Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

De laatste zomerwandeling voert zowel langs het klassieke toeristische circuit als langs minder bekende plekjes van de historische binnenstad. Dat verstilde Brugge krijgt vandaag onze aandacht.

PIERRE DARGE

FOTO’S : JAN VERLINDE

Bruggelingen die niet in de commercie zitten, zijn niet zo dol op de toeristen die ’s zomers de stad overrompelen, haar ritme vertragen, haar stilte verbreken, kortom, de oude stad uit haar evenwicht brengen. Dat heeft niet alleen met het aantal toeristen te maken, maar ook met de geringe omvang van de stad én met het feit dat toeristen hardnekkig hun ontdekkingsdrang tot een handvol straten beperken. Omdat zich daar de bekende trekpleisters-van-de-postkaarten als het belfort, de Dijver, het begijnhof en het minnewater bevinden. Daarbuiten liggen andere schatten, weggeborgen in verstilde wijken. Tussen de Sint-Annakerk en de Kruisvest rusten negentiende-eeuwse herinneringen als het geboortehuis van Guido Gezelle, of overleven tradities die tot de middeleeuwen teruggaan : twee beroemde schuttersgilden en een café dat van zichzelf beweert het oudste van het land te zijn.

Aan de gekasseide Rolweg vindt men het Gezellemuseum, eigenlijk een oude hofstede met een uitgestrekte tuin, tijdens de vorige eeuw eigendom van de welgestelde Bruggeling Theodoor Vande Walle die voor het onderhoud ervan een beroep deed op ene Pier-Jan Gezelle. Die kreeg in ruil voor zijn gezin de keuken, de voute-kamer, de kelder, een schuur en een stukje van de tuin ter beschikking. Daar werd op 1 mei 1830 Guido Gezelle geboren. Hij bleef er wonen tot 1849, toen de familie naar een ander pand in dezelfde straat verhuisde. Sinds 1926 worden er herinneringen aan de dichter samengebracht, vindt men er negentiende-eeuwse foto’s en een schilderij van Edward Wallays uit 1880 dat een beeld geeft van de stad tijdens de vorige eeuw. De dichteres Christine D’Haen begroef er zich enkele jaren om orde op zaken te stellen in het archief. Daar worden nu handschriften bewaard, inktpotten, pennen en pijpen, maar ook één van Gezelles beroemde woordentassen waarin hij op fiches genoteerde woorden en uitdrukkingen uit het dialekt bewaarde, evenals een prachtig portret van Hendrik De Graer. Het museum, waar slapende katten de stoelen bezet houden, geeft een idee van de vroegere eenvoud van het leven aldaar. Maar beroemder nog is de tuin, het uitverkoren plekje van Bruggelingen die rust en stilte weten te appreciëren. Onder de reusachtige zwarte den houdt de dichter het bezoek in de gaten. De achtergrond wordt ingevuld door wit en donkergroen geschilderde ramen, door het torentje van de Sint-Sebastiaansgilde en de Sint-Janshuysmolen, één van de negen molens die ooit de vestingen kleur en perspektief gaven. Om de hoek, in de Carmerstraat, ligt het klooster van Nazareth in de volksmond het Engels klooster waar Gezelle rector was en er een paar weken voor de eeuwwisseling overleed.

Het museum wordt als het ware omklemd door twee schuttersgilden. De Koninklijke en Prinselijke Hoofdgilde Sint Joris Stalen Boog is een van de weinige kruisbooggilden in ons land, én de enige waar zowel op de pers (36 meter hoog) als op het doel (20 meter ver) kan worden geschoten. Daardoor kunnen de leden zowel ’s zomers als ’s winters aan de slag om er de tradities van hun voorgangers in ere te houden. Kruisboogschutters waren al in de dertiende eeuw aktief in Brugge, waar ze zoals elders de orde binnen en buiten de stad handhaafden. In tijden van oorlog vormden ze een keurkorps van het leger en de leden van deze gilde maken met enige fierheid melding van het feit dat deze gilde zich onder meer tijdens de slag der Gulden Sporen verdienstelijk maakte. Toen de vuurwapens ten tonele verschenen, richtten de kruisboogschutters zich op vredelievender doelen, gingen op bezoek bij andere gilden en probeerden uit te blinken in de vele tornooien. De Sint-Jorisgilde is niet alleen de oudste kruisbooggilde van het land, ze bezit ook een prachtig schietterrein in het stilste deel van de stad en een eed-kamer waar de kruisbogen van de leden, diverse kunststukken en een muur vol portretten van de hoofdmannen bewaard worden. In het Gulden Boek vindt men de handtekeningen van alle Belgische vorsten. Bovendien kan men er na afspraak door de huisbewaarder (met onvervalste Brugse tongval) wegwijs worden gemaakt in de gebruiken van deze aparte klub waar een paar leden nog zelf instaan voor de produktie van de wapens van hun konfraters.

Op een boogscheut daarvan vindt men de Koninklijke Hoofdgilde Sint-Sebastiaan waarvan het sierlijke zestiende-eeuwse torentje zo vaak in beeld is gebracht en waar een wat meer aristokratische sfeer heerst. De conincx kamer oogt rijk en overweldigend, met geschilderde portretten van de diverse hoofdmannen, kleine bronzen kanonnen en een achttiende-eeuwse marmeren schouw, bekleed met het gedenkteken van de Engelse koning Karel II. Verbannen uit eigen land, genoot hij onderdak en bescherming in Brugge en werd er lid van de handbooggilde die de band met het Engelse hof is blijven onderhouden : de Engelse koningin is nog altijd het enige vrouwelijke lid van de gilde. In het museum rusten talloze schatten, waaronder een zilveren pronkbeker die in 1897 door koningin Victoria werd geschonken. Minstens even indrukwekkend is midden in de binnenstad de klad groen waar de staande wip staat opgesteld en die door een beschermd pad verbonden is met een wit paviljoentje waar dorstige schutters kunnen worden opgevangen. Leden van de Brugse burgerij vinden het nog altijd een hele eer om tot de gilde te worden toegelaten en worden in de stad dan ook met enig respekt behandeld.

Wie met een wat eenvoudiger stuk autentieke hedendaagse Brugse realiteit wil kennis maken, moet in de Bleekersstraat binnenlopen in het Café Vlissinghe dat wel eens het oudste café van het land wordt genoemd. Vast staat dat het pand in 1583 werd opgeknapt en omgebouwd tot herberg en dat sindsdien onafgebroken is gebleven. Het huidige interieur stamt wel uit de vorige eeuw. Toen brouwer-eigenaar Leon De Meulemeester in 1869 de leiding van zijn vaders brouwerij overgenomen had en een nieuw procédé van ondergisting ontwikkeld had, wilde hij de nieuwe bieren via aantrekkelijk ogende cafés in de belangstelling brengen. Vrijwel onmiddellijk werd de Vlissinghe de afspraakplaats voor kunstenaars en intellektuelen die zich, na geanimeerde diskussies rond de bolbaan in de tuin (de oudste en langste van de stad), verzamelden aan de toog. Die bolbaan staat ook centraal op het schilderij van Antoon Joostens dat een van de blikvangers van de herberg is gebleven. Daarop staat de brouwer samen met zijn belangrijkste gasten afgebeeld, terwijl de schilder door een raampje en gewapend met schetsboek, het tafereel gade slaat. De bolbaan is verdwenen maar voormalig uitbater Omer Minnebo is nu via zijn dochter Monique aan een soort come-back begonnen : hij effende een pétanquehoek, zorgde voor de bloemen in de tuin en probeert de Bruggelingen die een paar jaar geleden nog het gros van de klandizie uitmaakten maar afgeschrikt werden door de wereldse allure van de nieuwe uitbater, terug te halen. Vooral ’s winters is de Vlissinghe een oergezellige kroeg. De Brugse buizenstoof die evenals de typische lange tafels en een groot deel van de schilderijen uit de vorige eeuw dateert, zorgt voor een unieke sfeer. Toen de vereniging Kunst genegen die onder leiding van schilder Flori Van Acker dichters, schilders en beeldhouwers samenbracht er in 1894 werd opgericht, kregen de artiesten de beschikking over een aanpalend gebouwtje dat ze naar eigen inzichten mochten aankleden. De vroegere vergaderzaal van Kunst genegen kreeg in de volksmond de naam ’t museetje mee en werd een paar jaar geleden door Omer Minnebo heropend en door het stadsbestuur samen met het café prompt als bezienswaardigheid voor de monumentendag ingeschreven. Bij echte Bruggelingen werd dat als een voorteken gezien van de klassering van de Vlissinghe waar zovelen naar uitkijken.

Wie in schoonheid en waardigheid het bezoek aan het onbekende Brugge wil beëindigen, moet nog even stilletjes kuieren langs de Sint-Annarei waar de film Bruges la Morte werd gedraaid, om via het Sint-Annakwartier te belanden bij de hoogst merkwaardige Kerk van het Heilig Kruis en van het Heilig Graf, in de stad omschreven als de Jeruzalemkerk. De bouw van de kerk was een privé-initiatief van humanist Anselm Adornes, een welgestelde Brugse zakenman van Genuese afkomst. Hij liet het gebouw ter gelegenheid van zijn pelgrimstocht naar Jeruzalem optrekken, naar het voorbeeld van de Heilige Grafkerk in Jeruzalem. De gebrandschilderde ramen die de leden van de familie Adornes met hun patroonheiligen voorstellen, zijn de oudste van de stad. Midden in het interieur dat een zekere huiselijkheid uitstraalt, trekt de tombe van het echtpaar Adornes alle aandacht. Wat de Bruggelingen liet besluiten dat de kerk eigenlijk het grootste grafmonument van de stad is. Anselm Adornes liet naast de kerk ook een groot woonhuis bouwen en twaalf godshuizen waar behoeftige families konden wonen. Zes van die huizen trotseerden de tijd en bieden nu onderdak aan het Kantmuseum.

Aan het andere eind van de Balstraat werden acht zeventiende-eeuwse godshuisjes omgevormd tot het merkwaardige museum voor Volkskunde, waar men een beeld krijgt van het Brugse stadsleven in armoediger tijden en waar geregeld een spekkenbakker demonstraties geeft. Eén pand wordt ingenomen door café De Zwarte Kat, zodat wandelaars en passanten er even op adem kunnen komen en bij een pint nakaarten over het pas ontdekte, verstilde Brugse stadsdeel.

Het Gezellemuseum aan de Rolweg is van 1 april tot 30 september elke dag geopend, van 9 u.30 tot 12 u. en van 12 u.45 tot 17 u. Van 1 oktober tot 31 maart blijft het museum op dinsdag gesloten. Bezoeken aan de Sint-Jorisgilde worden op afspraak georganizeerd (050/33.54.08), terwijl de gebouwen van de Sint-Sebastiaansgilde op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag kunnen worden bezocht, tussen 10 en 12 en tussen 14 en 17 u. Het stedelijk museum voor Volkskunde is elke dag open, van 9 u.30 tot 17 u., de Jeruzalemkerk en het Kantmuseum blijven alleen op zondag dicht. In de week kan men er van 10 tot 12 en van 14 tot 18 u. terecht, ’s zaterdags tot 17 u. In café Vlissinghe kan men van 14 u. tot 1 of 2 u. ’s morgens terecht. Op zondag is de kroeg al om 12 u. open, op dinsdag wordt er niet geschonken.

De avond valt over de Spiegelrei : een van de vele stillere plekjes die Brugge nog koestert.

Het Gezellemuseum aan de gekasseide Rolweg : herinneringen aan een groot dichter.

De “Vlissinghe” : het 19de-eeuwse interieur van “het oudste café van het land” bleef grotendeels bewaard.

De tuin van de aristokratische schuttersgilde Sint-Sebastiaan vormt een indrukwekkende klad groen midden in de stad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content