BROERS IN DE NACHT

Stef Aerts (rechts) : wit T-shirt, Replay. Jeanshemd, G-Star. Zwarte broek, The Suits. Sneakers, Svnty. Tom Vermeir : wit T-shirt met mierenprint, Paul Smith. Zwartleren jasje, Essentiel. Zwarte broek, McGregor. Zwartleren veterschoenen, Church's (Met dank aan café Charlatan in Gent). © Fred Debrock

Stef Aerts en Tom Vermeir maken het Gentse nachtleven onveilig in ‘Belgica’, de nieuwe film van Felix Van Groeningen. Een dubbelgesprek over stoom aflaten, een personage loslaten en vrienden de waarheid zeggen.

Was het bij jou ook laat gisteren ?” Stef Aerts beantwoordt de vraag van Tom Vermeir met een veelzeggende blik wanneer we met de heren afspreken in Gent. Het duo – de een theatermaker bij het hippe gezelschap FC Bergman, de ander theateracteur en in een vorig leven muzikant bij rockgroep A Brand – schittert dit voorjaar in Belgica, de vijfde langspeelfilm van Felix Van Groeningen.

De regisseur van onder meer De helaasheid der dingen en The Broken Circle Breakdown en coscenarist Arne Sierens vertellen deze keer het onheilspellende verhaal van twee broers die samen een alternatief danscafé runnen, maar bijna ten onder gaan aan het succes en onderweg hun idealen moeten loslaten. Inspiratie vond Van Groeningen in de geschiedenis van de Charlatan, de zaak op de Gentse Vlasmarkt die ooit werd uitgebaat door zijn vader en door Luc De Vos “de oertempel” werd genoemd. Het resultaat is een visueel en muzikaal bezwerende trip in het nachtleven, gedragen door de vertolkingen van Aerts en Vermeir, een opzwepende soundtrack van David en Stephen Dewaele van Soulwax en euforische uitgaansscènes die de New Yorkse Studio 54 op een theekransje doen lijken. Van Groeningen ontving voor Belgica trouwens al een regieprijs op het jongste Sundance Film Festival. Bovendien is het de eerste Belgische film waarvoor Netflix de wereldwijde rechten kocht.

“Anderhalf jaar geleden waren Tom en ik nog vreemden voor elkaar”, steekt Aerts van wal. “Ook de hele hype rond A Brand heb ik gemist, want als puber luisterde ik naar drum-‘n-bass en loungemuziek.” – “Goede smaak heeft niets met leeftijd te maken, Stef”, reageert Tom met een knipoog.

Is jullie hechte band in de film dan puur acteerwerk of was er meer aan de hand ?

Vermeir : Stef en ik moesten van nul een soort van broederrelatie opbouwen, maar dat ging heel snel. Omdat we allebei uit het theater komen en op dezelfde beeldende manier met ons vak bezig zijn, maar ook omdat Felix veel tijd uittrekt voor repetities. Alles samen hebben we toch twee maanden gerepeteerd. Toen de opnamen startten, waren we dus goed op elkaar ingespeeld.

Aerts : Achteraf bekeken was het een meevaller dat Felix pas vier weken voor de draaiperiode besliste dat we de film in het West-Vlaams zouden opnemen. Als Kempenaar zag ik dat niet meteen zitten, maar het betekende wel dat Tom als het ware mijn mentor werd. Als Koksijdenaar kon hij onze dialogen snel naar het West-Vlaams vertalen en sprak hij het hele scenario voor mij traag in dialectvorm in. Door die intense samenwerking zijn we een echte tandem geworden.

Vermeir : Vergeet onze pedagogische studiedagen in de Charlatan niet (lacht).

Voor Tom was het wellicht een uitdaging om in te vallen voor Matthias Schoenaerts. Die koos uiteindelijk voor een project in de Verenigde Staten.

Vermeir : Daar heb ik zo weinig mogelijk bij stilgestaan. Ons met elkaar vergelijken heeft geen zin : Matthias staat al ver in zijn carrière, terwijl ik nog maar aan mijn filmdebuut zit. Bovendien zijn er geen fysieke gelijkenissen, al wordt daar wel aan gewerkt (lacht). Verder kon Matthias zich niet vrijmaken voor Belgica en ik wel – veel zinnigs kan ik daar dus niet over zeggen.

Aerts : Je doet anders wel je best.

Vemeir : Ik ben uiteraard blij dat Felix zoveel vertrouwen in me had. Toen ik hoorde dat hij werkte aan een film over de Charlatan, wilde ik daar ook heel graag bij betrokken zijn. Ik ging er zelf vaak op stap, ik stond er als muzikant veel op het podium – met een bijrol als portier zou ik al blij geweest zijn (lacht).

Volgens de uitgaansscènes waren er tijdens de opnamen wel wat wilde nachten.

Aerts : Dat valt mee hoor. De meeste van die scènes spelen zich binnen af en konden dus overdag in scène gezet worden. Op 45 draaidagen hebben we hooguit een week ’s nachts gedraaid.

Vermeir : Alle bands in de film speelden live tijdens de opname, maar verder is het feestgewoel nep. Niemand was echt dronken. Dat kan ook niet als je met zoveel figuranten werkt. Misschien heeft iemand weleens een flesje alcohol in zijn binnenzak gesmokkeld. Uiteindelijk moesten die mensen urenlang uit hun dak gaan op water en cola (lacht).

Aerts : Dat alles er zo geloofwaardig uitziet, is mee te danken aan Wannes Destoop, die instond voor de figuratieregie. En aan onze geluidsman Jan Deca. Normaal gezien laat men vóór de opname van een uitgaanscène wel even muziek horen, maar wordt die tijdens het draaien zelf afgezet. Meestal staan figuranten dus in stilte alsof te doen. Bij ons stond Jan niet alleen in voor het geluid, maar speelde hij ondertussen ook voor dj. Zelfs tijdens scènes met tekst liet hij toch zachtjes muziek horen om de ambiance erin te houden.

Zijn jullie nachtraven ?

Aerts : Zie je dat niet ? (lacht) Ik ga graag op stap met vrienden en dan ga ik al eens over mijn limieten, maar als theatermaker heb ik er vaak gewoon geen tijd voor. Zeker niet tijdens repetitie- of draaiperioden : die vallen moeilijk te combineren met een caféverslaving. Idem bij een filmproject als Belgica. Na afloop van een draaidag ben ik kapot en heb ik weinig zin om door te zakken.

Vermeir : Voor mij is het alles of niks : of ik ben gedisciplineerd met mijn werk bezig, of ik vlieg er stevig in. Dat heb ik ook nodig. Af en toe de tsjoep eraf halen en de duivel uitdrijven : ik denk dat veel mensen in onze sector daar wel nood aan hebben.

Als zanger en gitarist van A Brand hebt u uw portie wel gehad ?

Vermeir : Een optreden voor tienduizend of meer fans is een adrenalinekick – dan ben je zo opgedraaid dat je niet meteen in je bed kunt kruipen. Onze repetities waren echter een nine to five job. Bovendien kenden we al bij al bescheiden succes en was ik op dat moment ook geen twintiger meer. Dat kun je niet vergelijken met een band als The Kooks, gasten die wereldsterren werden op hun achttiende. Dan is succes een vergiftigd geschenk : voor je het weet denk je dat je God op aarde bent en zeg je ja tegen elke verlokking.

Aerts : Is er in de rockwereld ook niet een beetje sprake van mythevorming ? Als zelfs iemand als Tom Waits al een stemcoach heeft om die typische grain te behouden.

Vermeir : Veel muzikanten spelen ook maar een rol hé. Bij een theatervoorstelling beseft het publiek wel dat je in het dagelijkse leven niet dat personage bent, bij muzikanten al veel minder. Alsof Daan thuis dagen aan een stuk in een wit kostuum rondloopt (lacht). Hetzelfde met Arno. Als die zijn hele carrière zat was geweest, had die het niet ver geschopt.

Jullie personages in Belgica kunnen geen maat houden. Kennen jullie dat beroepshalve ook ?

Vermeir : Ik moet zeggen dat theaterrollen toch behoorlijk onder mijn huid kruipen. De voorbereidingsperiode is altijd een zoekproces, maar naarmate de première dichterbij komt en het personage begint in te dalen, ga ik er zelf steeds meer op lijken. Ook nu heb ik toch bijna drie maanden als een baldadige vent rondgelopen. Voor mij was het een geweldige ervaring om zo diep in dat personage te kruipen, maar voor mijn vriendin was het een hel. Al weet ik ook niet meteen hoe je dat zou kunnen vermijden. Als je twaalf uur per dag in het vel van zo’n personage zit en de opnamen ook nog eens vlak bij je eigen appartement doorgaan, dan kun je thuis niet zomaar de knop omdraaien.

Aerts : Dat obsessief inleven in een personage herken ik helemaal. De eerste dagen na een slotvoorstelling of de laatste draaidag valt er fysiek echt iets van mij af, een heel vreemde gewaarwording. Alsof ik dan pas merk hoe hard ik er al die tijd heb ingezeten.

Vermeir : Die dunne grens tussen plezier maken en jezelf verliezen was voor mij ook een van redenen waarom het verhaal me aansprak. Ik ben nu zelf op een leeftijd dat de feestneuzen in mijn omgeving stilaan in twee groepen uiteenvallen : zij die hun shit min of meer bij elkaar krijgen, en anderen die van geen ophouden weten.

In Belgica wordt de vriendschap tussen de broers behoorlijk op de proef gesteld. Wat is jullie ervaring daarmee bij FC Bergman en A Brand ?

Aerts : In zee gaan met vrienden is heftig en heerlijk tegelijk. Voor mij is er niets mooier dan dingen van schoonheid te creëren met mensen die je beste vrienden zijn – Marie (Vinck) is dan ook nog eens mijn lief. Anderzijds moet je ook eerlijk kunnen zijn met elkaar en zeggen hoe je de dingen ziet – hoe hard dat ook mag zijn, en hoe graag je elkaar ook ziet. In het begin waren we daar voorzichtig in, maar uiteindelijk schiet je daar niets mee op. Elkaar sparen heeft ook iets onechts en onrespectvols. Uiteraard stralen meningsverschillen af op je privéleven, maar in ons geval maken ze onze vriendschap ook altijd sterker.

Vermeir : Ik vind het straf hoe jullie dat doen. En hoe jullie dat volhouden, want ik ben erachter gekomen dat ik maximaal tien jaar intens met dezelfde mensen kan samenwerken. Ik weet dus hoe pijnlijk het is wanneer je moet zeggen dat je een gezamenlijke droom niet langer ondersteunt. Dat heb ik twee keer meegemaakt : eerst bij Gordijnen voor Konijnen, de toneelgroep die ik 1996 oprichtte met Wouter Bruneel en Koen De Ruyck, en later bij A Brand. Al moet ik er meteen bij zeggen dat de vriendschap in beide gevallen sterker was dan de ontgoocheling dat het voor mij op was. Met Dag Taeldeman en Frederik Heuvinck van A Brand maak ik momenteel trouwens een voorstelling rond Chet Baker.

Stef, FC Bergman staat bekend om zijn straffe scenografie. Zo installeerden jullie al een zwembad in de Bourlaschouwburg en bouwden jullie vorig jaar de Rubenszaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen na. Herkent u de onbezonnenheid van Jo en Frank in Belgica ?

Aerts : Het klopt dat de dingen soms wat uit hun voegen barsten en ons boven het hoofd dreigen te groeien, maar het is een misverstand dat we onbezonnen te werk gaan. Op de schaal dat wij werken, is dat onmogelijk.

Vermeir : Speelt er ook bij jullie geen emotionele factor ? Dat je iets doet omdat je het nu eenmaal moet doen ?

Aerts : Zeker. Als we onze zinnen op een idee gezet hebben, zijn we er niet makkelijk van te overtuigen dat het niet haalbaar is, en ik al helemaal niet (lacht). We willen het publiek niet alleen ontroeren, maar het ook in een totaal andere wereld laten stappen.

Het gezelschap is sinds 2013 vast verbonden aan Het Toneelhuis. Had dat gevolgen voor jullie artistieke vrijheid ?

Aerts : Er werd weleens opgemerkt dat we onze ziel verkochten en te snel weggingen uit de marge, maar voor ons was het juist een manier om op een professionele manier de producties te maken die we voor ogen hadden. Toen Het Toneelhuis ons het voorstel deed, waren we zelf trouwens op onze hoede. Dat was echter nergens voor nodig : Het Toneelhuis wist precies waar we voor stonden en wilde daar absoluut niets aan veranderen. Het enige verschil met vroeger is dat we onszelf nu kunnen betalen voor ons werk, terwijl we dat geld vroeger in ons volgende productie staken. Verder moet alles wat we doen nu gezekerd, verzekerd en gecheckt zijn. Op een zelfgebouwde kraan kruipen of aan een zelfgebouwd benjisysteem gaan hangen is er niet meer bij, en dat is maar goed ook. Niemand kan het lot eindeloos tarten, op een bepaald moment is je geluk op.

Blijven jullie in de toekomst theater en film combineren ?

Aerts : Ik word dingen heel snel beu. Na een film snak ik ernaar om weer iets in het theater te doen en omgekeerd – vraag me dus niet om te kiezen.

Vermeir : Ik heb er altijd van gehouden om het leven te laten komen zoals het komt. Wellicht heb ik daardoor ook een grillig parcours gevolgd – ik was zelfs nog duikinstructeur in de tropen. Spijt heb ik daar niet van. Ik heb altijd dingen gedaan die ik graag deed, ik heb me altijd gestimuleerd gevoeld : dat is het enige dat telt.

Belgica draait vanaf deze week in de bioscoop. Info : www.belgicadefilm.be.

Door Wim Denolf & Foto Fred Debrock & Styling Francis Boesmans

“De feestneuzen in mijn omgeving vallen in twee groepen uiteen : zij die hun shit min of meer bij elkaar krijgen, en anderen die van geen ophouden weten” Tom Vermeir

“Voor mij is er niets mooier dan dingen van schoonheid te creëren met mensen die je beste vrienden zijn” Stef Aerts

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content