In hartje Brugge staan nog verrassend veel huisjes uit vervlogen tijden. Door hun sobere stijl hebben ze iets landelijks

. Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Loop je rond in de oude stad, dan zie je her en der nog heel wat lage, witgeschilderde huizen met dakkapellen en groene deuren en vensters. Ze lijken op begijnhofwoningen en de meeste ervan, ook dit pand, maakten effectief deel uit van een klein begijnhof of een convent, al dan niet verbonden aan een kloostertje. Het kan ook gaan om een zogenaamd ‘godshuis’, ooit opgetrokken met de centen van een rijkaard en bestemd om bejaarden of alleenstaande vrouwen te huisvesten. Het ging dus om een vorm van sociale huisvesting, of om wat je de arbeiderswoningen van vroeger zou kunnen noemen. Typisch Brugs zijn ze evenwel niet, want ze waren even talrijk in Antwerpen en Brussel, maar ze verdwenen in de meeste steden uit het landschap. Doordat Brugge in de negentiende eeuw amper een industriĆ«le revolutie meemaakte, bleven armelui deze huizen bewonen. Eenmaal opgeknapt zijn het aantrekkelijke en pittoreske woningen, klein van proportie, maar gezellig en organisch van structuur: het grondplan werd immers niet door een architect bedacht. Door hun sobere stijl hebben ze iets van een klein landhuis. Dat is precies de charme waarvoor ook de bewoner van dit pand is gevallen. De kleine schaal, de ouderwetse tuin met de rust van de Brugse binnenstad, zorgen voor een landelijke sfeer die je in geen andere Vlaamse stad kan opsnuiven.

Toch is het geen kleine woning. De eigenaar liet immers een tweetal huisjes met elkaar versmelten. Architect Jan Vandewalle heeft ze met een enfilade aan elkaar geknoopt. Zo kwam een comfortabele woning tot stand, zonder dat er achteraan moest worden bijgebouwd. Op die manier konden de verhoudingen van de achtergevel mooi worden bewaard. Ook de indeling werd gedeeltelijk gerespecteerd, want als basis dienen twee kamers op de gelijkvloerse verdieping, zoals dat ook vroeger gebeurde toen zo’n huis uit weinig meer bestond dan een kamer met een haard waarnaast een bedstede kon staan. Het wonen, leven en werken gebeurde grotendeels in Ć©Ć©n vertrek.

Deze woning kreeg twee nieuwe haardvuren, waarvan de stijl geĆÆnspireerd is op een voorbeeld uit het Brugse begijnhof. De grote haard van de woonkamer, met kleine grijze bakstenen, ook wel ‘klompjes’ of ‘muisjes’ genoemd, is eigenlijk al achttiende-eeuws van stijl. Maar de woning zelf is ouder, de ene vleugel is zestiende-eeuws en de andere zeventiende-eeuws. De balklagen zijn typisch voor hun tijd, met een constructie opgebouwd uit moer- en kinderbalken, waarop de plankenvloer van de eerste verdieping werd genageld.

De bouwheer is verzot op oude woningen en verkiest traditionele bouwstijlen boven de moderne architectuur. Daarom opteerde hij voor een historiserende aanpak zonder hedendaagse franjes. Vroeger werden wel meer huizen op die manier hersteld maar deze optie kent ook tegenstanders die vinden dat elke toevoeging een hedendaagse stempel moet dragen. Hedendaags is natuurlijk een relatief begrip, vermits ook moderne stijlen aan modetrends onderhevig zijn. Bovendien trekt een hedendaagse aanvulling steeds extra aandacht, waardoor de harmonie en de verhoudingen van zo’n oud huis toch wat worden ondergraven.

Ook de decoratie is antiek van inspiratie. Voor de vloer werden bijvoorbeeld geen klassieke Boomse terracottategels gebruikt, maar ongeglazuurde Marokkaanse zelliges. Ze werden, net als vroeger, met een heel fijne voeg gelegd, waardoor het effect van een oude vloer wordt benaderd. Voor de gehele betegeling werd een beroep gedaan op de collectie artisanale tegels van de Knokse tegelhandelaar Dominique Desimpel. Zo werden de wanden van de keuken met ambachtelijk vervaardigde witjes bekleed, wat voor een verfrissend lichteffect zorgt. De gehele decoratie is geĆÆnspireerd op ouderwetse interieurschilderijen die ons enfilades laten zien met een opeenvolging van donkere en lichte vertrekken.

De aankleding van het huis is nogal bijzonder van stijl. In plaats van met traditionele oudheden stoffeerde de bewoner het pand met Victoriaanse rariteiten, zoals neogotische kasteelluchters, verrekijkers, kalebassen en schildpadschilden: het soort objecten dat in een rariteitenkabinet thuishoort. Veel voorwerpen komen uit de verzameling van antiekdecorateur Jean-Philippe Demeyer die zich zelf graag met dergelijke voorwerpen omringt. De decoratie van de woonkamer is vrij zwaar, precies omwille van de intimiteit. Ook hier herinneren veel details, zoals de ingelijste spiegel, ons aan intimistische interieurschilderijen. De talrijke objecten en gravures prikkelen de nieuwsgierigheid.

In diezelfde geest werd de tuin aangelegd door de vermaarde en onlangs overleden tuinarchitect AndrƩ Van Wassenhove. Het binnentuintje, met bakstenen paadjes afgeboord met buxushaagjes, biedt een prachtig uitzicht op de witte achtergevel. Het tafereel doet denken aan een romantisch schilderij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content