Is moe-moe-moe het gevolg van druk-druk-druk ? Of verwachten we te veel van onze job en zijn we daardoor uiteindelijk teleurgesteld? Zijn we opgebrand of alleen maar overwerkt ? Over burn-out bestaat meer verwarring dan kennis, wel weten we dat vooral ambitieuze jongeren kwetsbaar zijn en dat ‘een beetje rusten’ niet helpt.

U heeft het wel vaker gelezen of gehoord : we zijn ons kapot aan het werken. Met dagen die almaar langer duren, lunchpauzes en vakanties waar voortdurend op wordt beknibbeld en gsm’s en laptops die ons dag en nacht aan onze job herinneren, kan het niet anders dan dat de veer na een tijdje springt. Vooral de zogenaamde internetgeneratie, de ‘kritische levensgenieters’ geboren na 1970, lijkt zichzelf tegen te komen. Een huis op afbetaling, een kroost in de crèche en een opwaartse carrièreplanning : het wordt met de dag moeilijker alles in elkaar te puzzelen.

In dit druk-druk-druk-bestaan is tijd een kostbaar goed geworden. Time is niet langer money ; time is time. Opvallend toch hoe een studie in de Engelse krant The Observer onlangs aan het licht bracht dat de meerderheid van de werkende Britten een uur extra per dag eerder zou besteden aan slaap dan aan seks of amusement. Bovendien zouden velen met plezier een loonsverhoging van twintig procent afslaan als ze daardoor een dag minder konden werken. Ook andere Europese studies wijzen in die richting : werknemers voelen zich vaak uitgeperst als citroenen en haken af. In de media en populair-wetenschappelijke literatuur bestaat daarvoor al een tijdje een mooie term : we zijn in grote mate burnt-out, opgebrand.

Alleen, dat verhaal klopt niet helemaal. Dat we almaar langer werken en dat de combinatie werk, zorg voor de kinderen en quality time met vrienden en familie ons kopzorgen baart, is zeker. Maar het is een fabel dat die ratrace er de oorzaak van is dat steeds meer mensen met een burn-out in bed belanden. Burn-out heeft geen kwantitatieve, maar een kwalitatieve oorzaak. Niet de hoeveelheid, maar de aard en structuur van de arbeid zorgt ervoor dat we het niet meer zien zitten.

Ik heb alles, vooral veel leegte

Aan de vakgroep ‘ Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de Universiteit Gent wordt het fenomeen burn-out al een tijdje onderzocht. “Burn-out is een verzamelterm voor drie klachten”, vertelt Stijn Vanheule, die in mei promoveerde op het onderwerp. Met zijn collega An Lievrouw rondde hij vorig jaar bovendien een grootschalig onderzoek af over burn-out in de sociale sector. “Iemand met een burn-out heeft om te beginnen te kampen met emotionele uitputting : het gevoel dat je op bent, dat je aan het einde van je Latijn bent. Daarbij komt het gevoel niet meer bekwaam te zijn voor je job. En ten slotte ervaar je ook een sterke depersonalisatie : je gaat de mensen waarmee je werkt onpersoonlijk en afstandelijk behandelen, je komt voortdurend cynisch uit de hoek. Of je gelooft totaal niet meer in het product dat je maakt.”

Op de vakgroep is diepgravend onderzoek verricht om te achterhalen hoe het komt dat iemands verlangen om te werken zo fundamenteel uitdooft. Niet enkel met de klassieke vragenlijsten, maar ook aan de hand van gesprekken die de dynamiek achter een burn-out moesten blootleggen. Uit die interviews blijkt nu dat ons clichébeeld helemaal niet klopt. Vanheule : “Zaken als te lange werkdagen, een te hoge werkdruk of te weinig vrije tijd komen in die antwoorden wel aan bod, maar uiteindelijk blijken dat factoren in de marge te zijn. Dat sakkeren op het systeem is vaak niet meer dan een manier om je onbehagen te ventileren. Het verhaal dat erachter zit, gaat altijd veel dieper.”

Dat diepere verhaal moeten we zoeken in de verwachtingen die we voor onszelf hebben opgebouwd over ons werkleven. Vanheule schetst het met een voorbeeld : “Een manager, rond de veertig, staat aan de top van een internationaal bedrijf. Hij woont in het buitenland en heeft materieel alles waarvan hij maar kan dromen. Maar op een bepaald moment wordt hij overvallen door een immens gevoel van leegte : hij heeft alles, maar hij heeft geen leven. Twintig jaar hard gewerkt, gescheiden, veel geld, maar geen vrienden, hij ziet zijn kinderen nooit… Kortom : eenzaam aan de top. Zo’n man beseft plots : wat is mijn leven nog waard ? Hij heeft keuzen gemaakt die in het bedrijfsleven erg gestimuleerd worden. Maar achteraf beseft hij dat hij daarmee als persoon geen stap vooruit is geraakt. Het is zoals de psychoanalyticus Lieven Jonckheere schertsend opmerkt over de piramide van de zelfrealisatie van Maslow : je gaat altijd maar voor een hoger doel, verder, beter, maar eenmaal op de top van de piramide besef je dat daaronder alleen maar een diepe krater zit.”

Die drang om hogerop te raken, is de motor van het bedrijfsleven : de prestaties moeten continu beter, je moet je volledig geven in je werk. Mensen die daar gevoelig voor zijn, zullen sneller een burn-out ontwikkelen. Vanheule : “Hoe meer zelfwaarde je ontleent aan je werk, hoe meer kans je hebt op een burn-out. Paradoxaal genoeg zijn de grootste slachtoffers daarom vooral mensen die erg gemotiveerd zijn, die een meerwaarde zoeken in hun werk. Zij raken uiteindelijk op een punt dat ze de pedalen verliezen. Iemand die om te beginnen al niet zo geïnteresseerd is, zal zijn werk misschien ook wel onpersoonlijk benaderen, maar die zal zich niet uitgeput voelen en zal daarom niet het gevoel hebben te falen.”

Burn-out heeft dus te maken met ons verwachtingspatroon. Je legt de lat steeds hoger, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat dit toch niet het ultieme is. De vragen “Wie ben ik ?” en “Wat zijn mijn verlangens ?” raken weggecijferd achter de som die er maandelijks bijkomt op de bankrekening. Maar burn-out is evengoed een sociaal probleem. Ook de verwachtingen die je in anderen gesteld hebt, spelen een grote rol. “Vandaar dat het fenomeen zo vaak voorkomt in de sociale sector”, zegt Lievrouw. “Het is interessant om na te gaan waarom mensen voor die job kiezen. Wat verwacht je van zo’n job ? Wil je graag gezien worden door de mensen met wie je werkt ? Is het belangrijk dat ze je dankbaar zijn, of dat je autoriteit uitstraalt ? Bij burn-out merk je nogal vaak dat mensen in die verhoudingen gekwetst raken.”

“Ik denk nu aan het voorbeeld van een opvoeder wiens gsm kapotgemaakt was door een jongen uit de instelling. Die jongen werd door de directie verplicht de schade te vergoeden. Zaak afgesloten, zou je denken. Maar voor die opvoeder was dat geen oplossing. Hij was immers gekrenkt in zijn erkenning als autoriteitsfiguur. Voor die man zouden verontschuldigingen veel meer betekend hebben dan dat geld. Op zich lijkt dat een futiliteit, maar dat soort incidenten stapelt zich op. Die job frustreert je voortdurend. Na een tijdje word je in je identiteit geraakt : de verwachtingen die je had over dat opvoeden blijken niet te kloppen. Op den duur raak je het ook moe te vluchten van dat gevoel dat je gekwetst bent door je job. Je hebt er zoveel voor over gehad, je bent zoveel verloren, en achteraf blijkt het allemaal zo futiel te zijn.”

Jonge werknemers branden vlugger

Juist door die structurele dimensie is de oorzaak van burn-out op het eerste gezicht niet zo makkelijk te achterhalen, geven de onderzoekers toe. Vanaf wanneer spreken we overigens van burn-out ? Wanneer gaat louter onvrede over het werk over in het syndroom ? En is het wel een ziekte ? Vanheule : “Burn-out is nog niet erkend als syndroom, maar men zou het er wel graag van maken. Het grootste probleem is dat de klachten binnen die drie grote categorieën zich bij iedereen anders uiten. Daarom spreken we voorlopig nog van een psychologisch probleem, een toestand die het eindpunt is van een stresssituatie waarin iemand zich – eventueel tijdelijk – bevindt.”

“Er bestaan natuurlijk wel objectieve criteria om iemands score voor burn-out te meten”, legt Vanheule uit. “Je kunt dat met gestandaardiseerde vragenlijsten. Uit ons onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat tien procent van de werknemers in de sociale sector in Vlaanderen een burn-out heeft. In Nederland wijzen de cijfers in dezelfde richting. Je kunt ook voortgaan op lichamelijke klachten : een verlaagd cortisolgehalte in het bloed, duizeligheid, vermoeidheid… Maar ook dat is niet sluitend. Iemand kan in een rouwproces perfect dezelfde klachten ontwikkelen. Belangrijker is het moment waarop de persoon dreigt af te haken. Er zijn veel werknemers die jarenlang doorgaan op automatische piloot en als een zombie functioneren. Gewoon omdat ze het voor zichzelf niet willen toegeven. Dat is ook niet evident : je slaagt er niet in aan je eigen eisen te beantwoorden. Veel mensen hebben daar een schuldgevoel over.”

Omdat het concept burn-out pas in 1974 is gelanceerd, is het ook moeilijk in te schatten of er een stijgende trend is. “Wat we wel weten,” zegt Vanheule, “is dat er een piekmoment is bij jonge werknemers van wie de verwachtingen nog erg hoog gespannen zijn, waarna de curve daalt om vervolgens geleidelijk te stijgen naarmate het einde van de loopbaan nadert. Bij oudere werknemers is het dan veeleer het gevoel water naar de zee te dragen, het besef dat al die jaren werken weinig hebben opgebracht. Maar het is nog te vroeg om vast te stellen of burn-out vaker voorkomt dan vroeger. Het zal altijd wel bestaan hebben, zolang mensen werken. Al was twee generaties geleden arbeid veeleer een manier om je brood te verdienen. Vandaag hebben we meer de neiging onze job als een prestigeproject te beschouwen.”

“Het hele fenomeen hangt ook nauw samen met de cultuurcontext”, vult Lievrouw aan. “Iedereen wordt tegenwoordig geacht zijn privé-ideologie te hebben. Het is een beetje de slogan van de liberale maatschappij : je bent de ondernemer van je eigen leven. Dat klinkt allemaal veelbelovend, maar het heeft ook een keerzijde. Je kunt zoveel kiezen, dat de angst om de verkeerde keuze te maken groter wordt. Je kunt shoppen van de ene job naar de andere, je hebt de vrijheid om je leven in te richten volgens de normen die je zelf verkiest. Maar je bent dan ook wel helemaal zelf verantwoordelijk wanneer het fout loopt.”

Therapie op de werkvloer

Vanheule : “Mensen verliezen hun grip op deze complexe wereld. Ze hebben eerst voor zichzelf een cocktail van verwachtingen gecreëerd, maar slagen er dan niet in de brokstukken bij elkaar te krijgen. Dat is een zeer kwetsbare structuur. Vroeger kon je schieten op de gevestigde waarden wanneer het niet lukte : je ouders, de kerk, de moraal. Vandaag ben je de architect van je eigen leven. Je hebt dus enkel aan jezelf verantwoording af te leggen.”

Als burn-out een structureel probleem is van niet-ingeloste verwachtingen op de werkvloer, moeten we de oplossing ook in die richting zoeken. Eens goed slapen of een dagje ertussenuit knijpen lost op termijn niets op. “Dat is het grote misverstand”, verzucht Lievrouw. “Mensen met een burn-out schakelen vaak over op een halftijdse job. Ze denken dat het wel beter zal gaan als ze het wat kalmer aan doen. Maar daarmee verander je de verhoudingen met je collega’s bijvoorbeeld niet.”

Daarom heeft ook medicatie absoluut geen zin. Anders dan bijvoorbeeld een depressie, is burn-out een puur psychologisch gegeven. “Helaas wordt ook hier erg snel gemedicaliseerd”, klaagt Vanheule aan. “Voor alles een pilletje.” Volgens de onderzoeker heeft het geen zin om artsen met de vinger te wijzen, want het zijn vooral de patiënten zelf die om antidepressiva of pijnstillers vragen. “Natuurlijk is het belangrijk dat artsen de psychische oorzaak van de lichamelijke klachten zien. Dan kunnen ze de patiënten snel naar de juiste hulpverlening doorverwijzen.”

Die hulp zit volgens de psychologen in psychotherapie. Lievrouw : “Opgebrande werknemers kunnen over hun verwachtingen reflecteren en ze eventueel bijstellen. Ze krijgen de kans om de teerlingen van hun leven opnieuw in hun handen te nemen, ze opnieuw te schudden en ze eventueel anders te werpen. Maar soms kan het al helpen gewoon de dingen eens uit te spreken. Voor henzelf is het meestal ook een raadsel waarom ze vastlopen. Door dat zo te analyseren, kunnen ze zich in het vervolg eventueel anders opstellen.”

Om diezelfde reden kan een groot percentage burn-out eigenlijk makkelijk voorkomen worden. Een goede personeelsbegeleiding, een contactpunt waar mensen terechtkunnen met hun frustraties op de werkvloer : het kan een sterk therapeutisch effect hebben. Vanheule : “Burn-out is vaak een signaal dat een organisatie vierkant draait. Sommige organisaties zijn gewoon onleefbaar om in te functioneren. Daarom zie je soms concentraties van klachten in bepaalde werkomgevingen. In organisaties waar een gezonde communicatiecultuur heerst, heb je doorgaans veel minder opgebrande werknemers.”

“Gelukkig”, besluit Vanheule, “is burn-out geen taboe meer. Maar de onderliggende reden is dat helaas nog wel. Het blijft moeilijk om te zeggen : ‘Het draait hier niet.’ Of : ‘Het beeld dat ik over mezelf en die job had opgebouwd, klopt niet.’ Ook voor werkgevers is het makkelijker om het op de werknemer te steken : ‘Hij laat het afweten’, in plaats van toe te geven dat de zaken verkeerd lopen. Dat veronderstelt een bereidheid in eigen boezem te kijken. Maar het weegt wel op. Voor al die opgebrande werknemers, maar ook voor de maatschappij op zich : alleen al omdat de kosten van zo’n pathologisch bedrijf in termen van werkverzuim immens zijn.”

Ine Renson / Illustratie Pieter Van Eenoge

“Je hebt de vrijheid om je leven in te richten volgens zelfgekozen normen. Maar je bent dan ook helemaal zelf verantwoordelijk als het fout loopt.”

“Paradoxaal genoeg zijn de grootste slachtoffers van burn-out uitgerekend mensen die gemotiveerd zijn, die een meerwaarde zoeken in hun werk.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content