Dat haar knieën niet meer zo goed meewillen, klaagt een iets oudere vriendin. “Prijs je gelukkig,” zeg ik somber, “bij mij is het de kop.” Hoe zoiets begint ? Aan de benzinepomp bijvoorbeeld. Honderden keren al moet ik blindelings de code van mijn tankkaart ingetikt hebben, maar die maandagmorgen zijn de bewuste vier cijfers ineens weg, foetsie, vakkundig gewist uit de voor codecijfers verantwoordelijke hersenkwab. Het koude zweet breekt me uit. “Vasculaire dementie”, flitst het door me heen, want die term heb ik onlangs nog gegoogeld. Van die geniepige infarctjes die hersenschade aanrichten zonder dat je daar op het moment zelf erg in hebt.

“Sorry, black-out, nog niet goed wakker”, mompel ik tegen de man achter mij aan de betaalautomaat, die alleen maar smeriger gaat kijken. Op goed geluk tik ik een paar cijfers in. Een 1 herinner me en een 8, maar dan ? En in welke volgorde ook alweer ? “Transactie geannuleerd”, laat de automaat weten. Lap, tankkaart geblokkeerd.

Van pure consternatie kom ik zelfs niet op de idee dat je in een benzinestation ook met een bankkaart kunt betalen, of zoals in de goede oude tijd cash. Hoe ver ligt Waarloos van Evere ? Toch geen vijftig kilometer zeker. Maar je zou er versteld van staan hoe snel kilometers op de teller voorbijsnellen als je brandstofmeter naar nul neigt. Puur op dieseldamp en wilskracht en met mijn ingewanden in de knoop haal ik een benzinestation op de Haachtsesteenweg.

En als het nu enkel codes en paswoorden waren die geregeld ongewettigd afwezig blijken in mijn bovenkamer. Hele hoofdstukken gekende leerstof zijn met de tijd verdampt. Zes jaar Latijn doorgeploeterd – het was niet eens mijn slechtste vak – maar nu slaag ik er nog nauwelijks in de tekst op standbeelden te ontcijferen.

En is er iets irritanter dan een huishoudnaam die je maar niet te binnen wil schieten ? Zoals onlangs, toen iemand het over de Carmina Burana van Hoffmann had. “Nee, niet Hoffmann”, wist ik. “Dat is die van de Vertellingen.” Maar van wie dan wel ? Een vraag die me een halve nacht uit mijn slaap hield. Machteloos worstelde ik met hoofdkussen en donsdeken, terwijl triomfantelijk het O Fortuna door mijn hersenpan schalde, maar de componist gaf koppig verstek. Opstaan dan maar, er zat niets anders op. Licht aansteken in de werkkamer en dan op handen en knieën naar de Larousse trois volumes en couleurs kruipen, om een mogelijk slapeloze achterbuur niet op het schouwspel van een zo goed als naakte vrouw in nood aan encyclopedische kennis te trakteren. Verrek, in de Larousse van 1965, een erfenis van een overleden nonkel, komt het lemma Carmina Burana niet voor. Zodat de laptop opgestart diende te worden, een proces dat nog langer leek te duren dan anders. Maar daar stond hij, zwart op lichtblauw, de naam van de vermaledijde schepper van de Carmina Burana. En als ik al het andere vergeten zal zijn, zelfs mijn eigen naam, zal ik met mijn laatste adem niet Rosebud prevelen, maar Orff, CARL ORFF !

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content