Veel treurnis verschuilt zich dezer dagen tussen de gedrukte kolommen in de krant. De varkenskop, bijvoorbeeld, die Bart De Wever op zijn oprit vond. Geen leedvermaak voel ik daarbij, mijn sympathie gaat uit naar slachtoffers van laffe dingen allerhande : van naamloze brieven over kliktelefoontjes en muurspionnen tot hogere btw-voeten.

Eens, toen de dieren nog broccoli kookten en ik mij de ziel uit het lijf pende voor de grootste krant van het land, kreeg ik een papier toegestuurd waarop met hanenpoten en spelfouten iets hatelijks geschreven was. Ik kan mij niet herinneren wat. Wel zie ik nog de bruine substantie die aan het papier kleefde, onwelriekend en stroachtig. Het kattebelletje ging rond door de redactielokalen en mijn collega’s en ik kwamen al vlug tot een slotsom : het goedje dat eraan plakte, was niet alleen in figuurlijke zin, maar ook letterlijk uit een onderbuik afkomstig. Iemand had zich de kont afgeveegd aan dat vod, om het vervolgens in een enveloppe te proppen, daar een Albertje op te plakken en het geheel op de bus te doen, met een gevoel van vervulling ongetwijfeld. Ik had een lezer tegen de haren in gestreken, op een manier die geen wederwoord verdiende maar het inzetten van uitwerpselen.

Dat was in 2004 of daaromtrent, toen de wereld er nog bijlag als een bucolische alpenweide, vol gezangen van meisjes en klokken die klepperden rond de nekken van dartele berggeitjes. Mijn bijdrage van toen ging geloof ik over huisjesmelkerij. Een jaar of acht later staan er wel andere dingen in de krant die mensen op de darmen kunnen werken. De jobstijdingen bijvoorbeeld van het ter ziele gaande Ford Genk. Een ramp zonder weerga, verzekert mij iedereen die de situatie ter plaatse kent. Ik heb met de arbeiders te doen, hoewel ik het een spookachtige gedachte vind dat hun ontslag zou moeten leiden tot brugpensioen op vijftig. Het is een op hol geslagen samenleving waarin iemand óf auto’s in elkaar moet schroeven, óf met brugpensioen moet, zonder dat daar ook maar de geringste andere inzetbaarheid tussenin ligt. Veel bewoners van rusthuizen zouden wat blij zijn met een stoere arbeider die eens per week een praatje met hen kwam maken, om vervolgens met liefde hun rolstoel door de herfstige straten te douwen. Maar zulks past natuurlijk niet in de ijzige logica van de vrije markt.

Onzichtbaarder en eenzamer zijn de individuele slachtoffers van de crisis die ik ken, de fotografen, vormgevers en redacteuren van uitgeverijen die hun inkomen van de ene dag op de andere zien verdampen, zonder iets wat zelfs maar lijkt op sociale bescherming. Je voelt het in het straatbeeld : mensen zijn bang en sparen zich te pletter. Elke dag komt het wat dichterbij, elke dag is het wat meer elk voor zich en God tegen allen. Zelfs het aantal meldingen van partnergeweld schijnt sinds 2000 verviervoudigd.

Wie de moed heeft ze te lezen, verneemt uit de krant nog andere onthutsende feitelijkheden. “Begin vorige eeuw verdiende een baas dertig tot veertig keer meer dan de minst betaalde arbeider”, lees ik in een interview met Paul Jorion, opiniemaker en zelf ex-bankier. “Vandaag is dat 450 keer.”

En ook : “Tussen 2007 en 2012 ging negentig procent van de rijkdom die werd gecreëerd naar de één procent superrijken. Een kleine bovenlaag heeft zoveel centen dat ze niet meer weet wat met al het geld aan te vangen. Ze speculeert er dan maar op los, waardoor ze de hele wereldeconomie ontwricht.”

En ten slotte, het meest verontrustend misschien : “We weten toch wat er in de jaren dertig is gebeurd. Als de situatie ontaardt, is het niet uitgesloten dat er een nieuwe Hitler aan de macht komt. De machthebbers strooien de publieke opinie zand in de ogen en spelen een gevaarlijk spel.”

Niet dat ik nog zo hoog oploop met die zogenaamde ‘publieke opinie’. Een flink deel daarvan schijnt niets harder te verafschuwen dan alles wat zelfs maar lijkt op gelijkheid. De ‘gewone man’ smult van rubrieken als De dikste jachten ter wereld, bewondert wie de boel belazert en koestert de stille hoop ooit Euro Millions te winnen, en zelf die ene zilverrug te worden die met alle vrouwtjes kan paren. In de meesten van ons schuilt een opportunist, die wat hij gekocht heeft het liefst verpatst voor vijf keer wat hij er zelf voor betaalde.

Escapistisch als ik ben, droom ik van een bestaan waarin een substantiële rol is weggelegd voor bijenkorven, prikkelpopjes en kippen met vrije uitloop. Ver weg van de binnenring en van het Stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag, zoals het brugpensioen officieel heet, in dat jargon waarin niemand zich thuisvoelt.

“Als het echt te erg wordt, pak ik mijn gitaar en ga ik in de metro spelen. Dat is mijn sociale zekerheid.” Die uitspraak, die ik geweldig stoer vond, werd uit de mond van Roland opgetekend.

Jean-Paul Mulders

De ‘gewone man’ koestert de stille hoop ooit Euro Millions te winnen, en zelf die ene zilverrug te worden die met alle vrouwtjes kan paren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content