigste president blijft tot de verbeelding spreken. Ook tot de mijne, en daarom heb ik mij samen met een twintigtal gelijkgezinden – overwegend grijzende Amerikanen die het allemaal meegemaakt hebben en een paar Europese en Japanse toeristen – zonder morren een badge met de beeltenis van JFK laten opspelden en hobbel ik gedwee langs de plekken die een rol speelden in het leven van de Kennedy-dynastie. De honneurs worden waargenomen door senator Edward Kennedy, weliswaar niet in levenden lijve, maar via een krakende tape waarop hij ons welkom heet in Boston. ” Bo-hoston“, zo spreekt hij het uit, met dat ietwat pompeuze accent eigen aan het Athene van Amerika. Want jawel, dit is ” dear old Boston, the hub of the universe, where the Cabots speak to the Lowells and the Lowells speak only to God.” Bij het begin van deze eeuw spraken de Lowells zeker niet tegen de Kennedy’s, straatarme Ierse immigranten en al evenmin tegen de Fitzgeralds, onder wie kleurrijke figuren als JFK’s overgrootvader Cocky Tom, die een kruidenierszaak dreef. Ook JFK’s vader Joseph Kennedy zag zich op Harvard nog de toegang tot de belangrijkste clubs geweigerd. Dat Boston zijn bekendste zoon nu met een sightseeing tour vereert, is dan ook niet van enige ironie gespeend.

Maar snobistisch of niet, Boston is een heerlijke stad, daar kan zelfs de Big Dig, een miljardenproject dat de buitenwijken voor jaren tot één grote bouwput transformeerde, niets aan veranderen. De metropool aan de Charles River verenigt het beste van twee werelden: de gezellige wirwar van oude Europese steden, met geplaveide straatjes vol boekwinkels en kunstgalerieën en de kille pracht van blauwgroen schemerende wolkenkrabbers zoals de John Hancock Tower waarin zich de negentiende-eeuwse Trinity Church spiegelt. Lommerrijke lanen omgeven de Public Garden, het oudste park van de Verenigde Staten, waar je in de zomer in sierlijke zwanenbootjes op de vijver kunt ronddobberen. Aangrenzend is er de Boston Common met de Freedom Trail, een rode markering die naar alle historische mijlpalen leidt. Want met de Boston Tea Party begon in 1773 de opstand tegen het Engelse koloniale moederland. Zelfbewuste Bostonians laten dan ook graag horen dat hier de wieg van de Verenigde Staten stond.

De wieg van John Fitzgerald stond dan weer in de buitenwijk Brookline, in een bescheiden groengeverfd houten huis in Beals Street. Een ernstige jonge ranger van de National Park Service in een soort scoutsuniform toont met hartverscheurende ijver foto’s van het snel groeiende gezin van Joseph Kennedy, ambitieus bankier en Rose, de lievelingsdochter van John ‘Honey Fitz’Fitzgerald, een flamboyante rokkenjager die vijf keer burgemeester van Boston werd, evenals senator en democratisch congreslid van Massachusetts. Honey Fitz, de succesvolste Iers-Amerikaanse politicus van zijn tijd, was John Fitzgeralds lievelingsgrootouder en zijn lichtend voorbeeld. We zien Jack in zijn witte doopjurk en later in een matrozenpakje, samen met zijn oudere broer Joe jr. en zijn jongere zusje Rosemary, dat licht mentaal gehandicapt was. Jack was een ziekelijk jongetje, zo leren we verder, dat vaak lange perioden niet naar school kon. Naast zijn kinderbed liggen zijn eerste leesboeken: Billy Whiskers, over een ondeugend geitje en o, ironie, het verhaal van King Arthur en zijn Ridders van de Ronde Tafel. Camelot, zo zou het presidentschap van Kennedy later genoemd worden. Ingelijst aan de muur een grappig briefje waarmee de twaalfjarige Jack zijn vader probeerde te overhalen hem meer zakgeld te geven. Een uitmuntend scholier was hij misschien niet, maar gehaaid des te meer.

In Beals Street 83 wordt aan heldenverering gedaan, zoveel is duidelijk. Met professionele toewijding wijst de jonge gids op het aantekenboekje waarin Rose Kennedy nauwgezet de inentingen en kinderziektes bijhield van haar uitgebreid kroost, negen stuks in totaal. Wat hij er niet bij vertelt, is dat Rose toen Jack drie jaar was haar man verliet en opnieuw bij haar ouders wilde intrekken. Old Joe was een briljante, egoïstische, meedogenloze en immorele man die schandalig charmant kon zijn als het hem uitkwam en die zijn fortuin vergaarde door illegale drankhandel en roofzuchtige aandelentransacties met voorkennis. Bovendien was hij een geobsedeerde vrouwengek die er later zelfs niet voor terugdeinsde om het aan te leggen met de vriendinnen van zijn zoons. Maar thuis kreeg Rose te verstaan dat ze haar billen verbrand had en nu op de blaren moest zitten. Er zat niet veel anders op dat een stoïcijnse Ierse katholieke oermoeder te worden, de manager van een fabriek waar aan de lopende band baby’s geproduceerd werden. Het huis in Beals Street werd dan ook snel te klein en de JFK Tour voert de Kennedy- aficionados langs steeds welvarender wijken waar het expansieve gezin achtereenvolgens neerstreek. Hier is Saint-Aidan’s waar Jack school liep, daar het gebouwtje waar hij privé-les kreeg om zijn aanvankelijk povere redenaarstalenten te ontwikkelen. De leraar liet hem urenlang naar toespraken van Winston Churchill luisteren voor wie hij een immense bewondering ging koesteren. En voor de liefhebbers van anekdotes tuffen we ook even langs The Old UnionOyster House, het zelfverklaarde oudste restaurant van Boston waar JFK als student in booth 28 zijn vaste stek had.

Voor de officiële geschiedenis is er de John F. Kennedy Library and Museum, een schitterende, door stadsarchitect I.M. Pei ontworpen constructie in glas en sneeuwwitte steen, die als een slagschip in het havendecor van Dorchester Bay staat. Het JFK Museum is een ontroerende plek, in de eerste plaats door de zintuiglijke presentatie, alsof je er zelf bij bent. Want het is er allemaal: de reconstructie van een typische sixties Main Street USA in volle verkiezingskoorts, de studio in Chicago, compleet met authentieke opnameapparatuur, waar op 2 september ’60 het beruchte televisiedebat tussen Kennedy en Nixon plaatsvond, het Oval Office met Kennedy’s bureau en zijn schommelstoel. Na de dood van Jacqueline Kennedy Onassis verhuisden veel persoonlijke objecten uit haar leven als first lady naar de tentoonstelling. Naast een eerbetoon aan een staatsman is het museum ook de evocatie van een stuk bewogen geschiedenis, van een hoopvolle nieuwe tijd waarin het ruimteprogramma en de rassenintegratie vorm kregen. Anderzijds zorgde de Cubaanse rakettencrisis, een absoluut dieptepunt in Kennedy’s politieke carrière, voor een opflakkering van de Koude Oorlog. Voor veel bezoekers, mij inbegrepen, is het ook de evocatie van hun jeugd. En niet in het minst is het museum een schitterend voorbeeld van het creëren en in stand houden van een mythe. In een glazen kast wordt de kokosnoot bewaard waarop oorlogsheld Kennedy een noodkreet kerfde nadat zijn torpedoboot PT 109 in de South Pacific gekelderd was en hij met gevaar voor zijn leven een deel van de bemanning gered had. Dat incident ruïneerde voorgoed zijn toch al wankele gezondheid – Kennedy had een slechte rug en leed aan de ziekte van Addison, een afwijking aan de adrenalineklieren waarvoor hij met cortisone behandeld werd – maar de foto’s tonen onveranderlijk een breedlachende, bruingebrande jeugdig-energieke man. In de pikdonkere tunnelachtige Assassination-zaal tonen vijf in de muur verzonken videoschermen de moord in Dallas, de begrafenisstoet en het jongetje met de witte sokjes dat salueert als de kist met zijn vader voorbijkomt. Je hebt het al zo vaak gezien en toch grijpt het je naar de keel. Links en rechts worden zakdoeken verfrommeld, sommige bezoekers blijven als in trance naar de beelden staren.

Naast het museum ligt in het felle zonlicht de Victura te blaken, de Wianno Senior-zeilsloep die Jack op zijn vijftiende verjaardag van zijn ouders kreeg en waarmee hij vanuit Hyannis Port langs de kust van Cape Cod voer. “De Cape is de enige plaats waar ik alleen kan zijn en nadenken. Hier kom ik op het strand wandelen als ik een belangrijke beslissing moet nemen”, zo schreef hij ooit. Een zin die zowat als motto dient voor de bescheiden tegenhanger van het officiële museum in Boston, het John F. Kennedy Museum in Hyannis.

Wie via de Sagamore Bridge het Cape Cod Canal oversteekt en de Old King’s Highway volgt, weet meteen wat Kennedy zo aantrok in deze streek. Dit is Amerika op zijn rustiekst: schilderachtige New England-stadjes met klassieke zilvergrijs gepatineerde cottages uit clapboard (latwerk) of shingles (dakspanen), met een schommelstoel en in de herfst een stapel pompoenen op de veranda. Schilderachtige winkeltjes met links van de deur een bankje voor de democraten en rechts één voor de republikeinen en een openbare bibiotheek die Parnassus heet en bestaat uit een grote, tegen een huis aangebouwde kast waar je dag en nacht zomaar een boek kunt uitpikken.

De Old King’s Highway, lokaal beter bekend als Route 6A is een van de oudste wegen van Amerika. Hij begon als een zandpad van de indianen en na de landing van de Pilgrims (Engelse religieuze separatisten en economische vluchtelingen die in 1620 met de Mayflower koers zetten naar de Nieuwe Wereld) werd het een landweg die van de farms naar de markt liep en later de belangrijkste postkoetsroute naar Boston. Overigens landden de Pilgrims oorspronkelijk op de uiterste punt van Cape Cod, maar toen ze daar met vijandelijke indianen te maken kregen, zetten ze na vijf weken koers naar het Amerikaanse vasteland en gingen op 20 december 1620 aan wal in het huidige Plymouth.

Tegenwoordig wonen er zowat 200.000 mensen permanent op de Cape, maar in juli en augustus wordt de bevolking meer dan verdubbeld. Traditioneel is het schiereilend het favoriete zomerverblijf voor welgestelden uit de naburige grote steden. Maar langs de zuidelijke Route 28 heeft het massatoerisme middels T-shirt outlets, minigolfbanen, waterpretparken en piratendorpen zijn stempel op het landschap gedrukt. Dat het er niet overal zo schril aan toegaat, is in grote mate te danken aan John F. Kennedy die er in ’61 na een jarenlange strijd in slaagde om een groot deel van de kaap tot beschermd natuurgebied uit te roepen. De Cape Cod National Seashore is een 11 hectare grote, ongerepte wildernis met duinen en weidse stranden, een rollende branding die tot surfen uitnodigt, zoutmoerassen omringd door veenbessenstruiken en dichte bossen.

“Geen wonder dat iedereen op de Cape voor Kennedy was”, lacht Arthur Ratsy, de vice-president van het lokale visitors’ bureau. “Democraten of republikeinen, maakt niet uit.” De Kennedy’s zijn hier alomtegenwoordig: scholen en brandweerkazernes werden naar de verschillende broers genoemd, gedenkplaten en monumenten roemen hun verwezenlijkingen. Aan de wat kitscherig aandoende Saint Francis Xavier Church, de parochiekerk van de Kennedy’s, is een winkeltje aangebouwd waar je JFK-T-shirts en andere memorabilia kunt kopen. En elke ingezetene van Cape Cod kent wel iemand die connecties heeft met de familie. Met roddels wordt zuinig omgesprongen, toch tegen buitenstaanders. ” Bobby was de rotte appel”, zegt Arthur als hij een paar glazen wijn op heeft. “Een gewiekst politicus, maar privé de grootste rotzak van de hele bende.” Maar als ik om saillante details vraag, klemt hij de kaken stijf op elkaar.

Dat Joe Kennedy in 1925 in Hyannis Port Malcolm Cottage huurde, had niet alleen met de uitzonderlijke ligging aan zee te maken. De eigenlijke reden was dat hij er door de Country Club als lid geaccepteerd werd. Op verschillende andere plaatsen was hij namelijk geweigerd, volgens hemzelf omdat hij een Iers katholiek en de zoon van een barkeeper was, volgens anderen wegens zijn dubieuze reputatie als zakenman. Na drie jaar kocht de oude Kennedy het huis en begon met de verbouwing. De Kennedy Compound bestaat nu uit een drietal witstenen huizen in koloniale stijl, niet overdreven riant. Ook de veiligheidsmaatregelen zijn op het eerste gezicht niet indrukwekkend, ook al woont Ted Kennedy hier nog steeds en verblijft Ethel, Roberts weduwe er geregeld. In de omringende smalle straatjes is er een parkeerverbod voor toeristenbussen, maar van bewakingsagenten is er geen spoor. Wat een contrast met bijvoorbeeld Beverley Hills, waar er om de paar meter een gewapende security agent met spiegelzonnebril rondkuiert. Binnen loopafstand is het postkantoor annex winkeltje waar JFK zijn kinderen op snoepjes trakteerde. Ooit schilderde hij het en gaf het Jackie cadeau ter gelegenheid van een huwelijksverjaardag.

In Hyannis Port trok de Kennedy-clan zich terug uit de wereld om uit te rusten, feest te vieren met familie en vrienden, golf en touch football te spelen en te zeilen. Hun levensstijl was er informeel en eenvoudig. Toen Jacqueline Bouvier er voor het eerst op bezoek kwam, was ze naar verluidt zelfs enigszins gechoqueerd door het sobere, ongesofisticeerde interieur en het gebrek aan egards waarmee bezoekers ontvangen werden.

Jack voelde zich sterk verbonden met de oceaan, hij gebruikte die ook graag als metafoor in zijn toespraken. ” It is important that a country should sail and not lie still in the harbor“, zo begon hij een van zijn speeches. Het citaat staat op de fontein van het John F. Kennedy Memorial in Hyannis. En omdat Amerikanen de dingen graag letterlijk nemen, kunnen bezoekers er een donatie doen voor een zeilfonds voor kansarme jongeren. Ook in het John F. Kennedy Museum in Hyannis wordt zijn mythe in ere gehouden. Je ziet JFK als een verliefde jongeman, een liefhebbende echtgenoot en toegewijde familievader. En Jackie, dauwfris en nog een beetje onzeker glimlachend, in een simpele gebloemde zomerjurk. Schitterende beelden, je zou ze maar al te graag voor waarheid nemen. Maar de realiteit was complexer dan dat. Geen enkele biograaf kan nog verhullen dat JFK net als zijn vader een verwoed rokkenjager was, op het ziekelijke af. Volgens biografe Sarah Bradford, auteur van ‘Jacqueline Kennedy Onassis, Koningin van Amerika‘ was JFK wel degelijk gecharmeerd door Jackies ongrijpbare, plagerige aard, haar geestigheid en rake beoordeling van mensen. Bovendien was ze mooi, intelligent en had ze klasse. En ook al bleek de aristocratische achtergrond van de Bouviers een verzinsel, als katholieke met toegang tot de WASP-wereld was ze de perfecte huwelijkskandidate. Daar stond tegenover dat Jack Kennedy alleen maar trouwde omdat een ongetrouwd politicus in de jaren ’50 geen enkele kans had. Daar kwam nog bij dat Jackie – slank, donker en zonder boezem – precies het tegendeel was van de goedgebouwde blondines voor wie hij een zwak had.

Zijn idee van de ideale vrouw was Grace Kelly en nog tijdens zijn verloving met Jackie had hij een liaison met een mooie Zweedse. Jackie van haar kant had ervaring met ontrouwe mannen: haar vader, ‘Black Jack’ Bouvier, was een notoire flierefluiter en zuiplap, die zijn dochters al jong inprentte dat alle mannen schoften waren. Bovendien was Jackie er door een financieel labiele jeugd van overtuigd dat het enige wat een vrouw zekerheid kon geven een steenrijke man was. Niemand anders die achter haar aan zat, had zoveel geld als de charismatische en ambitieuze John F. Kennedy.

Andere foto’s in het museum tonen aan dat Hyannis de plek was waar de Kennedy’s zich terugtrokken om hun wonden te likken. Er is er één van Jack, graatmager en met lege ogen, na het PT 109-incident en de dood van zijn oudere broer Joseph, die in ’44 met zijn gevechtsbommenwerper in het Kanaal neerstortte. Sommige historici zijn ervan overtuigd dat de Kennedy-zonen zich door hun heldenmoed wilden onderscheiden om goed te maken dat hun vader als Amerikaans ambassadeur in Engeland had geijverd voor een verzoening met Hitler. Met een onvoorzichtige speech na zijn terugkomst in de States verknoeide hij definitief zijn kansen op een presidentschap. Daardoor richtte hij al zijn ambities op zijn zoons. De vroegtijdige dood van Joe jr. was de eerste tragedie in een lange rij. In 1948 kwam Jacks lievelingszus Kathleen, ‘Kick‘ voor de intimi, eveneens om het leven bij een vliegtuigongeluk. Omdat tiener Rosemary de patriarch te wild werd, deed hij haar zonder zijn vrouw te consulteren een frontale lobotomie ondergaan, die jammerlijk mislukte. Ze werd afgevoerd naar een privé-instelling in Wisconsin, waar ze nu nog altijd leeft als een plant.

De vloek van de Kennedy’s woekert voort in de derde generatie: bizarre auto- en ski-ongelukken, overdosis, beschuldiging van verkrachting. Op 16 juli ’99 was in Hyannis Port de voltallige Kennedy-clan aanwezig om de bruiloft van Rory te vieren, de jongste dochter van Robert. Maar het privé-vliegtuig van John jr., de stralende kroonprins van de dynastie, verscheen niet op de afspraak… Arthur Ratsy toont me het ontwerp voor een standbeeld van vader en zoon: John sr. staat er ontspannen bij, op blote voeten, de broekspijpen opgerold, alsof hij net een strandwandeling gemaakt heeft. Zijn arm rust losjes op de schouders van zijn zoon, in shorts en eveneens op blote voeten. Het had een ongewoon intimistisch standbeeld kunnen zijn, maar helaas, de inwoners van Hyannis zijn niet vatbaar voor symboliek. Het ontwerp werd afgekeurd omdat vader en zoon samen als volwassenen weergegeven zijn, wat nu eenmaal niet strookt met de historische werkelijkheid.

Het Kennedy-drama voert ook naar Martha’s Vineyard, een klein, exclusief eiland voor de kust van Massachusetts, waar de Kennedy’s vaak incognito vertoefden. Ook hier zette de oude Joe de trend: in de jaren ’20 kocht hij er een villa voor zijn bekendste maîtresse, de filmdiva Gloria Swanson. The Vineyard zoals insiders het noemen, is tradioneel het geliefkoosde vakantieoord van rijke, liberale intellectuelen, kunstenaars en democratische politici. De oude geldadel en republikeinse prominenten verkiezen het buureiland Nantucket. Of zoals het gezegde wil: ” Martha’s Vineyard is for the very rich, Nantucket for the very, very rich.” Maar de rijkdom wordt hier op een sobere manier geëtaleerd, het lijkt wel alsof de rijken der aarde hier op hun eigen exclusieve manier van de natuur en het eenvoudige leven komen genieten. Hier geen hamburgerketens, shopping malls, megabioscopen of schreeuwerige lichtreclames. Zelfs stoplichten zijn zo goed als afwezig, evenals criminaliteit en stress. En wie in de Black Dog, het beroemdste lokale café en restaurant, een glas bier of wijn wil drinken, kan zijn voorraad het best van het vasteland meebrengen. Vineyard Haven is immers een zogenaamde dry town, waar geen druppel alcohol te koop is. Buiten het stadje slingeren smalle landwegen door pastorale landschappen met hier en daar een oude farm of een stille vijver. De gelukkige die hier een eigendom kan kopen, betaalt een extra belasting van 2 procent waarmee de Landbank oude eigendommen opkoopt zodat ze niet in de handen vallen van grondspeculanten. De bouwvoorschriften zijn hier uitermate streng, niets mag het oorspronkelijke rustieke karakter van het eiland bedreigen.

Edgartown, het elegantste stadje, dankte zijn welstand in de 19de eeuw aan de walvisvangst. Typisch zijn de verblindend witte Captain’s Houses, met hun Widow’s Walk, waar de echtgenoten van de kapiteins van de walvisvaart op uitkijk stonden. Walter Cronkite, de éminence grise van de Amerikaanse televisie, die op de fatale novemberdag in ’66 nauwelijks zijn tranen kon bedwingen toen hij de dood van de president aankondigde, heeft hier een schitterend huis bij de haven. Als hij daar op 18 juli ’69 al gewoond had, had hij vanop zijn terras kunnen zien hoe Edward Kennedy op Chappaquiddick, het piepkleine eilandje recht tegenover Edgartown met zijn auto van een brug reed. Zijn medewerkster Mary Jo Kopechne verdronk en Ted gaf het ongeval pas acht uur later aan. Van een gooi naar het presidentschap kon achteraf geen sprake meer zijn. Het stadje Oak Bluffs begon zijn bestaan als een zomerkamp voor methodisten, later werden de tenten vervangen door Victoriaanse gingerbread houses in snoepkleuren en met veel houten ornamenten. Menemsha is een pittoresk vissershaventje, waar Steven Spielberg een groot deel van zijn vroege succesfilm ‘Jaws‘ opnam. Spielberg heeft trouwens een zomerhuis op The Vineyard, net als Tom Hanks, Robert de Niro, Billy Joel en de filmtycoon Harvey Weinstein. Van de Engelse auteur Somerset Maugham is de uitspraak: “Er is niets te doen op Martha’s Vineyard en nog minder tijd om het te doen”.

J eff Kristal, de joviale uitbater van Crocker House Inn, een charmante bed & breakfast in Vineyard Haven, is een onuitputtelijke bron van anekdotes over beroemde vakantiegangers. Carly Simon zong ooit een wiegeliedje voor Jeffs zoontje, de blondine die niet met de automatische versnelling van haar huurwagen overweg kon, bleek prinses Diana te zijn. In de buurt van het MacNamara Estate waar de Clintons vaak te gast zijn, werd een pad volledig opnieuw aangelegd omdat Bill er graag mag joggen en er tot voor kort altijd een hele meute journalisten achter hem aan rende. Samen met Jeff ga ik ontbijten in Farm Neck Golf Club, waar Bill en Hillary graag een balletje slaan. Als ontbijt zijn er Belgian waffles met verse aardbeien en zoals overal hier is de sfeer er een van nonchalante welstand. En jawel, Jeff heeft ook weet van het doen en laten van de Kennedy’s. In ’81 kocht Jackie Kennedy Onassis in de buurt van de adembenemende kliffen van Gay Head een buitenverblijf voor omgerekend één miljard frank. Later stond ze een groot stuk land af aan de indianen, de oorspronkelijke bewoners van het eiland die eeuwen geleden door de blanken verjaagd werden. Jeff Kristal: “De laatste jaren voor haar dood leidde Jackie een teruggetrokken bestaan. Hier op het eiland verscheen ze nauwelijks in het openbaar, hoogstens ging ze dineren bij vrienden zoals Katherine Graham van de ‘Washington Post‘. Ooit heb ik geprobeerd een glimp van haar huis op te vangen, maar toen ik nog maar in de buurt kwam, verschenen er een paar gewapende bodyguards uit het niets. John jr. was helemaal anders, die zag je hier overal. Een aardige, sociale man, heel low profile. In mijn ogen was hij de Über-Kennedy: intelligent en bijna bovenmenselijk aantrekkelijk, maar nuchter en evenwichtig genoeg om zonder drugs- en seksschandalen te kunnen leven, ondanks de grote druk die zijn afkomst nu eenmaal meebracht. Maar zoals alle Kennedy’s was hij roekeloos. Toen hij die avond in juli ’99 samen met zijn vrouw Carolyn en haar zus Lauren in zijn Piper Saratoga opsteeg, had hij nog maar net een ongeval gehad bij het skeeleren. Zijn voet zat in het verband. Bovendien had hij nog geen vergunning om ’s nachts en bij slecht zicht zonder begeleider te vliegen. De dag na het ongeval spoelden de brokstukken van zijn toestel aan op het strand van Gay Head, niet ver van het huis van zijn moeder. Ach, er zullen altijd Kennedy’s zijn op de Cape en op Martha’s Vineyard, maar only the good die young.”

Linda Asselbergs / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content