‘Brussel natuurlijk’, zo luidt de slogan waarmee de hoofdstad haar parken wil promoten. Want voor al te veel pendelaars is dit nog steeds de stad van staal en beton. Op het gezapige ritme van de tram gingen we op zoek naar rust en groen.

Maandagochtend, negen uur. Op tram 44 geen norse gezichten van mensen op weg naar kantoor, maar wel vrolijk getater van Japanse en Duitse toeristen. Deze lijn van Tervuren richting Jubelpark staat dan ook bekend als de mooiste van Brussel. Hier geen lanen vol hoogbouw en stromen toeterende auto’s, maar alleen groen en natuur, overal waar je kijkt. Even is het moeilijk om je voor te stellen dat op dat moment nog steeds de ochtendfiles de stad binnenschuiven.

Brussel zou een van de groenste hoofdsteden van Europa zijn. En dat is wellicht het best te merken aan de kant van Tervuren, waar het Zoniënwoud diep de stad binnendringt. Het eerste park dat je vandaaruit tegenkomt, is dat van Woluwe. Een prachtig Engels landschapspark met heuvels, vijvers en massa’s watervogels. Er zijn plekken waar de stad enkel nog een ver gebrom is.

Net zoals de meeste parken danken we ook dat van Woluwe aan Leopold II, die van Brussel een grote, open, prestigieuze hoofdstad wilde maken. Grote stukken groen moesten er voor licht, lucht en ruimte zorgen. De betekenis van Leopold voor de stad kan nauwelijks overschat worden: bij het begin van zijn bewind was Brussel immers nog maar net uit zijn benepen middeleeuwse omwalling gebroken.

Het Woluwepark werd eind vorige eeuw aangelegd samen met de Tervurenlaan. De koning zelf had het liefst een majestueuze laan gezien die in een rechte lijn van het Jubelpark naar het domein van Tervuren liep, maar dat was buiten de wil van een aantal burgemeesters gerekend. En dat zij het been stijf hielden, heeft al menige automobilist mogen ondervinden in de venijnige bochtjes ter hoogte van het Vierarmenkruispunt. De macht van de burgemeesters van de verschillende gemeenten wordt ook nu nog vaak aangehaald als verklaring voor het soms schrijnende gebrek aan stadsplanning.

De koninklijke tuinarchitecten hebben hier dan weer wel hun hartje kunnen ophalen, want vlakbij liggen ook nog het Bronnenpark, het Parmentierpark (een cadeautje van Leopold aan Edmond Parmentier, zijn aannemer) en Hertoginnedal, waar het kernkabinet zich terugtrekt als de sfeer in de Wetstraat wat al te verhit wordt.

Een groene buurt dus, en ook niet van de goedkoopste, te oordelen naar de huizen en de auto’s die ervoor geparkeerd staan. Lange tijd is het gebied trouwens bedreigd geweest door dat autoverkeer: volgens plannen uit de jaren vijftig moest het oorspronkelijke tracé van de grote ring hier middendoor lopen. Daar is gelukkig niets van terechtgekomen. Dat betekent nog niet dat het Woluwepark een vrijplaats is voor fietsers en voetgangers, want grote delen ervan blijken toegankelijk voor auto’s. Fijn gaan picknicken met de wagen dus.

Ook de tramlijn van Tervuren richting Jubelpark kwam er op initiatief van Leopold. Toen in 1897 in het Jubelpark een wereldtentoonstelling georganiseerd werd, vond de vorst dat een prima gelegenheid om daar een tentoonstelling aan te koppelen over ‘zijn’ Congo (het Afrikaanse land was toen nog geen Belgische kolonie maar het persoonlijke bezit van Leopold). De tram moest voor een ‘snelle’ verbinding zorgen. Hoe snel dat wel ging, kun je nu nog ontdekken in Museum voor Stedelijk Vervoer: rammelende rijtuigen van bijna een eeuw oud doen elk weekend (niet in de herfst- en wintermaanden) de belle époque herleven op de oude route. Een must voor nostalgische zielen.

Het Jubelpark, een voormalig militair oefenterrein, werd aangelegd ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van België. De triomfboog was wel pas klaar in 1905, precies 25 jaar te laat. Bij de festiviteiten in 1880 moesten ze het stellen met een kleiner exemplaar opgetrokken uit hout en plaaster. Maar de boog die er nu staat, mag er dan ook wel best wezen. Naar verluidt, is hij tweemaal zo groot als de Arc de Triomphe en de paarden er bovenop zijn maar liefst zes meter hoog.

Door de megalomane bouwwerken en de strak symmetrische aanleg maakt het park een vrij sombere indruk. Bovendien komt er middenin de tunnel van de Wetstraat even lucht happen. Toch staat er achteraan, naast de Moskee van Brussel, een intrigerend neoclassicistisch gebouwtje. Alleen de naam al: Paviljoen der Menselijke Driften. Het werd gebouwd door Horta en biedt onderdak aan een kolossaal marmeren reliëf dat de menselijke passies uitbeeldt. Bij de opening in 1889 deed het werk zoveel stof opwaaien dat korte tijd later de deuren onherroepelijk dicht gingen. Sindsdien kan de geïnteresseerde bezoeker enkel een onkuise blik werpen door het sleutelgat. Of een bezoek aanvragen in het nabijgelegen Museum voor Kunst en Geschiedenis.

Volgende halte: de dierentuin van Brussel. Althans, dat was de oorspronkelijke functie van het Leopoldpark, maar wegens wanbeheer moest hij al na enkele jaren de deuren sluiten. De hokken van de wilde dieren hebben intussen plaatsgemaakt voor de gigantische gouden kooi van het Europees parlement. Hoog torent het spiegelpaleis boven de bomen uit. Een zicht dat door vele Brusselaars verfoeid wordt, maar zoals een Engelsman me ooit zei: “Zonder de Europese Unie zou Brussel gewoon een uitvergrote versie van Charleroi zijn.” Leopold zou de gebouwen in elk geval prachtig gevonden hebben. En dat de naar zijn vader genoemde Leopoldwijk ervoor moet wijken, had hij er graag bij genomen.

Richting centrum lopend, vermijd ik zorgvuldig de Béliard- en de Wetstraat. De nietsvermoedende wandelaar die op deze stadssnelwegen terechtkomt, loopt binnen de kortste keren een longoedeem en een acute depressie op.

Het Warandepark, tussen het parlement en het koninklijk paleis, ontgoochelt een beetje: door de restauratiewerken die er aan de gang zijn, ligt het er nogal rommelig bij en bovendien is dit het bekendste en dus ook het drukste park van Brussel. Op zonnige middagen is het bijna aanschuiven om erin te geraken. Dat is ooit wel anders geweest: eeuwen geleden was dit het privé-jachtterrein van de hertogen van Brabant, die in het toenmalige Kasteel van de Koudenberg resideerden, op het huidige Koningsplein. Waar nu onze volksvertegenwoordigers indommelen tijdens geanimeerde debatten over mestdecreten allerhande, zoefden ooit de onverbiddelijke pijlen van hertog Jan. Ook lang nadat het terrein in 1776 het eerste publieke stadspark van Brussel was geworden, waren onze vorsten niet te beroerd om stukjes ervan in te lijven voor eigen gebruik. Met name de onvermijdelijke Leopold II vond dat hij absoluut een voortuin nodig had als buffer tussen hem en zijn onderdanen.

Ook de nabijgelegen Kruidtuin heeft in de loop van zijn bestaan letterlijk heel wat terrein moeten prijsgeven. Toen na de Eerste Wereldoorlog de collectie van de botanische tuin, die nog was aangelegd in opdracht van Willem I, te uitgebreid was geworden, verhuisde ze naar de Nationale Plantentuin in Meise. Grote infrastructuurwerken deden daarna de rest: het park verdrinkt tussen de kantoortorens, voor de ondertunneling van de kleine ring moest een grote strook worden opgeofferd en net achter de bomen komen de treinen omhooggedenderd uit de noord-zuidverbinding. Bovendien wordt de tuin in tweeën gesneden door de St.-Lazaruslaan.

Een parkje dus waar horen en zien vergaat. En dat is jammer, want de plek heeft echt wel charme. Vooral de oude serres weten te bekoren. Het goede nieuws is dat de gebouwen sinds een aantal jaren onderdak bieden aan Le Botanique, het cultureel centrum van de Franse Gemeenschap. Cultuurliefhebbers doen er goed aan de agenda in het oog te houden, want er is altijd wel iets te zien of te horen wat de moeite waard is.

De tram brengt me naar de laatste halte van de dag: het park van Laken. Als ik naast het Atomium, om redenen die er verder niet toe doen, even het struikgewas in duik, stoot ik op een antiek Romeins theater. Even flitsen jongensdromen over grote archeologische ontdekkingen door mijn hoofd, maar de waarheid is veel prozaïscher. Naar aanleiding van Expo ’58 werd tegen een helling in het bos een halfrond theater aangelegd dat enkele jaren geleden werd gerestaureerd: het Groentheater. Enorme loofbomen waar het Atomium boven uittorent, een mooier decor kan men zich niet indenken.

Een tegenvaller van jewelste is dan weer dat andere theater in het park. “Wilt u ook een opname in het Amerikaans Theater bijwonen, bel dan onmiddellijk na de uitzending”, zo klonk het in de televisieshows van mijn kinderjaren. Tot mythische proporties was dat gebouw in mijn fantasie uitgegroeid: veel glas, licht en blinkend chroom, doordrongen glitter en glamour. Een plek waar limousines geruisloos voorreden en waar helden als Luc Appermont en Zaki via de rode loper binnenliepen. Het afgeleefde gebouw dat ik aantref, lijkt in niets op mijn droom. De gemiddelde Belgische supermarkt is een esthetische hoogvlieger in vergelijking met dit onding.

Aan de ander kant van het park stop ik nog even bij het bronnetje van Isabella. Elke week kwam de aartshertogin te voet vanuit het centrum hierheen om te bidden voor een talrijk nageslacht. Als haar wens was uitgekomen, dan had de Belgische geschiedenis waarschijnlijk een heel ander verloop gekend. Ze had immers van Filips II, haar vader, de belofte gekregen dat onze gebieden onafhankelijk zouden worden van Spanje als ze voor een opvolger kon zorgen. De Saksen-Coburgs hier wat verderop mogen van geluk spreken.

De zomerwandeling voor Knack-lezers van de Dienst Onthaal en Promotie beperkt zich tot het centrum en focust op de stadsvernieuwing tussen de Kunstberg en de kanaalzone. (Zie ook p. 29)

Bier met noten

Naast een aantal prestigieuze zalen zijn er in Brussel ook heel wat cafés waar je af en toe een leuk concert kunt meepikken. Enkele interessante zijn El Metteko (Anspachlaan 86-88), Bizon (Karperbrug 7), Kafka (Zwarte Lievevrouwstraat 6) en Makin’ Whoopee (Koninklijke Sint-Mariastraat 65, Schaarbeek).

Ondergronds

Kunst in de metro: een vijftigtal metrostations zijn versierd met kunstwerken. Brochure bij de Dienst voor toerisme (stadhuis Grote Markt).

Recyclart: leuk project onder treinstation Kapellekerk. Ze organiseren tentoonstellingen, concerten en fuiven, versieren de stationshal en tunnels onder de sporen met ‘muurschilderingen’ en dies meer (Station Kapellekerk, Ursulinenstraat 25, 1000 Brussel).

Riolenmuseum: museum met een geurtje onder de Anderlechtsepoort. Enkel rondleidingen ( Tel. 02-513 85 87).

Paleis van de Koudenberg: overblijfselen van het hertogelijk kasteel onder het Koningsplein.

Multiculinair

Aziatisch: Rêves d’Asie, Thais-Vietnamese keuken. J. Van Praetstraat ?, 1000 Brussel.

Turks: Metin, Haachtsesteenweg 94, 1030 Brussel. Er zijn veel goede Turkse restaurants in deze buurt.

Italiaans: Senza Nome, Koninklijke St.-Mariastraat 22, 1030 Brussel.

Marokkaans: La Khaima, Waversesteenweg 1930, 1160 Brussel.

Belgisch: Mon Village, Kroonveldstraat 6, 1012 Brussel.

Jan Haeverans / Foto’s Lies Willaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content